Spring naar de content

Cristiano Ronaldo staat op acht zetels (tegelijk!)

We hadden een nieuw huis. We woonden er nog niet, maar de vriendin was er met geen brandalarm weg te krijgen. Steeds opnieuw bekeek ze de verschillende “verdiepingen” (nieuw voor ons, gelaagd wonen) en besnuffelde het roomwitte badkamerplafond. Daarna liep ze naar het raam, van waaruit je ons oude (lees: huidige) huis live kon zien afbrokkelen, wees en riep: ‘Waar is die schim-mel!’
En ik: ‘Daar is die schim-mel!’
Gezelligheid. En dan werd het ook nog lente. Als het er met de wereld niet zo bedroevend voor stond, dan… – ach fuck de wereld, laat ons ook eens vrolijk zijn.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

En toen ging de bel. Acute paniek.
‘Wat nu?’ vroeg de vriendin nerveus.
Ik antwoordde door een beetje wit om de neus te worden. Niet dat we iemand verwachtten, maar juist omdat we niemand verwachtten. Daar stonden we, in de hal (nog zo’n vers concept – te gek, een hal, ‘hall’ noemen we hem vooralsnog, bekend van de ‘schop onder je’), twee bange burgers, eyes on the prize – in dit geval een telefoon naast de voordeur waarmee we ‘mensen naar binnen konden bliepen’, zoals de verkoper ons wervend had voorgedaan, een demonstratie waarna wij verdwenen in een Josef K.-iaans hutje-bij-mutjeproces dat ze hypotheekaanvraag noemen.
Goed, de deurbel.
‘Zouden we degene die aanbelt niet moeten kunnen zien?’ vroeg de vriendin. Ze wees op een schermpje, waarop precies niets te zien was.
‘Misschien doet-ie het niet,’ opperde ik.
‘Over ‘verborgen gebreken’ gesproken,’ antwoordde zij. ‘Nou, wat te doen?’
‘Openmaken,’ zei ik.
‘Wat als het de Hells Angels zijn, die verhaal komen halen over een ten onrechte aan jou toegeschreven flutstuk?’
‘Wat als het iemand is die ons heel veel geld wil geven?’ Mijn vaste tegenwerping.
De vriendin knikte, denkend aan onze kakelverse woning zag zij plots brede financiële verplichtingen steeds sneller door oneindig laagland gaan, en bliepte de geheime bezoeker binnen.

‘Woef woef,’ zei Cristiano Ronaldo

Drie minuten later pruttelde ons nieuwe koffiezetapparaat (dat de scharrelbonen eerst liefdevol uitkleed en zachtjes maalt alvorens er zo elegant mogelijk koffie uit te persen) en begon Cristiano Ronaldo aan een tweede ronde bio-koeken.
‘Democratie maakt hongerig,’ zei hij met volle mond.
Ik had hem eerst niet herkend. Onze vriend de wereldvoetballer was al een tijd uit beeld, hij kwam niet meer onaangekondigd over de vloer en bovendien droeg hij ditmaal niet zijn werkkloffie – het maagdelijke wit van Real Madrid – maar een donkerblauw kostuum, een overhemd (maagdelijk wit, dat dan weer wel) en een mintgroene das. Het haar zat in wat je gerust een waterscheiding zou kunnen noemen.
Buiten scheen de zon en binnen zei Cristiano Ronaldo: ‘Waar is de vriendin?’
(De vriendin werkt sinds kort in Den Haag, waar ze schoolklassen en trosjes geïnteresseerde dagjesmensen educatief verantwoord over het Binnenhof drijft.)
‘Denk je dat ze iets voor mij kan betekenen?’
Ik zweeg even. Ik wist dat het geen kwestie van kunnen zou zijn, als wel van willen. En, zoals Freek Vonk zegt: ‘Willen is kunnen en kunnen is vaak niet meer dan een kudde Hunnen.’
Ik riep de vriendin. Die stond op het balkon ons uitzicht in te drinken. (Of: geduldig de komst van de Hell’s Angels af te wachten.)
‘Ik zal het anders zeggen,’ zei Cristiano Ronaldo, toen de vriendin er met muffe tegenzin bij was komen zitten. ‘Ik wil jullie stem.’
‘Ik ben De Kleine Zeemeermin niet,’ zei de vriendin, die bij voorkeur niemand onder ogen komt in haar verfoutfit – dus ook geen wereldsterren.
‘Nee. Ik bedoel 15 maart. De eindpeilingen.’
O God. Die 24-uurs Tros TV-show. Die ellendige zitverjaardag der democratie. Als je kon stemmen voor minder minder verkiezingsnieuws, dan kampeerden de vriendin en ik al een week voor het stemlokaal.
(We stemmen natuurlijk wel. Gek op grondrechten. Van oudsher stemmen we op de grootste wegkijker, maar dit keer lijkt er geen wegkijken aan: de halvegaren, ze zijn overal.)
‘Onze stem?’ vroeg ik.
Dat had ik beter niet kunnen doen. Er kwam een golf informatie over me heen, verdeeld in ontelbare druppeltjes Portugees, Engels en Nederlands. Als ik het me goed herinner, kwam het neer op: trap nergens in.
‘Waarin vooral niet?’ informeerde de vriendin.
‘In het partijkartel.’
Wij wisten niks van een partijkartel. Dat dat de kans dat wij er al in getrapt waren bepaald niet kleiner maakte, begrepen we ook wel.
‘Heb ik nou jullie stem of niet?’ vroeg Cristiano Ronaldo ongeduldig.
‘Begrijp ik nou goed dat we op jou kunnen stemmen?’
Cristiano liet zijn blik door de nog ongeverfde ruimte dwalen. ‘Wat is er met jullie meubels gebeurd?’ Het klonk alsof hij nu pas door had dat we bij gebrek aan stoelen alle drie in de vensterbank zaten.
‘We gaan verhuizen,’ verklaarde de vriendin.
‘Lijst 37,’ zei Cristiano Ronaldo.
‘Ben je lijstduwer?’
‘Ik duw, ik trek, ik kan alles.’ Hij begon omstandig een kieslijst open te vouwen, een beetje zoals generaals in films met stafkaarten doen, en prikte met een slanke pianovinger op een plek in een uithoek van het vel.
Verdomd, daar stond het. Lijst 37. Forum voor Peilloos Narcisme. De bovenste zes plaatsen waren vacant. Op nummer 7 stond: C. Ronaldo, Utrecht.
‘Utrecht?’ zei de vriendin.
‘Daarom ben ik dus hier,’ zei Cristiano Ronaldo. ‘Ik heb jullie huis nodig. Even maar. Tot na de formatie.’
‘Frank,’ zei de vriendin. ‘Zeg er wat van.’

