Spring naar de content

Wie regeert Nederland?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frans van Deijl
Afschaffing van de dividendbelasting (Shell, Unilever), een peperduur medicijn in het basispakket (Vertex), fiscale aftrek voor een obligatie (ING): Haagse lobby’s van multinationals zijn steeds succesvoller, zo lijkt het. Hoe slagen ze daarin? Danst de regering naar de pijpen van grote bedrijven? ‘Nederland is een klef lobbyland.’ PvdA-Kamerlid Henk Nijboer kan het zich nog goed herinneren: hoe twee lobbyisten van Shell, onder wie Robert Dencher, toenmalig hoofd regeringsrelaties Nederland, ergens medio april 2016 bij hem op de thee kwamen. Hun boodschap schoot de parlementariër volledig in het verkeerde keelgat. Een van de onderwerpen waarvoor de beide he- ren kwamen: beperking van de gasproductie in Groningen. Shell is voor vijftig procent eigenaar van de NAM, het bedrijf dat zich bezighoudt met de productie van aardgas in Nederland. Als de gaskraan in Groningen nog verder zou worden dichtgedraaid, zou er onvoldoende geld overblijven om de (verzakte) huizen en panden in de provincie op te knappen, waarschuwden de ‘oliemannetjes’. “Pure chantage,” fulmineert Nijboer. “De hoeveelheid gaswinning koppelen aan de steun voor reparatie van de getroffen woningen is ethisch gezien volstrekt onacceptabel. Ik snap niet hoe ze dit in hun hoofd haalden. Het bedrijf is verantwoordelijk voor de schade die het heeft aangericht. Ik heb ze bij kop en kont gepakt en mijn kamer uitgegooid.” Op zichzelf was de visite van de Shell-lobbyisten weinig opzienbarend. Brancheorganisaties, belangenverenigingen, ngo’s, bedrijven: allemaal hebben ze regelmatig contact met ambtenaren, Kamerleden en bewindslieden. Zeker in de aanloop naar nieuwe verkiezingen – het doel van Shells rondje langs Kamerleden in het voorjaar van 2016 was beïnvloeding van de verkiezingsprogramma’s voor de Kamerverkiezingen van maart 2017. Maar deze ontmoetingen vinden doorgaans plaats achter gesloten deuren. Dit is voer voor speculaties en argwaan en roept vragen op. Voorbeelden van opvallende lobbycampagnes waarbij bedrijven zijn betrokken gooien steevast olie op het vuur. Zo bleek in 2015 dat ING had meegeschreven aan een wet die banken een belastingvoordeel van 350 miljoen euro per jaar geeft op een nieuw type obligatie. Een langdurige lobby voor Orkambi, een medicijn tegen de taaislijmziekte, deed toenmalig minister van Volksgezondheid Schippers oktober vorig jaar op de valreep alsnog besluiten dit middel op te nemen in het basispakket. Motor achter deze campagne: de Amerikaanse farmaceut Vertex, de fabrikant van Orkambi. Maar de affaire die ongetwijfeld de meeste argwaan wekte, is ongetwijfeld het plan voor afschaffing van de dividendbelasting.Ditvoornemen,opgenomeninhet regeerakkoord, bleek mede ingegeven door een lobby van Shell, Unilever en VNO-NCW en zorgde voor veel consternatie. Temeer omdat er in geen van de verkiezingsprogramma’s van de vier coalitiepartijen over werd gerept. Hoe verloopt zo’n lobby? Hebben we hier te maken met incidenten? Of zijn deze voorbeelden exemplarisch en krijgt Nederland steeds meer trekjes van een corpocratie? Drie ervaringsdeskundigen komen aan het woord: Jack de Vries, staatssecretaris van Defensie in het kabinet-Balkenende IV, sinds 2011 directeur public a airs bij communicatieadviesbureau Hill+Knowlton Nederland; oud-VVD-Kamerlid René Leegte, directeur-eigenaar van Publieke Zaken, dat onder meer bedrijven helpt hun belangen op de politieke agenda te krijgen, en emeritus hoogleraar politicologie Rinus van Schendelen. Laatstgenoemde adviseerde tal van bedrijven en organisaties op het gebied van lobbyen en publiceerde verscheidene boeken over dit onderwerp, waaronder het in 2017 bij AUP verschenen Beïnvloeding in Nederland en Europa – Achter de schermen van belangengroepen. Allereerst