Spring naar de content
bron: Jenny E. Walsh / Joods Historisch Museum

Op pad met journalist Igor Cornelissen: ‘Ik heb een voorkeur voor losers’

“Boekje? Als je dat nog eens zegt vlieg je eruit!” reageert Igor Cornelissen (82) in zijn tuin aan de Vondelkade in Zwolle. We praten over zijn ‘boekje’ Tussen Lenin en Lucebert. Mathilde Visser, kunstcritica (1900-1985), biografie van kunstcritica Mathilde Visser. “Maar”, stelt de journalist, “driehonderd pagina’s is geen boekje. Ik heb er tweeënhalf tot drie jaar aan gewerkt.”  

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nico Hofstra

Igor Cornelissen was van 1962 tot 1996 redacteur bij Vrij Nederland en schreef biografieën over markante figuren als de historicus Jaap Meijer (vader van Ischa), CPN-partijleider Paul de Groot en Mathieu Smedts. Zijn eigen leven beschreef hij in een vierdelige memoires en zijn laatste boek bevat het levensverhaal van Mathilde Visser, ‘goudvink’ van het Nederlandse communisme en later kunstcritica.

Aan de Vondelkade

Cornelissen in de achtertuin van zijn geboortehuis in Zwolle. Op de tafel liggen twee pijpen, drie asbakken, een plantencatalogus en diverse boeken en aantekeningen.

Cornelissen vertelt over Mathilde Visser: “Ze was communist, ze was rijk en ze werd verdacht van spionage. En bovendien voldeed ze aan drie belangrijke factoren voor mij: ze had de jaren dertig, de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog meegemaakt. Dat zijn altijd de drie voorwaarden waaraan iemand moet voldoen, wil die mijn interesse wekken. Ik wist dat ze met een Joegoslaaf getrouwd was. Ik wist dat ze problemen had met het verkrijgen van het CPN-lidmaatschap, terwijl die partij wel haar geld aanvaardde.”

Visser schreef kunstkritieken voor De Waarheid en Het Financieel Dagblad. Volgens Cornelissen gold bij De Waarheid, het blad van de Communistische Partij van Nederland, het adagium: een stuk moet begrijpelijk zijn voor arbeiders, dus voor mensen met lagere school of iets meer.

“Ze gebruikte ook niet, wat je tegenwoordig vaak ziet, moeilijke woorden, waarmee journalisten zich interessant wanen,” vertelt Cornelissen. “Modewoorden als ‘empathie’. Maar goed, ze had een goed taalgevoel, mede dankzij haar opleiding. Een aantal jaren een studie rechten en op het gymnasium had ze Latijns geleerd, de beste taal waaruit je leert hoe je je met weinig woorden kan uitdrukken. Dat beheerste ze.”

Was Mathilde Visser een invloedrijke persoonlijkheid in de kunstwereld? Volgens Cornelissen is dat moeilijk na te gaan, aangezien hij dan onderzoek had moeten doen onder de de honderd of tweehonderd kunstenaars die ze ooit heeft beoordeeld. “Maar ik weet dat Willem Sandberg, de toenmalig directeur van het Stedelijk Museum Amsterdam, en zijn opvolger Edy de Wilde haar mening zeer op prijs stelden. Bij haar dood werd ze in de NRC herdacht door Willemijn Stokvis, die haar een gezaghebbende critica noemde. Stokvis heeft haar gekend, ging met haar naar tentoonstellingen. Maar ja, wat is invloedrijk? Zou iemand haar schrijfstijl nog als voorbeeld nemen? Ik denk het niet.”

De tekst loopt hieronder door.

Igor Cornelissen
Beeld:

Het zijn dan ook niet vaak de invloedrijke figuren die door Cornelissen geportretteerd worden.  Denk aan zijn boeken over Joop Zwart, Paul de Groot (staatsvijand nr. 1)  en Jaap Meijer. “Ik heb een geweldige voorkeur voor, – het woord mag ik van mijn vriendin niet gebruiken, – maar ik heb een voorkeur voor losers. Liever een loser dan een succesvol en beroemd iemand. Dan staan meteen tien biografen in de rij om een graantje mee te pikken van die roem. Dat probleem heb ik niet”

Hoe hoog was het losergehalte van Mathilde Visser? Cornelissen noemt haar levenslange bewondering voor de Sovjet-Unie, iets waardoor zij uiteindelijk eenzaam aan haar eind kwam. “Terwijl ik toch nauwelijks een recensie ben tegenkomen waarin ze iemand afkraakt. In kunstenaarskringen werd ze dus wel geëerd, maar toch denk ik dat ze eenzaam was. Misschien heeft ze op den duur ook wel begrepen dat ze veel aan haar geld te danken had. Ze kon dus geld uitgeven aan de CPN omdat ze het had. Als een havenarbeider de CPN met de kerst vijf gulden schonk, dan gaf zij vijfduizend gulden.”

