Spring naar de content

‘Ik ben écht veranderd’

Wie dacht dat hij zich na zijn politieke val voortaan gedeisd zou houden, heeft het mis. Hij zet zich in voor jongeren, schopt te pas en te onpas tegen zijn eigen PvdA aan en vond het volstrekt normaal om te solliciteren op de functie van burgemeester. 51 vrijpostige vragen aan Rob Oudkerk.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Ik zit hier niet tegenover de nieuwe burgemeester van Amsterdam.

“Zo is het.”

Teleurgesteld?

“Ik ben er nog niet uit. Ik vind Eberhard van der Laan een prima burgemeester, dus ik heb vrede met de keuze. Maar het betekent ook dat mijn droombaan nu aan mijn neus voorbij gaat. Zo gaat het in het leven.”

Dat klinkt nogal gelaten.

“Nee, het is meer een feit. Ik had heel graag bestuurd, daar is niets nieuws aan. Maar je wenst soms dingen die niet uitkomen. Oké, dat kan.”

Had u nou echt serieus gedacht dat u een kans maakte?

“Ik vind per definitie dat als er een competentieprofiel wordt gemaakt en je meent dat je eraan kunt voldoen, je het moet proberen. Maar goed, ik ben een realist in hart en nieren en ik wist heus wel dat mijn verleden, althans een stukje daarvan, roet in het eten kon gooien. Dat is ook gebeurd.”

Het is met dat verleden toch volstrekt zinloos om te solliciteren naar de baan van burgervader?

“Ik ben 25 jaar huisdokter geweest en heb geleerd mensen te waarderen om de mate waarin ze veranderen. Het staat iedereen vrij om de man die ik in 2004 was te veroordelen en op basis daarvan nog steeds een mening over mij te hebben, maar ik vind dat een teken van grote incompetentie. Oordelen over het verleden is het makkelijkste wat er is; dat wist ik als huisarts al.”

Des te pijnlijker dat juist die oordelen u nu parten spelen.

“Zeer, zeer pijnlijk. Ik vind het niet erg om nu geen burgemeester te zijn, maar het is wel heel naar dat mensen die ik al jaren ken in kranten en op tv een mening over mij communiceren, terwijl ze al zes jaar niet de moeite hebben genomen om eens te kijken of er bij mij misschien iets veranderd is.”


Hebt u het nu over mensen binnen de PvdA?

“Ik ga geen namen noemen, maar laten we het erop houden dat ik ze goed ken.”

Maar waarom zouden die mensen ervan uit moeten gaan dat u veranderd bent, zoals u beweert?

“Voor hetzelfde geld was ik inderdaad hetzelfde als in 2004. Dat had ook gekund. Maar het is niet zo. Ik ben écht veranderd.”

In welk opzicht dan?

“Als ik mezelf terugzie ten tijde van de Bijlmerenqute, zie ik iemand die enorm gejaagd was, steeds onaardiger werd, daadwerkelijk minder geïnteresseerd was en een heel groot ego had. Dat is wat ik bij enorm veel politici zie gebeuren. Ik had totaal geen zelfreflectie en een heel oppervlakkig leven, waardoor ik spanning moest afreageren. Hoe ik dat deed, is bekend.”

Is het niet wat makkelijk de politiek daar de schuld van te geven?

“Ik kan alleen maar mezelf de schuld geven. Maar als je het politiek goed doet en iedereen slaat je op je schouders, is het heel lastig om je staande te houden. Nog even en je gaat zelf geloven dat je geweldig bent. Dan gebeuren er gekke dingen.”

Maar ik vraag het opnieuw: in welk opzicht zit er nu een andere man tegenover me dan ik in 2004 zou hebben getroffen?

“Wat ik nu zoek en vind, is intimiteit. Ik heb weer een enorme interesse gekregen in wat anderen beweegt. Ik kan één ding heel goed, en dat is mensen beter maken. Niet zozeer als dokter, want een antibioticumkuur voorschrijven kun je binnen een week leren. Maar als mens kan ik anderen enthousiasmeren en ze van niveau a naar niveau b brengen. Ik ben een katalysator geworden.”


U klinkt nog steeds bepaald niet bescheiden.

“Ik vind gewoon dat ik dat heel goed kan. Waarom mag ik dat niet zeggen? Ik kan zo een lijst voor u maken van dingen die ik niet goed kan.”

Noem eens wat.