Dat was zondagmorgen.
Binnen het uur was de eerste cameraploeg al binnengebliept. Ze hadden zelf een piano meegenomen. Of Cristiano Ronaldo daar maar even op wilde gaan liggen.
‘Shirt uit?’ vroeg Cristiano.
‘Wat dacht jij,’ zei de regisseur, een jongen met een pet en beginnende borsten.
De vriendin, die zich bij de nieuwe buren had verschanst met een kop thee en een Valium, informeerde welke omroep het betrof.
‘Dat is onduidelijk,’ zei ik. ‘Maar ik vermoed geen mainstream media.’
Ik ging terug naar onze ontmantelde woning en was net op tijd terug om de regisseur aan Cristiano te horen vragen: ‘Hoe kom je toch zo geweldig?’
En de spits antwoordde: ‘Dat is een heel goede vraag.’ Daarna ging het over de inhoud.
‘Ik wil geen premier worden,’ verzekerde Cristiano Ronaldo, terwijl twee assistentes zijn lichaam bij-olieden. ‘Maar ik word het wel.’
‘Bij Maurice de Hond sta je op 1 zetel.’
‘Woef woef,’ zei Cristiano Ronaldo. ‘Haha.’
‘In je eigen peilingen sta je daarentegen op zes zetels.’
‘Acht.’
‘Sorry, acht.’
‘Tegelijk.’
‘Sorry?’
‘Ik sta op acht zetels tegelijk. Wie kan dat zeggen? Maar goed, peilingen blijven volatiel.’
‘Volatiel?’
‘Sporting Clube de Volatiel. Nummertje acht in de tweede divisie in Portugal.’
‘Goed, acht zetels dus. Laten we voor het gemak zeggen: tien. Hoe verklaar je het dat veel mensen helemaal niet weten dat je meedoet aan de verkiezingen, terwijl minstens een kwart van de Nederlanders op je gaat stemmen?’
‘De mainstream media vinden het maar ingewikkeld, al die nieuwe partijen. Nergens mag ik komen. Buitenhof niet, Nieuwsuur niet, Voetbal Inside niet. Freek de Jonge wil geen column aan me wijden, ook niet als ik hem zelf aanlever. Bij het Lagerhuis mocht ik alleen komen als ik mijn shirt aanhield. Ja, wat heeft dat nou voor nut? Zelfs Wierd Duk belt niet terug. In wat voor land leven jullie, dat je als megalomane halvegare je eigen mediamomentjes moet creëren? Maar ik geef niet op, ik geef nooit op.’ Het klonk niet als een belofte, eerder als een uitspraak in een hoger beroep.
‘Hoe kom je zo krachtig?’ vroeg de regisseur.
‘Ik ruik iedere dag aan mijn zakje,’ antwoordde Cristiano Ronaldo.
‘Wat voor zakje?’
‘Dat kan ik niet op camera vertellen,’ zei CR7 lachend. ‘Maar het ruikt heerlijk.’
‘Je hebt je huis bescheiden ingericht.’
‘Ik leef in mijn hoofd,’ antwoordde Cristiano.
‘Er staat niet eens een stoel.’
‘Ik zit liever in de vensterbank, terwijl het licht naar binnen stroomt. Dan denk ik na over bewegingen die slechte voetballers in de war kunnen maken.’ Hij richtte zijn gezicht naar de zon. ‘Dit lijkt me een mooi eindshot.’