de plannen voor afschaffing van de dividendbelasting. Daarmee is een bedrag gemoeid van ongeveer 1,4 miljard euro. Als het aan het kabinet ligt, wordt deze maatregel ergens in de loop van dit jaar van kracht. De plannen kwamen als een konijn uit de hoge hoed. Of beter gezegd: de #ophef over de plannen. Ja, er was gelobbyd voor het schrappen van de dividendbelasting. Shell deed dat al in april 2016 in de brief getiteld ‘Shell input Verkiezingsprogramma’s’ – hetzelfde epistel dat de twee lobbyisten bij zich hadden toen ze een maand later op tournee gingen langs verscheidene Kamerleden, onder wie Nijboer van de PvdA. ‘Schaf de dividendbelasting af’, want die ‘werkt marktverstorend en is nadelig voor de concurrentiepositie van Nederland’, opperde het Brits-Nederlandse concern. Eind maart 2017 toog VNO-NCW met zijn bucketlist naar informateur Edith Schippers. Ook de werkgeversorganisatie brak een lans voor afschaffing van de dividendtaks. Maar dat de regering er werk van wilde maken en dat de commotie zo groot werd, was voor velen een verrassing. Bij de publicatie van het regeerakkoord op 10 oktober vorig jaar was er nog hooguit sprake van enig gemor. Pas vier weken later, toen bekend werd dat bedrijven als Shell en Unilever bij premier Rutte hadden aangedrongen op de afschaffing, brak de publicitaire pleuris uit. Het kabinet was gezwicht voor het grote bedrijfsleven, dat had gedreigd Nederland te verlaten als de dividendbelasting niet van tafel zou gaan. De oppositie sprong er handig bovenop: wél 1,4 miljard euro voor het ‘grootkapitaal’, géén geld voor veel ‘meer urgente’ zaken als onderwijs, zorg en huisvesting. Er kwam zelfs een hoorzitting. Daarin gaven ook de multinationals zelf acte de présence – weliswaar niet met hun CEO’s (het bleef het nietige Nederland), maar met de lokale kopstukken. Van dreigementen was geen sprake geweest, reageerden dezen. Ze hadden slechts gewaarschuwd. Marjan van Loon, bestuursvoorzitter Shell Nederland: “U neemt uw besluiten, wij de onze. Rood en geel is al heel lang oranje. Ik hoop dat we het zo kunnen houden.” Opvallend ook was dat premier Rutte in het debat over de kwestie als kop van Jut fungeerde. Hij kreeg nagenoeg geen steun. Parlementariërs van coalitiepar- tijen, pensioenfondsen en andere beleggers, private equity, vakbonden: allemaal keken ze stoïcijns de andere kant op. Naar goed Haags gebruik: bij een om- streden voorstel is er geen afzender. Pijnlijk, vinden de lobbyexperts. “Deze hele operatie is communicatief en qua stakeholdermanagement buitengewoon slecht uitgevoerd,” aldus Jack de Vries. Deels een kwestie van tijdsdruk, meent de voormalige staatssecretaris. “De coalitiepartijen zijn tijden aan het onderhandelen. Dan ontstaat er een zekere haast: we moeten nu naar het bordes en aan het leuke deel van de poppetjes beginnen. Terwijl er eerst kritische reflectie moet plaatsvinden op wat je hebt uitonderhandeld. Desnoods bij focusgroepen. Je moet een communicatiestrategie bedenken, zeker voor de lastige onderwerpen. “Een van de dingen die je doet is op voorhand steunzenders organiseren,” vervolgt De Vries. “Wat zijn geloofwaardige spelers die dit zullen ondersteunen? Dat is niet gebeurd. Niemand was hierop voorbereid. Het kabinet stond er ineens in zijn eentje voor. Alle economen haakten af. De bedrijven stonden niet klaar, want die waren volgens mij zelf ook verrast. En het is niet in een bredere context geplaatst, zo van: dit leidt tot ex- tra mogelijkheden voor de economie. Bijvoorbeeld tot banen voor de werkende middenklasse. Als het even kan met cijfers onderbouwd.” De Vries vindt het merkwaardig dat het kabinet zich zo heeft verkeken op de impact van het plan, op het gebrek aan maatschappelijk draagvlak: “De burger, de consument, de kiezer is in the lead. Er is een groot wantrouwen ontstaan jegens overheid en bedrijfsleven. Een