Spring naar de content

Fasseur zal de zaak niet vernachelen

Als ambtenaar was Cees Fasseur al de man van de gevoelige dossiers, in staat om opgewonden partijen te kalmeren. Nu speelt hij, als dé historicus van het Koninklijk Huis, opnieuw de rol van verzoener. Maar er is ook kritiek. ‘Fasseur heeft de natuurlijke neiging zaken goed te praten.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bas Paternotte

Misschien is Cees Fasseur (Balikpapan, Borneo, 11 december 1938) wel de invloedrijkste historicus van Nederland. En niet tot genoegen van al zijn collega’s. Hij heeft een indrukwekkende staat van dienst. Na zijn studies geschiedenis en rechten in Leiden gaat Fasseur aan de slag op het ministerie van Justitie en deelt hij een werkkamer met Dries van Agt. Later redt ambtenaar Fasseur Van Agt als die zich als minister van Justitie in 1976 in de Tweede Kamer moet verdedigen vanwege de vlucht van oorlogsmisdadiger Pieter Menten. “Hij had briljante ideeën om de Kamer gerust te stellen,” zal Van Agt daar later over zeggen.

Eind jaren zestig heeft Fasseur al een neus voor moeilijke, gevoelige dossiers. Zo schrijft hij de Excessennota, die handelt over het optreden van het Nederlandse leger tijdens de politionele acties. De term ‘oorlogsmisdaden’ wil hij niet gebruiken, volgens sommigen onder druk van de regering. Ook houdt Fasseur zich bezig met de abortus- en de politiewet. Hij is overduidelijk een man die weet om te gaan met gevoelige en vertrouwelijke informatie. Fasseur neemt enkele jaren zitting in de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD), de organisatie die de inlichtingendiensten in het oog houdt. Ook zetelt hij in de recent geruchtmakende commissie- Davids, die onderzoek deed naar de aanloop van de Amerikaanse inval in Irak en de Nederlandse betrokkenheid daarbij.

Begin jaren negentig zoekt de regering een historicus die een biografie over koningin Wilhelmina wil en kan schrijven. De keus valt op Fasseur. Hij krijgt als enige historicus inzage in de privécorrespondentie van Wilhelmina. Die brieven liggen niet in een openbaar archief maar in het privé-archief van de Oranjes, het Koninklijk Huisarchief (KHA). Een archief dat voor andere historici doorgaans gesloten blijft. Na de publicatie valt hem vooral lof ten deel, ook al is er kritiek op de manier waarop hij de kennis van Wilhelmina over de jodenvervolging beschrijft.


De kritiek wordt feller wanneer Fasseur in 2008 een boek publiceert over de Greet Hofmans-affaire: Juliana & Bernhard. Het verhaal van een huwelijk. De jaren 1936-1956.

In dat boek staat de periode centraal waarin gebedsgenezeres Greet Hofmans aan het hof verscheen en grote invloed uitoefende op de zweverige Juliana, met een zeven jaar durende huwelijkscrisis als gevolg. Het kloeke boekwerk bevat ook het rapport van de commissie-Beel, die onderzoek had gedaan naar de kwestie. Een rapport dat tot dat moment verboden terrein was voor onderzoekers. De kritiek van collega-historici is tweeledig. Allereerst: de bronnen van Fasseur zijn niet verifieerbaar, en ten tweede: de rol van prins Bernhard wordt goedgepraat. Hans Daalder, die in 2006 Drees en Soestdijk. De zaak-Hofmans en andere crises publiceerde, zegt bij de verschijning van Fasseurs boek over dat laatste: “Fasseur stelt het voor alsof Bernhard niet anders kon dan de publiciteit zoeken. Maar was de situatie, staatsrechtelijk gezien, in 1956 echt zo ernstig?” Historicus Lambert Giebels maakte eerder zelfs een gang naar de rechter om het rapport van de commissie- Beel in handen te krijgen, maar kreeg nul op het rekest. Dat verklaart wellicht waarom hij Fasseurs boek kenschetst als ‘een goed geschreven en goed gedocumenteerde huwelijksroman’. Eerder zegt diezelfde Giebels over de keus voor Fasseur: “Waarschijnlijk kan Fasseur beter met mes en vork eten. Het is volstrekt belachelijk dat het archief niet wordt opengesteld voor alle geïnteresseerden. Ze hadden een stapel kopieën moeten maken en die moeten uitdelen.”

