Spring naar de content

Weg uit Wassenaar

Thom Hoffman (1957) is acteur en fotograaf. Momenteel speelt hij een hoofdrol in de musical Chicago. Hij groeide op in Wassenaar.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Matt Dings

Het toneel-, film- en televisiepubliek kent hem als Thom Hoffman, de naam die hij al sinds het begin van zijn artistieke loopbaan voert, maar hij kwam ter wereld als Thomas Ancion, zoon van een tandarts en diens vrouw te Wassenaar. Hoffman mag een beetje Duits klinken, Ancion wat Frans en Wassenaar erg Hollands, eigenlijk voeren de roots van de acteur terug naar Nederlands-Indië. Daar kwam zijn grootmoeder vandaan, een Sumatraanse halfbloed die getrouwd was met een Nederlandse man. Zijn vader bracht er zijn prilste kinderjaren door, tot ze als vroege repatrianten in de jaren dertig naar Nederland verhuisden.

Thom was als kind vaak bij zijn grootmoeder over de vloer, in een huis vol herinneringen aan Indië, een droomwereldje van tropisch houtsnijwerk, batik, ikat-gordijnen en een grote bronzen tijger voor het raam, en bladerde graag door haar vele boeken met kiekjes uit Sumatra. Een enorm tijgervel, naar het heette een jachttrofee van opa, hing thuis boven zijn jongensbed, compleet met een kop met opengesperde muil waarin het tandvlees natuurgetrouw roze was geverfd. Zonder dat hij nou dweepte met tempo doeloe, bleek Indië wel een terugkerend thema voor Thom Hoffman. In zijn pubertijd werd hij geraakt door De stille kracht, een tv-serie die hem intrigeerde door de sfeer van authenticiteit en mysterie, en niet minder door de blote Pleuni Touw. Toen hij na zijn eerste filmrol in 1981 wat geld had, reisde hij naar Indonesië, waar hij een maand in z’n eentje rondtrok. En vorig jaar mocht hij zijn fascinatie voor het onderwerp nog eens uitdiepen in een gasthoogleraarschap aan de Universiteit van Tilburg.


Voor vader Ancion was de Indische komaf helemaal geen thema. Hij studeerde en werd tandarts; daarnaast voerde zijn carrière in de hockeysport hem naar het Nederlandse elftal en een zilveren olympische plak. Zoon Thom vond die medaille indrukwekkend. “Het maakte mij ambitieus. Ik wilde later ook grote dingen bereiken. Het knokken, aanpakken en proberen de beste te zijn, dat heb ik van mijn vader.”

Toen vader ophield als speler, ging hij verder als bestuurder en coach. De sport bracht hem geregeld naar het buitenland, zodat thuis vaak klonk: papa zit in Mexico, papa zit in Pakistan. Moeder ging nogal eens mee en trok ook op eigen houtje regelmatig de wereld in. Zo kwamen er veel boeken met reisfoto’s het huis binnen. Thom Hoffman heeft zijn reislust dus van geen vreemde, zoals hij in eigen omgeving ook al vroeg op het spoor van de fotografie kwam. Ook werd hij een behoorlijk goede hockeyer en tennisser.

Een andere erfelijke eigenschap is zijn politieke en maatschappelijke interesse. Thuis werd vroeger met het mes op tafel over het wereldgebeuren gediscussieerd, waarbij de ouders graag de rechterflank van het politieke spectrum betrokken en zoon Thom de progressieve geest van de sixties belichaamde. Samen met zijn oudere broer werd hij lid van de VPRO, zodat er behalve het TrosKompas de VPRO GIDS in de bus viel. Op zondagavond werd er oorlog gevoerd over de vraag of er naar Barend Servet dan wel naar The Onedin Line werd gekeken. “Het generatieconflict werd bij ons thuis heftig en met plezier uitgevochten,” zegt Thom Hoffman. “Mijn ouders schaften uiteindelijk maar een tweede televisie voor ons aan, waardoor die rotjongens tenminste hun mond hielden.”


Zijn rebellie uitte zich verder doordat hij optrok met een groepje dat graag de boel op stelten zette en waartoe ook Theo van Gogh behoorde. Onder jongeren ging in die tijd het Rode Boekje voor scholieren rond, een progressief bijbel-tje dat aanspoorde tot opstand en waarin de beduimeldste pagina’s over opwin- dende zaken als orale seks en soloseks gingen.

Zelf was hij op school niet erg dwars, maar dat kwam doordat het Wassenaars Lyceum nogal progressief was, veel werk maakte van creativiteit en boeiende docenten telde – met sommige leraren onderhoudt Hoffman nog steeds contact. “In die witte enclave van ons kon je je culturele honger goed stillen,” zegt hij. “En dat hebben we ook gedaan.”

Die honger kon hij ook thuis stillen.

Op zijn veertiende pikte hij zijn eerste Reves uit de boekenkast van zijn moeder, een fervent lezeres, en herkende in de zoektochten en onzekerheden van de schrijver veel van zijn eigen puberale buien van eenzaamheid en emotionaliteit. Theo van Gogh had dat eveneens; ze lazen elkaar veel van Reve voor. Moeder Ancion draaide ook veel klassieke muziek. Ze was verliefd op componist, dirigent en pianist Leonard Bernstein; hij weet nog hoe fabelachtig de Amerikaan op tv kon vertellen over de schoonheid van muziek.

Door rollen in het schooltoneel wist hij dat hij acteur wilde worden, iemand als Freek de Jonge of Herman van Veen. Het toelatingsexamen op de toneelschool van Maastricht leverde hem echter een lijst met dertien minnen op. Hij probeerde nog twee theateropleidingen en werd ook daar afgewezen.

Een van zijn vroegere docenten schreef hem dat de mate waarin hij zich zou ontwikkelen direct afhankelijk was van de mate waarin hij zich zou kunnen losmaken van zijn ouderlijk milieu. En dat deed hij. Dan maar geen studie; hij ging de wereld in en linksom of rechtsom zou er wel iets gebeuren. Hij spoorde naar communistisch Polen om daar een theaterstage te volgen. Hij maakt een liftreis naar Finland. En hij ging in Amsterdam wonen, waar het vriendengroepje uit Wassenaar weer samenkwam. Ze gingen naar het Shaffy Theater, Roxy Music.


Hauser Orkater, de Nacht van de Poëzie en zeven keer per week naar de betere films van The Movies. Ze zouden zichzelf wel opleiden en de wereld wat laten zien.

Het was ook de tijd dat hij een nieuwe naam aannam. Een intuïtief en symbolisch besluit. Hij wou Wassenaar achter zich laten en zichzelf opnieuw uitvinden. De naamsverandering vergemakkelijkte de grote stap naar het acteren, naar een totaal ander leven dan dat van degelijke banen en geijkte paden dat in het milieu van zijn ouders usance was.

In 1981 speelde Thom Hoffman in de film Luger van Theo van Gogh. Vervolgens nodigde Paul Verhoeven hem uit voor een rol in De vierde man. Bij de première stond Thom Hoffman samen met zijn jeugdheld Gerard Reve op het podium van Tuschinski.

Onderwerpen