Spring naar de content

‘Kom op, we zijn he-le-maal trrrans-pa-rant! Ja toch? Overheid Nieuwe Stijl!’

Mark Rutte heeft ‘radicale ideeën’ voor een ‘nieuwe bestuurscultuur’, zei hij vorige week opeens met een vreemd vrijetijdsmutsje op zijn hoofd. Jan Kuitenbrouwer moest denken aan kapelaan Schoof, die met een ‘beatmis’ jongeren naar de kerk probeerde te lokken. “‘Yeah!’, zei de kapelaan, ‘dat rockte de pan uit!’ Het werkte niet.”
 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Het ziet ernaar uit dat wij ons alweer bij de neus hebben laten nemen door ontsnappingsartiest Rutte. Hij was misschien niet de eerste die de term gebruikte, maar hij heeft hem zeker enthousiast omarmd: de ‘nieuwe bestuursstijl’. Het begon na het parlementair onderzoek naar de Toeslagenaffaire. Het machtsmisbruik van de overheid – het criminaliseren en ruïneren van onschuldige burgers, de gigantische bureaucratische doofpot waarmee het verborgen werd gehouden, de sabotage van pogingen tot waarheidsvinding door Kamerleden – had dermate ernstige vormen aangenomen dat het tijd was voor een ‘nieuwe bestuursstijl’. Rutte beaamde het volmondig. Toen kwam Functie Elders-gate. Wederom bleek de regering het parlement finaal buiten spel te hebben gezet en de afspraken omtrent de kabinetsformatie lachend aan z’n laars te lappen. (Een lichtgrijze, suède overknee laars met plateauzool, om precies te zijn.) Opnieuw weerklonk de roep om een ‘nieuwe bestuursstijl’, en opnieuw beloofde Rutte ruimhartig dat hij er werk van ging maken. Ja, hij en zijn partij hebben hier zelfs ‘radicale ideeën’ over, verzekert hij ons gevraagd en ongevraagd.

Ook de term ‘macht en tegenmacht’ strooit hij rond, net als iedereen in Den Haag op dit moment. Tijdens het Hoe-nu-verder-debat, daags na Ruttes grote demasqué, werd die frase door Renske Leyten van de SP vakkundig gedemonteerd. ‘Macht en tegenmacht’ suggereert dat het Kabinet de macht is en het parlement de tegenmacht. Maar het is andersom. Het hoogste politieke ambt in een parlementaire democratie is dat van volksvertegenwoordiger. “Wíj zijn de macht!”, riep Leyten, en keek de Kamer rond. Ik verwachte een roffelapplausje van het gekrenkte orgaan, maar het bleef stil. Zo erg jeuken de handen nu ook weer niet.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Maar nu die ‘bestuursstijl’. Zoals Rutte, Hoekstra, Wiebes en Asscher, om slechts de verantwoordelijke ministers te noemen, jaren achtereen welbewust het verkeerde deden, welbewust de basisbeginselen van de rechtstaat schonden, welbewust de andere kant opkeken en welbewust logen als zij vragen kregen, is dat een zaak van ‘stijl’? Als de advocaat van een winkeldief tegen de rechter zegt: “Edelachtbare, mijn cliënt heeft niet gestolen, hij heeft gewoon een andere stijl van winkelen” – zou die verdediging veel kans maken?
Het is geen wonder dat Rutte en de zijnen die term ‘bestuurlijke stijl’ zo gretig omarmen: het vormt een kapitale bagatellisering van wat er gebeurd is! Integriteit, openbaarheid, rekenschap, burgerrechten – noem het maar ‘stijl’. Mij lijkt het substantie.

Openbaarheidsactivist Roger Vleugels verklaarde op televisie dat Rutte geboeid uit de Tweede Kamer had moeten afgevoerd, na het bekennen van zoveel overtredingen.

Door deze cultuur van eigenrichting en arrogantie, van almacht, cynisme en dedain af te doen als een vorm van stijl, doe je alsof verandering een kwestie is van even de stoffeerder bellen voor een make over. Wow, die suffe doorzonwoning van daarstraks, zo fris en hip ineens, onherkenbaar!
“Je hoort vaak dat het te veel over poppetjes gaat en te weinig over inhoud”, schreef Kustaw Bessems vorige week in de Volkskrant. “Ik zie juist ongemak om individuele verantwoordelijkheden aan te wijzen en daar gevolgen aan te verbinden. Het moet wel gezellig blijven.” Openbaarheidsactivist Roger Vleugels verklaarde op televisie dat Rutte geboeid uit de Tweede Kamer had moeten afgevoerd, na het bekennen van zoveel overtredingen.