mooi voorbeeld daarvan was #pgbalarm. De oppositie was al weken bezig de coalitie ervan te overtuigen dat er een spoeddebat moest komen over het persoonsgebonden budget. Dat kwam er niet. Tot in een weekend die hashtag opdook en er een massabeweging ontstond waarmee je het Malieveld wel een paar keer zou kunnen vullen. Dat kan in Den Haag niemand zijn ontgaan.” Ook voormalig VVD-parlementariër Leegte (die van 2010 tot 2015 in de Tweede Kamer zat en toen opstapte vanwege het niet registreren van een nevenfunctie die raakte aan zijn portefeuille) en hoogleraar Van Schendelen zijn verbaasd over de inschattingsfout van Rutte III. ‘Een bananenschil’, zo kwalificeert Leegte de kwestie. “Het leek alsof Rutte er totaal door werd overvallen. Terwijl het onderwerp al tientallen jaren speelde. Dan weet je dus hoe gevoelig het ligt.” Volgens Leegte had de premier het plan beter moeten framen. “Koppel het bijvoorbeeld aan de Brexit. Dat je vreest voor de werkgelegenheid en een gelijk speelveld wilt – Groot-Brittannië kent geen dividendbelasting.” Daar is Van Schendelen het mee eens: “Je moet zorgen voor polyfonie: de boodschap moet meerstemmig binnenkomen, via verschillende kanalen. De kracht zit hem daarbij in de herhaling.” Het kabinet had ook beter kúnnen weten, benadrukt Leegte. “In Nederland vinden we bedrijven slecht, grote bedrijven helemaal. Belangenorganisaties, ngo’s, gemeenten: iedereen mag lobbyen, maar grote bedrijven niet. Die hebben geld genoeg. Terwijl we juist blij moeten zijn dat ondernemingen als Shell en Unilever meepraten. Hoe meer input politici en ambtenaren krijgen, hoe beter de wetgeving.” Maar al te vaak heeft nieuwe wetgeving onverwachte bijwerkingen, meent de voormalige volksvertegenwoordiger. Door bedrijven vroegtijdig mee te laten praten, kan dit mogelijk worden voorkomen. Hij geeft een actueel praktijkvoorbeeld: “De overheid wil een belasting op het verbranden van zuiveringsslib. Maar de as van dit residu bevat veel fosfaat. Dat is een strategische, schaarse grondstof. Ga je daar belasting over he en, dan wordt dit zuiveringsslib ergens anders voor gebruikt, bijvoorbeeld bij de productie van cement, en gaat de fosfaat verloren. Dus die belasting is maatschappelijk gezien niet zo’n goed idee.” Een goed voorbeeld, vindt De Vries. “De kunst in dit vak is om vanuit de maatschappelijke prioriteiten en de politieke behoeftes te kijken. Welke problemen verdienen een oplossing? Kun je vanuit het hoofd en het hart van die politici denken? Het gaat om het bouwen van coalities en alternatieven die politieke overtuigingskracht hebben. Dat is bij de afschaffing van de dividendbelasting niet gebeurd.” Hoe lobbyen grote bedrijven in Den Haag? Wat zijn de do’s en don’ts? En – allerbelangrijkst – hoe effectief zijn deze campagnes eigenlijk? Om met die eerste vraag te beginnen, die lobby loopt via drie kanalen: werkgeversorganisatie VNO- NCW, brancheverenigingen als de Nederlandse Vereniging van Banken, Bouwend Nederland en de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie, en individueel. Dat laatste is relatief duur, maar vaak noodzakelijk. Binnen werkgeversorganisaties en brancheverenigingen lopen de belangen van de leden lang niet altijd parallel. Om een voorbeeld te noemen: in de bouw staan grote en kleine aannemers nogal verschillend tegenover zzp’ers; de grote koesteren deze flexibele krachten, kleine hebben doorgaans meer vaste werknemers in dienst en vinden dat zzp’ers te veel voordelen genieten. Hoeveel lobbyisten grote bedrijven zelf in dienst hebben, is onduidelijk. Een ruwe schatting is wel mogelijk. De BVPA, de Beroepsvereniging voor Public Affairs, telt ruim zeshonderd leden. Daarvan zijn er zo’n tachtig in dienst bij grote bedrijven – ProRail, Essent en Rabobank spannen de kroon met respectievelijk zes, vier en vier leden. Maar meer dan een indicatie biedt dit niet. Hoe frequent deze belangenbehartigers bij politici aanschuiven is evenmin bekend. Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam deden er onlangs in opdracht van Vrij Nederland en Nieuwsuur een gooi naar. Ze turfden welke lobbyisten van welke organisaties en bedrijven de meeste ontmoetingen hadden met ministers. De Vereniging Nederlandse Gemeenten en VNO-NCW eindigden bovenaan. In de toptwintig stonden slechts twee bedrijven: NS en Rabobank met respectievelijk 1,5 procent en 0,9 procent van alle afspraken. Leuk voor statistici, maar zo’n onderzoek zegt niet veel, vindt De Vries. “Even iets regelen via bewindspersonen is een illusie. Beïnvloeden vraagt een goede timing en een lange adem. Je kunt beter beginnen bij ambtenaren en Kamerleden.” Dat laatste gebeurt niet altijd. Soms kiezen lobbyisten toch voor de shortcut. Maar dat wordt niet altijd op prijs gesteld. Een goed voorbeeld is dat van Ben Bot, voormalig topambtenaar en minister van Buitenlandse Zaken, tegenwoordig lobbyist en partner bij Meines Holla. In zijn hoedanigheid als voorzitter van de Wereldomroep en het Nederlands Instituut voor Meerpartijendemocratie had hij in 2014 een afspraak met toenmalig minister van Buitenlandse Handel Lilianne Ploumen. Tijdens die ontmoeting pleitte hij voor een verklaring van geen bezwaar voor de export van marineschepen door Damen Shipyards, een van zijn klanten. Ploumen was daarvan bepaald niet gediend. Begrijpelijk, vindt Leegte: “Wat Bot deed was wel heel erg old school. Je moet altijd helder zijn over je intenties.” De handelwijze van Bot botst ook met het protocol van de BVPA. Een van de belangrijkste gedragsregels is dat lobbyisten altijd duidelijk moeten maken namens wie zij opereren en welk belang zij behartigen. Maar Meines Holla, gevestigd aan het Lange Voorhout, vroeger de lobbyavenue genoemd, is geen lid van de beroepsvereniging. Als staatssecretaris van Defensie was De Vries verantwoordelijk voor de werving en het materieel. Hoe opereerde híj destijds in dit spanningsveld? Vanwege de gevoeligheid heeft Defensie een speciale gedragsregel: oud-bewindslieden mogen tot twee jaar na het beëindigen van hun ambtstermijn niet lobbyen bij ambtenaren van dit departement – een regel die inmiddels geldt voor alle ministeries. NIFARP, de belangenvereniging van Nederlandse bedrijven die meewerken aan de JSF, is bijvoorbeeld klant bij Hill+Knowlton Nederland. Terwijl de politiek beladen aankoop van dit gevechtsvliegtuig ook nog voor veel tumult zorgde in de tijd (2007-2010) waarin hij staatssecretaris was. “De keuze voor de JSF was al gemaakt in 2002,” reageert De Vries. “In mijn tijd had ik vooral contact met de Nederlandse toeleveranciers. Met een helder doel: zo veel mogelijk werkgelegenheid binnenhalen. Ik vond het wel lastig toen we in 2009 de opdracht kregen om de kandidaten opnieuw met elkaar te vergelijken. Hoe groot zijn onze kansen? vroegen concurrenten dan. Het was algemeen bekend dat er bij Defensie vanaf het begin een sterke voorkeur was voor de JSF. Daar heb ik niet omheen gedraaid.” Wat is er verder not done voor lobbyisten van bedrijven? Een al te arrogante houding, vervolgt De Vries. “Zo van: ik kom jou weleens even uitleggen hoe de grotemensenwereld in elkaar zit. Je moet sympathie wekken, vertrouwen krijgen; je kunnen inleven.” Vermag een geslaagde lobby behalve transparantie over de intenties, draagvlak en een lange adem nog meer? “Goede timing,” vult Leegte aan. “Gedetailleerd weten wat er waar en wanneer ge- beurt op jouw werkterrein, ook in de politiek, zodat je tijdig kunt meesturen. Als iets landt in de Tweede Kamer, ben je al te laat.” Publieke Zaken, het in energie, klimaat en duurzaamheid gespecialiseerde bedrijf van René Leegte, maakt daar veel werk van. Vijf analisten volgen voor zo’n veertig klanten 24/7 alle berichtgeving op dit gebied – van