Spring naar de content

Over de overeenkomsten tussen voetbal- en politieke journalistiek

Feyenoord wenst geen interviews meer te doen met Voetbal International. Martijn Krabbendam, de zogeheten clubwatcher van het grootste voetbalblad van Nederland, zou ‘afspraken hebben geschonden’ van het ‘mediaprotocol’ van de club.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Edwin van Sas

Johan Derksen, tot vorig jaar hoofdredacteur van VI, was altijd duidelijk over de status van het blad. De voetballerij is een amusementsindustrie en journalistieke vrijheid bestaat er niet meer: wie een eredivisie-speler wil interviewen zal de tekst ter goedkeuring moeten voorleggen aan de club – vaak is vooral al besproken wat wel en niet aan bod zal komen en kritiek is uit den boze. In journalistenblaadje Villamedia verhaalde (freelance) VI-medewerker Iwan van Duren afgelopen maand nog over hoe moeilijk de discipline van de sportjournalistiek is: “Kritisch zijn, afstand houden en toch Robin van Persie strikken voor een interview. Dan moet je heel handig kunnen manoeuvreren.”

De oplossing van Feyenoord is nogal drastisch. De voorlichter van de club verdedigt het besluit door te stellen dat hij al maanden met VI en de journalist in gesprek is geweest ‘maar het niet heeft geholpen’. Zelf stelt Krabbendam over zijn excommunicatie: “Ik ben toch geen politiek verslaggever in Rusland, die je monddood moet maken.”

In de week waarin de Nederlandse mediaondernemer Derk Sauer door aanhoudende druk van de Russische politiek opstapte als directeur van het Russische mediabedrijf RBK, is zo’n vergelijking met het door censuur geplaagde land begrijpelijk. Maar Krabbendam vergeet dat in Nederland de Binnenhofjournalistiek ook onder druk staat van het mediabeleid van politieke partijen.

Een aantal voorbeelden: eind juni schreef NRC-redacteur Derk Stokmans dat Den Haag zich tot een amusementsindustrie ontwikkelde en noemde journalisten ‘de producenten van de politieke realityshow’. Er wordt afgestemd over welke onderwerpen er wordt gesproken, welke antwoorden op welke vragen worden gegeven en waar niet over mag worden gepraat, aldus Stokmans. Dat hij daarbij zelf werd gebruikt, daar maakt hij net als Derksen geen geheim van: “Ze (de politici – red.) bedenken van te voren met hun medewerkers welke spontane ontboezemingen ze aan de journalist in kwestie zullen geven. (–) Partijen houden ook profielen bij van journalisten. Kunnen ze een voorpagina claimen, of zendtijd? Zijn ze geïnteresseerd in ‘het spel of de knikkers, dus willen ze roddels of beleid? Ambitieuze journalisten werken zelf ook aan het perfectioneren van dat profiel. Want als een politicus weet wat hij aan je heeft, dan is aanvoer van het door jou gewenste ‘nieuws’ verzekerd.”

Een dag eerder deed een andere Haagse NRC-redacteur, Tom-Jan Meeus, al een duit in hetzelfde zakje – hij luidde de noodklok, zo u wil. Politiek is ‘message control’ geworden, interviews zijn letterlijk niet meer dan advertenties, aldus Meeus. Als voorbeeld wordt minister Kamp aangehaald die voor slechts enkele media beschikbaar was om over de aardbevingen te spreken omdat anders de ‘kernboodschap vertroebeld raakt’. Ofwel: wie kritische vragen gaat stellen en Kamp in verlegenheid brengt komt niet in aanmerking.

Zelfs de politieke reconstructies die veelvuldig in kranten verschijnen, zijn volgens Meeus niet betrouwbaar meer. De (anonieme) anekdotes die journalisten worden toevertrouwd zijn op elkaar afgestemd, wederom message control dus. In een artikel op deze site reconstrueerde ik op basis van uitspraken van Paul Jansen, chef politiek van De Telegraaf die zeer binnenkort zal starten als hoofdredacteur van de krant, hoe (niet alleen) zijn krant schaamteloos wordt gebruikt om te framen in ruil voor het lekken van informatie of scoops.

Voor vergelijkingen tussen voetbal- en politieke journalistiek hoeft Krabbendam de volgende keer niet naar Rusland te verwijzen.