“Ik kon altijd slecht hoofd- van bijzaken onderscheiden. Mijn politiek assistent zei vroeger: ‘Robs prioriteiten? Dat zijn er vijftig. En als je kijkt naar de bijzaken, is het blaadje leeg.'”

Dat is nu niet meer zo?

“Dat is inmiddels veranderd, ja. Ik zal je vertellen waardoor. Mijn moeder zat in het verzet en heeft ongeveer zeshonderd joodse kinderen gered. Ze heeft ze onder het juk van de Duitsers vandaan gehaald, verstopt en gezorgd dat ze niet naar de concentratiekampen gingen. En weet je waar het leven van mijn moeder tot aan haar dood over ging? Over de zesduizend kinderen die ze niet heeft kunnen redden. Daar had ze slapeloze nachten van. Als u me vraagt in welk opzicht ik veranderd ben, denk ik dat ik me nu pas realiseer dat je vooral moet kijken naar wat je wél kunt en niet naar wat niet goed gaat. U kunt misschien de mooiste interviews ter wereld maken. Dat kan ik niet. Dat vind ik jammer, want ik had het graag gekund, maar zo is het nu eenmaal niet. Ik had ook dolgraag goede muziek willen maken. Mark Rutte heeft hier thuis op een avond piano gespeeld, zo mooi, ik wist niet wat ik hoorde. Het enige wat ik kan, is The House of the Rising Sun op de gitaar.”

Dat is wel te gek natuurlijk.

“Ja, maar verder kom ik niet. Daar zou ik heel chagrijnig van kunnen zijn, maar dan geniet ik niet meer als een vriendje van me wel zo mooi muziek kan maken.”


En die inzichten heeft u allemaal na 2004 gekregen?

“Tot die tijd had ik de rust niet voor dat soort gedachtes.”

De affaire-Oudkerk klinkt als een louterende ervaring.

“Dat was het ook. 2004 was een loutering. De affaire is verder trouwens, wat mij betreft, niet meer op de voorgrond aanwezig. Voor mij is-ie vergeten en vergeven. Voor een paar anderen helaas nog niet.”

Zo’n 15 miljoen anderen.

“Nee, dat is niet waar. Wat ik meemaak als ik over straat loop, is geweldig. Ik heb prachtige brieven gekregen van mensen die zeiden dat ze dolgraag wilden dat ik burgemeester zou worden. Daar loop ik niet mee te koop, dat houd ik liever voor mezelf. Maar het doet me goed. De waardering die ik krijg voor wat ik wel kan, is voor mij veel essentiëler dan de kleinzielige modder die soms over me wordt uitgestort.”

Lullig voor u als man van het volk dat we geen gekozen burgemeester hebben. Had u dan een kans gemaakt?

“Ja, wat moet ik nou zeggen? Ja? Nee? Ik weet niet?”

U maakt mij niet wijs dat u zich dat nooit heeft afgevraagd.

“Ik doe niet aan ‘als dit, dan dat’. We hebben in Nederland nu eenmaal geen gekozen burgemeester; dat is tegengehouden door de PvdA. Dat is overigens de enige keer geweest dat ik serieus heb overwogen mijn lidmaatschap op te zeggen. Het burgemeesterschap wordt politiek bekonkeld. Maar stond een burgemeester niet boven de partijen? Eberhard had gekozen moeten worden om zijn competenties – die hij overigens gelukkig heeft – en niet omdat hij van de PvdA is. Ik houd mijn hart vast. Krijgen wij straks een kabinet met de beste mensen of krijgen we politieke benoemingen? Het laatste, vrees ik. Het zou om de kwaliteit van mensen moeten gaan.”


Dan doen de partijen er dus niet meer toe.

“Doen ze ook niet. Ik denk dat er uiteindelijk in Nederland een tweepartijenstelsel overblijft: conservatief versus progressief. Laten we wel wezen: als Paars-plus er komt, hebben we over anderhalf jaar een premier met een blonde kuif. De VVD gaat na een tijd het kabinet opblazen, want ze zitten met drie linkse partijen. Ze zien hun kiezers wegslippen richting Wilders. Mark Rutte heeft nu al niet meer de kans om zich als krachtdadig bestuurder op te stellen.”

Wat had Rutte dan moeten doen?

“Voor 1 juli een kabinet formeren. ‘Mijn naam is Mark Rutte en dit zijn de mensen met wie ik het ga doen.’ Klaar.”

Dat klinkt wel erg simpel.

“Hij had het verschil kunnen maken. In Engeland was er in drie dagen een kabinet! En Wilders had sowieso in het kabinet gemoeten.”