Fasseur verwijst in de noten van zijn boek keurig naar de stukken uit het koninklijke archief, maar dat is natuurlijk zinloos – het archief is inmiddels weer gesloten en daar is weinig aan te doen. Immers, een privéarchief is een privéarchief en dan bevat het, als we premier Balkenende op zijn woord geloven, geen afgedwaalde stukken. Dat wil zeggen: stukken die vanwege hun publieke betekenis in het Nationaal Archief thuishoren. De premier schreef dit in 2005 aan de Kamer naar aanleiding van de aanvaarde motie-Kalsbeek, die de regering verzocht alle stukken die op het functioneren van het staatshoofdbetrekking hebben, van het KHA naar het Nationaal Archief over te brengen. Kalsbeek noemt concreet het rapport-Beel over de Hofmans-affaire, en de correspondentie tussen Juliana en Bernhard en president Kennedy over de kwestie-Nieuw Guinea. Die laatste brieven blijken echter al in het Nationaal Archief te zitten.


De bedachtzame Fasseur laat de kritiek doorgaans minzaam van zich afglijden. Maar er zijn ook momenten dat hij met ongekende vinnigheid uit de hoek kan komen, en zich met dedain tot zijn critici richt. Zo ontwaart hij in de kritiek op zijn boek een ‘feministisch complot van linkse muggenzifters’. De historicus doelt in een interview eind 2008 in De Telegraaf op de kritiek van Elsbeth Etty, Anet Bleich en Hanneke Groenteman. De drie leveren, onafhankelijk van elkaar, kritiek op Juliana & Bernhard en verwijten Fasseur dat hij partij trekt voor prins Bernhard en de bedrogen Juliana links laat liggen. Etty stelt dat ‘als Bernhard oprecht was geweest en respect had getoond voor de innerlijke conflicten van zijn vrouw en voor haar onorthodoxe geloofsbeleving, er nooit van een Hofmans-affaire sprake zou zijn geweest.’ Bleich vult die kritiek in haar recensie in de Volkskrant aan met: “Want het was de prins-gemaal die het niet kon verdragen dat er vraagtekens werden gezet bij zijn wens om ongestoord de wereld rond te reizen, al zuipend en neukend.” De rol van Groenteman is klein – zij steunt Etty met korte stukjes op haar website. Volgens de dames is van een complot geen sprake. Etty: “Ik heb niet gesproken met Groenteman en Bleich, ik was in New York toen ik de drukproeven las.” Het geeft wel aan hoe Fasseur omgaat met kritiek. Hij ontkent later overigens dat hij het woord ‘complot’ heeft gebruikt; het was de woordkeus geweest van de ‘koppenmaker’ van de krant van wakker Nederland.

Maar het blijft rommelen rond Fasseur. Meest recente tegenstanders van het leidend voorwerp zijn de historicus Harry Veenendaal en journalist Jort Kelder. Zij presenteerden eind vorig jaar ZKH. Hoog spel aan het hof van Zijne Koninklijke Hoogheid, waarin ze betogen dat Bernhard in de jaren vijftig een staatsgreep in Indonesië hielp voorbereiden en hoopte te worden uitgeroepen tot viceroy – onderkoning – van de Indische archipel. Volgens Fasseur is het een bekend ‘verhaal’ en niet meer dan dat; er zijn volgens hem geen bewijzen voor te vinden. Ook Veenendaal en Kelder beschuldigen Fasseur ervan dat hij een te positief beeld schetst van Bernhard. Spil in deze discussie vormen de dagboeken van voormalig kamerheer Gerrie van Maasdijk. Zowel Fasseur als Veenendaal en Kelder hebben daar gebruik van gemaakt, maar komen tot tegengestelde conclusies. De nabestaanden van Van Maasdijk hebben Fasseur zelfs aangeklaagd wegens smaad omdat hij hun familielid een ‘onruststoker’ noemt. En zo is het aan de lezer om te bepalen wat nou de waarheid is en wat niet.