In Café De Hetebrij

Vanaf de Vondelkade fietsen we naar Café De Hetebrij in de binnenstad van Zwolle, stamcafé van Cornelissen. Hij zit er meestal dagelijks van vijf tot half zeven. Na aankomst wordt er vrijwel meteen een glas jenever gebracht. Hier vertelt Cornelissen onder meer over zijn jaren bij Vrij Nederland. “Hoeveel Martin Van Amerongen en ik niet in het café hebben zitten praten, ouwehoeren, biljarten, drinken. Wonder dat er ooit nog stukken verschenen in die krant.”

Binnen een uur passeren talloze anekdotes de revue, onder meer over de journalistiek, boekhandels, Friesland, ontmoetingen met Cees Fasseur en diverse stamgasten van het café. Wanneer zijn glas leeg is, tikt hij ermee tegen zijn waterglas: een dwingende oproep aan de barman.

Mathieu Smedts tikte ook tegen zijn glas.
“Daar heb ik het van geleerd. Ik zit vaak met een stel oude mannen aan die leestafel bij het raam. Op een keer begon die hele leestafel te tikken. Smedts is niet dood, hij leeft voort. Nou kon die man wel meer dan tikken en dat heb ik duidelijk gemaakt in dat boek Mathieu Smedts, De Katholiek die Vrije Nederland redde. Schitterende man, in al zijn eenvoud. Het mooiste vond ik dat hij nooit schreeuwde. Bijna onverstaanbaar mompelde hij meer dan dat hij sprak.”

U ging met hem ook wel het café in.
“Nou ja, als hij iets te bespreken had ging hij met je naar het café. Maar na een uur had hij zijn bespreking gehad, dan werd er getikt. Fons Hermans, de broer van Toon, tikte ook. Die ober zei, meneer Hermans, u heeft u glas nog niet eens leeg. Maar Fons vond dat er nog wel eentje naast kon. Dat ging die ober te ver. Maar prachtige tijden ja.”

U publiceerde in 2006 een biografie van Smedts. Waarom vond u dat u dat moest schrijven?
“Eerbewijs… Eerbewijs aan de man die de basis had gelegd voor wat John Janssen van Galen ‘de gouden jaren van het linkse levensgevoel’ noemt. Smedts heeft de basis gelegd van die gouden jaren door een aantal mensen aan te nemen en te stimuleren. Renate Rubinstein, Rinus Ferdinandusse, Jan Eijkelboom, Joop van Tijn – die kring van Propria Cures. Ja, dat was allemaal het idee van Smedts geweest.”

Heeft hij u gestimuleerd?
Vooral door, zou ik haast zeggen, wat hij niet deed. In 1965 verschenen er twee delen van het boek Ondergang van Presser. Boeken die Smedts op mijn bureau legde. ‘Bespreek maar’. Ik was geen kenner, geen historicus, maar Smedts dacht dat ik het aankon. Hij had dat vertrouwen in mij, een jochie van 26, 27 jaar.”

Fietsen en dwingend schrijven

“Ik loop niet goed meer,” zegt Cornelissen tegen het eind van ons gesprek.

Maar u fietst nog wel.
“Kijk, dat komt in deel vijf van mijn memoires.”

Komt er nog een deel?
“Natuurlijk: ‘De jonge verslaggever van HP/De Tijd zei: ‘U fietst nog heel behoorlijk’. Maar ik kan mijn vriendin niet meer bijhouden, dan trekt het in mijn been. Maar of er nog een vijfde deel komt? Ik heb nog een paar andere onderwerpen in mijn hoofd. Laat ik zeggen, ik moet mezelf dwingen. Ik besteed veel aandacht en zorg aan mijn tuin. Dat gaat ook zo makkelijk niet meer. Nou dwing ik mij, met veel moeite, om overdag voornamelijk in die tuin te zitten met een boek waar je anders niet aan toe komt. Niet meer meteen aan een boek beginnen. Ik wil tot ongeveer september naar mijn plantjes kijken.”

Denkt u dat u daar het geduld voor hebt?
“Ik vrees van niet, maar ik ga het toch proberen.”

Voelt het schrijven als dwingend werk?
“Blijkbaar is het iets van dwang ja, maar ik hoop niet dat het dwangmatig is, want dan ben je psychisch.”

 Misschien bent u wel psychisch.
Ik denk dat ik enorm psychisch ben. Maar ben je dan ook neurotisch? Lichtelijk? Als ik het ben, wil ik het niet lichtelijk zijn.”

Even later: “Zeg, kun je dat ding niet uitzetten, dan kan ik je eindelijk echt iets vertellen.”

Igor Cornelissen
T
ussen Lenin en Lucebert. Mathilde Visser, kunstcritica (1900-1985)
De Arbeiderspers
312 blz. €22,50

Onderwerpen