De man die pleit voor de kopvoddentaks.

“Als er één iemand is die weet wat een flauwekul die kopvoddentaks is, dan is het Wilders. Maar ik zou zeggen: regeren. Dan zien we wat er van zijn plannen overblijft. Dat hele circus de afgelopen week, waarbij de VVD tegen de PVV zegt: ‘Het is uw schuld dat er een Paars kabinet komt.’ Ik herken mijn lieve Mark niet meer terug. Als hij nou ook al zo gaat doen als de rest…”

‘Mijn lieve Mark’?

“Ik heb Mark heel hoog zitten. In 2005 hebben we het Veere-beraad gehouden, een bijeenkomst met een aantal interessante mensen, onder wie Jort Kelder, Mark en mijzelf, waarbij we allemaal op schrift de vraag hebben beantwoord: ‘Wat zou ik doen als ik minister-president was?’ Wat Rutte toen antwoordde, staat nog op mijn laptop. Je zit er vijf minuten vandaan, al ga ik je niet precies zeggen wat hij zei. Maar over het politieke spel zei hij toen: ‘Dat wil ik niet meer!’ Doe het dan ook niet.”


Jullie wilden destijds een progressieve volkspartij oprichten, hè?

“Ja, en die had er ook moeten komen. Maar Mark zei: ‘Nee, ik ga binnen de VVD proberen mijn plannen te realiseren.’ Dat was een keuze die ik toen betreurde, omdat ik zelf al zag dat ik dat binnen de PvdA nooit zou kunnen. Ik heb er groot respect voor dat het Mark wel gelukt is om de grootste partij te worden. Hij heeft natuurlijk anderhalf jaar besteed aan de strijd met Rita Verdonk. Dat was verloren tijd, maar hij zit nu toch op de plek waar wij in 2005 van droomden. Sodeflikker, daar maak ik een diepe buiging voor.”

Maar intussen vindt u dat hij zijn macht nu uit handen geeft.

“Daarom zeg ik: ‘Kom op, Mark, maak er iets van.’ Straks komt Paars er en gaan we vier jaar stilstaan. Nederland wordt onbestuurbaar. Weet u wat de koningin had moeten doen? Die had moeten zeggen: ‘Geachte landgenoten, met deze verkiezingsuitslag kunnen wij niets.'”

Gaat u het maar mooi overdoen?

“Precies!”

Dan was de PVV echt de allergrootste geworden.

“Democratie is riskant. Een dictatuur is risicoloos. Ik heb in mijn baan als lector gezien dat Franse burgemeesters zeggen: ‘Op onze scholen wordt alleen nog maar gezond gegeten.'” Fluistert: “Ik vind dat wel overzichtelijk. Hier moet ik eindeloos overleggen met schoolbesturen om een beetje beter eten in de kantines te krijgen. In Frankrijk roept zo’n gekozen burgemeester: ‘Ongezonde dingen, dat doen we niet meer!’ Doe mij zo’n burgemeester.”

U pleit nu voor een dictatuur?


“Nee, heus niet. Af en toe een beetje verlicht despotisme zou wel kunnen helpen natuurlijk, al mag je dat in het openbaar niet zeggen. Uiteraard ben ik een onvoorstelbare aanhanger van de democratie, maar ik zie dat de mensen een grote afkeer van de politiek krijgen. Ik begrijp waarom.”

U beweert nu dat ons politieke stelsel op sterven na dood is. Dat klinkt wel erg dramatisch.

“Toch is het zo. Als arts heb je soms een terminaal zieke patiënt die je op het laatst toch nog maar een infuusje geeft om er wat nieuw leven in te blazen, maar eigenlijk weet je dat het geen zin heeft. Ik vraag me voor ons politieke stelsel af of actieve euthanasie niet een betere oplossing is. Maar ik hoop oprecht dat ik ongelijk heb en dat Mark het naoorlogse verschil gaat maken. Als hij dat doet, slik ik alles in wat ik net gezegd heb.”

Voelt u zich nog thuis bij de PvdA?

“Ik ben een sociaal-democraat in hart en nieren.”

De afgelopen jaren blinkt u anders vooral uit in heel veel kritiek leveren op die partij.

“Mijn beste vriendjes zijn degenen die mij het hardste geselen. Was sich liebt, das neckt sich.”

U bent in 2004 uitgekotst door diezelfde partij. Was dat soms ook een teken van liefde?