Er is dus veel kritiek op de werkwijze van Fasseur, maar er is ook lof. Of beter gezegd: begrip. Roger Vleugels heeft een eigen adviesbureau gericht op openbaarheid van bestuur, met als specialisatie inlichtingendiensten. Al jaren ondersteunt hij journalisten die aanspraak maken op de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). “Een historicus die toegang krijgt tot niet openbare bronnen kan een beter product maken dan zijn collega’s die die toegang niet hebben. Dat is een feit.” Vleugels maakt een vergelijking met Loe de Jong die Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog schreef. ‘Die werd een eigenhuis-schrijver genoemd. Zijn werk werd gefaciliteerd door de Nederlandse overheid. Daardoor had hij wel toegang tot een enorme hoop bronnen. Ik vind het belangrijk dat er dergelijke historici zijn. Zij hebben bronnen die voor anderen ontoegankelijk blijven. En schrijven daar over. Anders blijft het allemaal achter gesloten deuren.’ Maar maakt Fasseur geen vieze handen met zijn werkwijze? Vleugels: “Als ik voor een cliënt inzage krijg in een AIVD-dossier, maak ik ook vieze handen. Dat komt omdat er een kans bestaat dat ik niet alle informatie krijg. Maar zo werken die dingen. Het ware natuurlijk beter als alle bronnen openbaar waren.” Vleugels vindt wel dat de onderzoeker voldoende verantwoording moet afleggen. “Ik heb de indruk dat Fasseur dat doet.”

Het boek Juliana en Bernhard is geen volledige biografie. Het handelt over de jaren 1936-1956, gaat specifiek over de Greet Hofmans-affaire en is ‘het verhaal van een huwelijk’. Een constatering die ook premier Jan Peter Balkenende uitsprak op de dag van publicatie. Daarnaast kreeg Fasseur volgens Balkenende toegang tot het Koninklijk Huisarchief om te voorkomen dat er een incompleet beeld zou worden geschetst. “Dit opdat een gedegen studie van de hand van een gezaghebbend wetenschapper zou kunnen verschijnen. Een studie die recht doet aan het verleden, ook de minder mooie kanten ervan.” Fasseur schrijft in zijn voorwoord zelf: “De bestuurder van de stichting waaronder het Koninklijk Huisarchief valt, koningin Beatrix, was daarom in de zomer van 2005 bereid medewerking te verlenen aan het boek dat ik wilde schrijven. Vrijelijk, dus zonder voorbehoud, zou ik gebruik kunnen maken van het in het Koninklijk Huisarchief voorhanden materiaal (-).” Om daar aan toe te voegen dat koningin Beatrix zich ook bereid toonde ‘mij mondeling enkele inlichtingen te verstrekken.’


Is het daarmee gerechtvaardigd om te zeggen dat Fasseur en zijn boeken een verlengstuk zijn van het Koninklijk Huis? Is hij echt de ‘historicus van Oranje’? Volgens Koninklijk Huis-deskundige Marc van der Linden valt dat mee. “De koningin heeft een zéér kleine vriendenkring en Fasseur behoort daar niet toe. Ik heb wel de indruk dat hij een bruikbare wetenschapper is voor de Oranjes. Fasseur heeft de natuurlijke neiging zaken goed te praten.” Zelf zegt Fasseur in een interview met de Volkskrant in 2008 over de vraag waarom de keuze op hem is gevallen: “Mijn inschatting is dat de koninklijke familie van mij denkt dat ik haar geen loer zal draaien. Ik zal de zaak niet vernachelen. Dat vertrouwen zal een rol spelen, denk ik.”

Roger Vleugels vergelijkt de discussie over Fasseur met de piramides van Gizeh. “Daar zijn we al 150 jaar mee bezig. De eerste onderzoekers vonden gangen, daarna bleken dat luchtkanalen te zijn. Weer anderen vonden een grafkamer die van de farao zou zijn, enkele jaren later werd een andere grafkamer gevonden die aan diezelfde farao werd toegeschreven. Zo werkt het achterhalen van de waarheid – verschillende meningen en conclusies, maar allemaal over dezelfde piramide. Onderzoekers komen meer te weten naarmate de tijd vordert. En de geheimen van de piramides zijn nog steeds niet volledig ontsloten. Fasseur heeft nu kennis van een deel van het inwendige van het Koninklijk Huis. Gelijk zijn voorgangers in de piramide heeft hij nu de eerste gangen in kaart gebracht, en roept hij wellicht iets te hard halleluja.”

Onderwerpen