Spring naar de content

‘Mijn ouders waren hard voor mij’

Afgelopen jaar haalde bol.com een record-omzet van 268 miljoen. De succesformule voor de internetwinkel is bedacht door Daniel Ropers (1972), inmiddels algemeen directeur. Toch waren er tijden dat hij moest leuren met het bedrijf. ‘Dat ik toen niet open kon zijn, vond ik echt verschrikkelijk.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Vijfentwintig was ik toen ik als medewerker van McKinsey het businessplan voor bol.com schreef. Daarna heb ik onbetaald verlof genomen om bol.com in Nederland op te starten. En ook al ben ik nu sinds tien jaar algemeen directeur, ik heb toch niet het gevoel dat ik vastzit. Je zit vast op het moment dat niks beweegt. En het beweegt hier zo snel dat het telkens een uitdaging is om nog wel de goeie baas te zijn van zo’n snelgroeiend bedrijf. Voorlopig ga ik niet weg; het zou zomaar kunnen dat ik hier over tien jaar nog zit. Dan moet het wel zo zijn dat we met bol.com steeds nieuwe groeikansen ontdekken waardoor de uitdaging blijft.

Er waren momenten dat het superspannend was, de afgelopen jaren; de overname in 2002 was er zo een. Bertelsmann wilde van bol.com af. Ik moest als directeur nieuwe investeerders vinden, anders zou het bedrijf worden opgedoekt. Ik voelde me extreem verantwoordelijk voor mijn werknemers. Toen had ik voor de eerste en de laatste keer nachtmerries over mijn werk; dat de woedende familie van mijn werknemers aan mijn bed stond. En in alle kranten stonden negatieve teksten. Dat bol.com zou worden gesloten, dat het niks meer werd. Dat het knap was dat we het nog twee jaar hadden volgehouden terwijl iedereen wist dat e-commerce niks was. Dat soort teksten. En ondertussen werd er hier keihard doorgewerkt en hadden we een fantastisch jaar. Niemand heeft zijn baan opgezegd, ook omdat ik zei: we zijn een hartstikke goed bedrijf en het wordt echt niet moeilijk om het te verkopen. Daar geloofde ik ook in. Maar na verloop van tijd kreeg ik het gevoel dat het weleens verkeerd kon aflopen, omdat de zakenwereld geen geloof meer had in internetbedrijven. Dat ik toen niet open kon zijn, vond ik echt verschrikkelijk. Als de verkoop zou mislukken, zou iedereen op straat staan en konden ze me terecht het verwijt maken dat ik niet had gewaarschuwd.


Maar het lukte. De deal is getekend in een of ander achenebbisj hotel in Westfalen. De volgende dag ben ik naar huis gereden; Koninginnedag was het, ik ben met mijn kinderen door Utrecht gaan lopen. De zon scheen, ik was doodmoe en héél blij dat ik thuis was. Dat was wel het einde van een emotionele rollercoaster.

Dat we het afgelopen jaar 268 miljoen euro omzet hebben gehaald, twintig procent meer dan het jaar ervoor, hebben we binnen bol.com niet groot gevierd. Natuurlijk is het geweldig om voor een bedrijf te werken dat zoveel succes heeft. En dat bepaalt de werksfeer en de cultuur; er wordt vanuit een zelfverzekerde basishouding gedacht en gewerkt. Toch wordt de agenda meer beheerst door wat we allemaal nog willen dan dat we stilstaan bij wat er is bereikt. Daar moeten we ons echt toe dwingen. Zo’n groei is ook geen verrassing; je werkt er met 250 man aan en ziet dagelijks de resultaten. Eén keer waren we wel verrast: in 2006 was het doel 92 miljoen euro omzet te halen, dat werden er 107. Toen zijn we vier dagen naar New York geweest met alle medewerkers. Het is elke dag wel knokken hier, omdat de ambitie veel groter is dan onze middelen om die te realiseren. Op twee fronten ben je aan het vechten: de middelen steeds efficiënter inzetten én de middelen uitbreiden. Het is een permanente strijd om al die borden op stokjes steeds harder te laten draaien en er steeds meer borden bij te krijgen. Elke dag ga ik naar huis met het gevoel: jammer dat de dag voorbij is want er had nog zoveel meer gekund dat het zoveel beter had gemaakt. Maar dat gevoel kan ik parkeren. Ik denk dat ik al tien jaar dit bedrijf kan leiden omdat ik de lange lijst van dingen die ik nog meer had willen doen, kan loslaten. Als ik de deur achter me dichttrek, kan ik echt zeggen: “Ja, dat is een heel ernstig probleem, maar nu even niet.” Héél af en toe houdt iets me ‘s avonds nog bezig, maar dat is een uitzondering. Ik heb geen zin om werkproblemen mijn privétijd te laten beheersen; dan hou je het ook niet vol.


Ik ben gedreven omdat ik het goed wil doen, dat ik resultaat wil hebben. Die gedrevenheid komt deels door de angst om te verliezen. Mijn ouders hebben altijd gezegd: “Als je veel kunt, schept dat verplichtingen.” Onzekerheid hoort daarbij, want doe je wel genoeg om het maximale te bereiken? Dat houdt me vaak bezig, en dat hoort ook bij bol.com. Niet achteroverleunen, maar de verbeterkansen als verplichting zien om nóg meer te bereiken.

Ik kom uit een familie van zeer ambitieuze mensen. Mijn vader was op zijn 36ste hoogleraar genetica. En mijn moeder – zij is medisch sociologe – is misschien nog wel ambitieuzer dan mijn vader. Ze waren hard voor mij als het om ambitie ging. Ik kon heel makkelijk leren, dus op de basisschool heb ik me altijd verveeld. Maar op de middelbare school moest ik dingen uit mijn hoofd gaan leren en kwam het op discipline aan; toen ben ik bijna blijven zitten. Mijn ouders hebben toen elke dag gecontroleerd of ik mijn huiswerk had gedaan. Ik herinner me een avond dat ik tot elf uur met mijn moeder een biologieschriftje uit mijn hoofd heb zitten leren. Verschrikkelijk. Maar daardoor werden de vijven weer achten. Ik natuurlijk trots. Mijn ouders zeiden: zie je wel. En dat ik het niet op het laatste moment moest laten aankomen. Mijn ouders zijn best bijterig. Ze hebben wel altijd een heel goed evenwicht gehad tussen werk en privé, ze zijn enorm warm en sociaal. Mijn vader had een dixielandband, en sowieso was het huis altijd vol met vrienden. Ik sliep beter met harde muziek, omdat die band twee keer per week kwam repeteren. Een aanleiding om muziek te maken en ondertussen lekker te zuipen, zo’n lekkere jarenzeventigsfeer.


Balans vinden ben ik nog aan het leren. Ik werkte altijd met hoge pieken en diepe dalen: enorme energiebursts en dan ook een keer totaal uitgeteld op de bank liggen en geen boe of bah meer kunnen zeggen. Mijn vader zag dat en zei: “Daniel, het lijkt alsof je het leven benadert alsof het een sprint is. Dat is niet zo, het is een marathon. En alleen degene die een snelheid heeft waarbij hij het desnoods eeuwig volhoudt, die wint.” Dat vond ik zó mooi! Het was zo goed waargenomen en zo liefdevol. Er zat zo weinig opgestoken vingertje in; ik vond het een heel goed inzicht. Sindsdien ben ik minder gaan eten en meer gaan sporten. En heb ik ook besloten om lastige zaken nóg wat vaker van me af te laten glijden.