“Nee, maar ik houd ook niet van de PvdA. Dat heb ik nooit gedaan. Ik heb de sociaal-democratie lief. Daar betaal ik mijn contributie voor. Weet u wat ik zo lastig vind met zo’n partij? Het is altijd: eigen organisatie eerst.”

Dat klinkt eng.

“Dat is het ook. Ik ben directeur van de Jeugdfabriek en heb veel te maken met mensen in het onderwijs en jeugdorganisaties. Wij hebben nu een onderzoek gedaan om te kijken wat er de afgelopen jaren is gebeurd met de jongeren die door diverse instituties zijn begeleid. Ik mag de uitslagen nog niet bekendmaken, maar ik kan u wel zeggen: als ik schrik, moet er veel gebeurd zijn, want ik schrik niet zo snel. Wij zijn een institutioneel land geworden, waarbij maar één ding telt: eigen instituut eerst. Dat lijkt erg ‘op eigen volk eerst’, en ja, dat is eng.”


U bent zelf toch ook directeur van een instituut?

“Nee, ik ben directeur van een lege bv, wat een beetje belachelijk is, maar ik wil geen mensen in dienst. Ik wil op het moment dat er een probleem is allianties maken met mensen. Ik huur geen dienst of organisatie in, want daar denken ze alleen maar: what’s in it for me?”

Maar wat de PvdA betreft: u zegt kritiek te leveren uit liefde voor de partij.

“Net zoals Lodewijk Asscher en Eberhard van der Laan dat bijvoorbeeld doen.”

Het is voor een partij toch funest als de eigen kopstukken almaar roepen hoe beroerd het ervoor staat?

“Ik ken heel veel mensen die zich niet meer thuisvoelen bij de PvdA. Ik spreek me tenminste uit.”

Wat vinden ze daar binnen de partij van?

“De PvdA heeft een psychologie die in sommige psychiatrieboeken niet zou misstaan. Er zijn drie manieren om te reageren op negatieve kritiek. Eén: je gaat er tegenin. Dat doet de PvdA niet. Twee: je omarmt het. Doet de partij ook niet. En drie: je negeert het. Dat noemen wij in de psychiatrie magisch denken. Dat wordt door driejarige kinderen gedaan.”

En u maakt zich daar zelf zeker nooit schuldig aan?

“Tuurlijk wel. Ik heb in mijn leven veel te vaak ófwel gedaan of kritiek er niet was, óf ik ben er keihard tegenin gegaan. Nu probeer ik het te omarmen. Dat is niet makkelijk, want het is niet fijn om gekwetst te worden. Maar ik lees zo nu en dan kritiek op de PvdA, waarvan ik zeker weet dat ze op het bureau aan de Herengracht zeggen: ‘Jongens, dit is er gewoon even niet.'”

Dus al uw geroep is zinloos. Bent u gefrustreerd?


“Ach, aan frustratie heeft een mens niets. Zo is de politiek. Ik herinner me dat Sharon Dijksma haar eerste televisieoptreden in NOVA had. Ik kan je vertellen dat als je als politicus voor het eerst bij NOVA zit, je bloednerveus bent. Voor mijn eerste tv-optreden – ik werd geïnterviewd door Dieuwertje Blok – heb ik een week lang diarree gehad, kun je nagaan. Hoe dan ook: Sharon deed het heel leuk, en ik heb dat in een berichtje aan haar geschreven. Later vertelde ze me dat ik een van de weinigen was die iets hadden laten horen. Anderen waren jaloers en deden dus net of dat optreden er nooit geweest was. Daar heb ik van geleerd. Zo gaat het blijkbaar.”

Je leert wat af.

“Ik wil niet te filosofisch doen, maar het lijkt me straks het mooist dat ik me, als ik op mijn sterfbed lig, realiseer dat ik heb geleerd om te leren. En dat ik vervolgens natuurlijk nog steeds fouten maak, want tachtig jaar is best kort om alles onder de knie te krijgen.”

Heeft u ooit spijt gehad van uw politieke loopbaan?

“Néé. Als mij morgen een baan wordt aangeboden in de politiek, twijfel ik geen seconde. Ik heb een grote handicap: ik vind alles leuk.”

Dus die verlichte woorden over de man die tegenwoordig hoofd- van bijzaken kan onderscheiden, dat is eigenlijk allemaal onzin.

“Bij alles wat er op mijn pad komt, denk ik: wauw, daar ga ik me mee bemoeien. Dus ja, dat is wel een probleem. Toen ik politicus was, heb ik daarnaast altijd doorgewerkt als huisarts. En nu ben ik lector én directeur van de Jeugdfabriek. Als ik eraan denk dat ik één baan zou hebben… ik zou doodgaan.”