Enzovoort, undsoweiter. Later die middag kwam er nog iemand van De Utrechtse Internet Courant, voor een ‘diepte-interview’. De vriendin en ik waren uit arren moede maar aan een derde verflaag voor de werkkamer begonnen. Het dekte al behoorlijk, de zon scheen schuin de kamer in en beneden stond de deur open. De journalist riep: ‘Meneer Ronaldo, u heeft uw cijfers niet op orde.’
‘U heeft uw kapsel niet op orde,’ antwoordde Cristiano Ronaldo ferm. ‘U moet wel objectief blijven. Aan niet-objectieve journalisten heb ik een broertje… Hoe zeg je dat?’
‘Dood.’
‘Overgehouden.’
Daarna begon hij aan een monoloog die een kwartier in beslag nam. Over voor–, achter– en kleedkamers, over het laten doorrekenen van zijn plannen door de UEFA, over Diana Matroos en Eva Jinek en Mariëlle Tweebeke (‘Leuke vrouwtjes, die je zo snel mogelijk moet zien te overmeesteren’), over trollen (‘fans’), over Turkije (‘Misschien aan het eind van mijn carrière’), referenda (‘Waarom zou je een voetbalwedstrijd door zoiets ondemocratisch als het spelverloop laten bepalen?’) en over de Portugese kernwaarden (fado, grote bruggen en iedere schooldag beginnen met het in canon zingen van de Champions League-hymne) waar we in Nederland almaar minder belang aan leken te hechten. Over gelijkwaardigheid (‘Ik vind gelijkwaardigheid ontzettend, maar ik denk wel dat je moet vaststellen dat sommige mensen gewoon wat gelijkwaardiger zijn dan anderen’) en steeds weer over het partijkartel, waarvan volstrekt onduidelijk was wat dat dan wezen moest.
Toen hij de journalist uitliet, zei Cristiano Ronaldo: ‘Ik ben niet links, ik ben niet rechts, ik ben tweebenig.’
En daarna, in zichzelf: ‘Prima meet-up.’

Waar gaat het naartoe?

Die avond zaten we met zijn drieën op de piano en graaiden om beurten in een zak ongebrande pinda’s. De vriendin, Cristiano Ronaldo en ik. Het was donker, de leegte van het nieuwe huis had iets hols en door de geest van een gruwelijk om het leven gebrachte oud-bewoner die stuurs zwijgend in en uit vloog kreeg het geheel bijna iets spookachtigs.
‘De laatste peilingen zijn binnen,’ zei Cristiano Ronaldo. ‘182 zetels.’
‘Ik denk dat we toch nog een keertje over die muur in de werkkamer moeten,’ zei de vriendin.
‘Hebben jullie die goal van Depay gezien?’ vroeg ik.
‘Peanuts,’ zei Cristiano Ronaldo en stak er tegelijk een paar in zijn mond. ‘Iedereen kan een bal vanaf de middenlijn in het doel rossen. De EU steen voor steen afbreken, da’s andere koek.’
‘Morgen komt de moeder,’ zei de vriendin.
‘Schitterende goal,’ zei ik.
‘Peilingen zijn palingen,’ mijmerde Cristiano Ronaldo. Daarna wierp hij een blik op zijn telefoon. ‘Betis – Real 1-1.’
‘Wie heeft er gescoord?’
‘Ik zei de gek,’ zei Cristiano Ronaldo. Hij bevochtigde zijn vingertoppen en depte de zoutresten uit het pindazakje. ‘Waar gaat het toch allemaal naartoe?’ mompelde hij voor zich uit. Hij deed zijn best het zorgelijk te laten klinken, maar dat mislukte. Hij klonk tamelijk tevreden over de richting waar het allemaal naartoe ging.