kranten tot Kamerdebatten. De Vries heeft nog een tip: zorg voor maatwerk, geef alle stakeholders de juiste munitie om een voorstel binnen hun achterban te kunnen verkopen. Een goed voorbeeld vindt hij de kabinetsplannen voor een verbod op ongewenst reclamedrukwerk uit 2012. Drukkers en papierproducenten waren daar fel op tegen. Zij vormden samen een coalitie en schakelden Hill+Knowlton in voor de juiste lobbystrategie. De Vries: “Dan ga je kijken: welke argumenten passen bij welke politieke partij. Het raakt drukkers, productiemedewerkers, bezorgers; kortom, het kost veel laagbetaalde banen. Dat past bij de SP. Voor het mkb zijn folders zo’n beetje het enige effectieve middel voor pushmarketing: producten en diensten op een actieve manier aan de man brengen. Zeg je mkb, dan moet je bij de VVD zijn. GroenLinks kijkt naar het milieu. Daarom hebben we een alternatief bedacht voor de plastic verpakking. Dat is een hartstikke leuk en creatief proces.” De afgelopen jaren zijn er diverse plannen gesmeed om het Haagse lobbycircuit transparanter te maken. Bijvoorbeeld een ‘lobbyparagraaf’ bij nieuwe wetsvoorstellen (die beschrijft wie op welke onderdelen van het voorstel invloed heeft gehad), het tijdelijk lobbyverbod voor voormalige bewindslieden, het aan banden leggen van de mogelijkheid voor lobbyisten om zich vrijelijk te bewegen door het hele Tweede Kamergebouw, en het openbaren van alle agenda’s van ministers en staatssecretarissen. Een aantal departementen geeft aan deze nog niet officiële richtlijnen inmiddels gehoor. Een goede zaak, vindt Van Schendelen. “Een klef lobbyland,” zo kwalificeert hij Nederland, waarbij klef staat voor weinig transparant. “Weliswaar minder klef dan landen als Bulgarije en Roemenië, maar aanzienlijk kleffer dan de Europese Unie.” Daar denken De Vries en Leegte duidelijk anders over. “Een schoolvoorbeeld van ‘oplossing zoekt probleem’,” zo noemt De Vries de maatregelen. Volgens hem zijn er al genoeg voorschriften om excessen te voorkomen. Hij wijst op de gedragscode van de BVPA en het lobbyregister: wie toegang tot de Tweede Kamer wil, moet daarin te kennen geven voor wie hij lobbyt. Bovendien, meent Leegte, bieden strengere regels geen garantie. “Het staat iedereen vrij om ergens anders een afspraak te maken.” Volgens de oud-parlementariër werkt het tijdelijke lobbyverbod voor voormalige ministers en staatssecretarissen soms zelfs averechts. “Ik vind het kapitaalvernietiging. Van iemand als Camiel Eurlings (van 2007 tot 2010 minister van Verkeer en Waterstaat, in 2011 lid van de raad van bestuur van de KLM, vanaf 2013 als directeur, daar in 2014 door de raad van commissarissen ontslagen – red.) had de KLM nog veel profijt kunnen hebben. Al was het maar met het oog op nieuwe landingsrechten. Zijn netwerk was ijzersterk.” Maakt dit gebrek aan strenge regels de democratie niet kwetsbaar? Bestaat er geen gevaar dat multinationals als Shell, Unilever, Google en Facebook achter de schermen nationale regeringen steeds vaker als speelbal gebruiken? De Vries schudt zijn hoofd. Volgens hem illustreert het tumult over de afschaffing van de dividendbelasting juist dat ondernemingen alleen niets kunnen afdwingen. “Ooit had de kerk de meeste macht en ge- zag. Daarna, in de jaren zestig en zeventig, kregen we de maakbare samenleving, waarbij de overheid in het hoogste segment kwam. Vervolgens, met de no-nonsensepolitiek, de regering-Thatcher en de opkomst van het neoliberalisme, lag het primaat bij de markt, het bedrijfsleven. Nu ligt de macht bij de burger, de consument. Waarbij het vertrouwen in de overheid en het bedrijfsleven behoorlijk is afgenomen, zeker na de financiële crisis. Breed draagvlak creëren is belangrijker dan ooit. Zeker nu de Nederlandse politiek zo versnipperd is. Nederland was en blijft een coalitieland. Je kúnt hier geen invloed kopen.”

Onderwerpen