Waarom?


“Promiscuïteit in werk maakt je werk beter. Wat ik leer in mijn lectoraat, gebruik ik rechtstreeks in mijn werk bij de Jeugdfabriek.”

Dat is de positieve uitleg. Maar die promiscuïteit leidt ook tot vluchtigheid en vervlakking. Daar zegt u net van af te zijn.

“Jaja… dilemma… dilemma… wat dat betreft heeft die Bert van Marwijk, die altijd zo de nadruk legt op focussen, best gelijk.”

Klopt het dat u Jack de Vries na zijn aftreden een sms’je hebt gestuurd?

“Ja. Ik zeg niet wat daar in stond, maar we kwamen elkaar vlak daarna tegen en… nou ja, dat was een geweldige ontmoeting.”

Jullie begrepen elkaar uiteraard.

Lange stilte. “Ik weet zeker dat tienduizenden mannen hebben gedacht, toen ze de foto op de voorpagina van De Telegraaf zagen van Jack de Vries, met aan de ene kant zijn vrouw en aan de andere kant zijn maîtresse: dat wil ik ook. Weet je, het aanleggen met een ondergeschikte, zoals hij deed, zal niet slim geweest zijn. Maar het CDA is mooi wel Jack de Vries kwijt, een man met zo veel passie en visie. Wat zonde. Ik hoop met heel mijn hart dat Jack, nog voor wij met onze ogen hebben kunnen knipperen, terug in de politiek is, net als ik dat hoop voor Gerd Leers, die weg moest vanwege dat vakantiehuis in Bulgarije.”

Is een kabinet met Oudkerk, De Vries en Leers geen geinig idee?

“Geinig vind ik geen goed woord, maar we begrijpen elkaar wel. Gerd was de man die mij meteen een sms’je stuurde, toen Prem Radhakishun mij in De Wereld Draait Door persoonlijk aanviel op mijn verleden. Alleen al om die reden is een kabinet met de mens Leers of de mens De Vries, en heel misschien de mens Oudkerk, beslist geen gekke optie. Wij leven, ook in de politiek, te veel in een hyperige fakemaatschappij, waarin er weinig oog is voor de echte verlangens van mensen, of voor daadwerkelijke betrokkenheid. We maken fouten, maar aan de randen van het ravijn vind je de mooiste bloemen en de leukste mensen. En soms dondert iemand erin. Dat is mijzelf gebeurd en het is geen feestje, maar doodvallen doe je niet zo snel.”


Bent u dat ravijn inmiddels uit geklauterd?

“Nee, ik denk dat je er nooit helemaal uit komt. Ik heb er zo nu en dan nog steeds verdriet van. Wie na zoiets zegt nergens last meer van te hebben, liegt.”

Dus al die verhalen over loutering zijn grootspraak?

“Nee, dat niet. Ik ben het ravijn niet uit, dat zal wel nooit gebeuren, maar ik ben inmiddels op een ander plateau aanbeland. Een plateau waar het een stuk prettiger vertoeven is.”

Naam: Rob Oudkerk

Geboren: Amsterdam, 20 maart 1955

Carriere: In 1984 voltooit Oudkerk zijn studie geneeskunde, waarna hij zich specialiseert als huisarts. Daarnaast is hij vanaf 1990 hoofd van de Landelijke Huisartsen Vereniging. Van 1994 tot 2002 is Oudkerk lid van de Tweede Kamer voor de PvdA. Hij maakt onder meer deel uit van de commissie die onderzoek doet naar de Bijlmerramp. Van 2002 tot 2004 is hij wethouder in de gemeente Amsterdam. Op 10 januari 2004 schrijft Heleen van Royen in een column in Het Parool dat Oudkerk haar heeft verteld dat hij naar prostituees gaat. Als later bekend wordt dat hij de tippelzone op de Amsterdamse Theemsweg bezocht, waar heroïnehoeren werkten, zegt de fractie het vertrouwen in hem op en treedt hij af. Sinds 2007 is Oudkerk werkzaam als lector Leefstijlverandering aan de Haagse Hogeschool. Daarnaast is hij directeur van de Jeugdfabriek, een netwerkalliantie die zich bezighoudt met jeugdbeleid en jeugdzorg. In april dit jaar heeft Oudkerk te kennen gegeven dat hij burgemeester van Amsterdam wilde worden.