De keuze van Herman Tjeenk Willink om de scherven te lijmen stemt niet optimistisch. Hij begon al meteen om Rutte in bescherming te nemen. “Hij heeft het niet alleen gedaan”, zei hij. Nee, hallo, hij is de leider, hij heeft mensen die doen wat hij zegt. Is dat een excuus? Om nog even in bouwtermen te blijven: Tjeenk Willink is geen architect, hij is een woninginrichter. Een interieurstylist. Hij inventariseert de wensen van alle gezinsleden en componeert een smaakvol ensemble met voor elk wat wils. Een roze kamer voor mevrouw, een blauwe kamer voor meneer, velours in de salon, shantung in de serre. Beneden parket, boven karpet.

Een van mijn eerste opdrachten voor de Haagse Post, in 1979 of 1980, was een interview met Tjeenk Willink. Toen al was hij bezig met wat er fout zit in Den Haag en dat is hij heel zijn lange leven blijven doen. Intelligente, fijnzinnige analyses zijn het. Men luistert geduldig en knikt vriendelijk. Ja, Herman heeft alwéér gelijk. Bedankt, Herman, tot volgend jaar.
Hij was ‘Regeringscommissaris voor de reorganisatie van de overheid’, maar concrete voorstellen heeft hij nooit gedaan, laat staan dat hij zich er sterk voor maakte. De enige gelegenheid die mij bijstaat dat hij van zich afbeet was over een voorstel om de grondwet te herschrijven in begrijpelijke taal. De horreur!

Tjeenk Willink zegt hoe het eígenlijk zou moeten, maar als je iets anders doet, gaat hij met een zucht in zijn mand liggen

Tjeenk Willink is een estheticus, een beschaafde, bedachtzame heer in een maatpak, gesteld op traditie en stijl. Dat maakt hem zo populair in Den Haag: hij zegt hoe het eígenlijk zou moeten, maar als je iets anders doet, gaat hij met een zucht in zijn mand liggen.
In Politiek als beroep formuleerde Max Weber zijn fameuze onderscheid tussen twee soorten ethiek: overtuigingsethiek en verantwoordingsethiek. Een ethiek van woorden en een ethiek van daden. In een coalitieland als het onze zijn de marges van de daadkracht smal en moet krediet altijd gedeeld worden. We hebben zeventien politieke partijen en evenzoveel heilige overtuigingen. De kans dat je daar iets van kan realiseren is maar klein en toch wil iedereen ‘verantwoordelijkheid nemen’. (Lees: delen in de macht). Zo ontstaat een regentencultuur. Bestuurders die meebewegen. Zij staan hun plek niet af aan mensen met nieuwe ideeën, ze zeggen: ga zitten, vertel, hoe wil je het hebben? Het probleem met de ideeën van Hans Janmaat was niet die ideeën, maar Hans Janmaat. Toen Bolkestein ze ontsmette werden ze meteen een stuk populairder. En toen Paul Scheffer ze vervolgens ook nog parfumeerde, was Janmaats onvrede over de ‘buitenlanders’ ineens iets, ja, iets moois haast. Zo worden nieuwe ideeën ontsmet, geparfumeerd en geschikt gemaakt voor algemeen gebruik. “Geef uw malle ideeën maar aan ons”, zegt de Nederlandse elite, “wij maken er wel iets moois van.” Dat is precíes wat Rutte nu doet: hij neemt geen verantwoordelijkheid, hij adopteert een nieuw vocabulaire. Hij koopt een nieuwe, hippe ijsmuts en zegt dat hij bezig is met ‘radicale ideeën voor een nieuwe bestuurscultuur’.

Het mooiste voorbeeld dat ik ken van de meebewegende regent is de ‘beatmis’. Begin jaren zeventig begon de katholieke kerk leeg te lopen. Plotseling waren er allerlei nieuwe, spannende dingen voor jonge mensen om te doen. Sex, drugs, rock ’n roll. Brommers, interrail, avontuur! Dan ging je toch niet in de kerk zitten voor zo’n muffe, oersaaie liturgie? Oké, dacht de kerk, we geven de jeugd wat ze wil: beatmuziek. Ik zat zelf in het eerste beatmiskoor van onze parochie, mijn beide broers speelden gitaar. De zaak stond onder leiding van kapelaan Schoof, een jonge Dominicaan, die een Philicorda-orgeltje had aangeschaft en het combo leidde. Daar stond hij, in zijn witte habijt, voorzichtig te headbangen. “Yeah!”, zei hij dan, “dat rockte de pan uit!” De innovatie was geen lang leven beschoren. Als je ’s avonds met een blowtje naar Hot Rats van Frank Zappa kon luisteren, was ook de beatmis maar een suf surrogaat.

Rutte gaat iets aan z’n uiterlijk doen, als signaal. Iets met z’n haar, een andere bril – zoiets. Of gekke sokken

Zo gaat het ook met die ‘nieuwe bestuurstijl’, denk ik. Dat wordt de beatmis van de oude politiek, met Rutte als kapelaan Schoof. Handenwrijvend loopt hij rond op de nieuwe afdeling, waar een stel dekselse hipo’s in de weer zijn met radicale ideeën over Macht en Tegenmacht.

“Zo jongelui, hoe gaat-ie?”

“Goed hoor, meneer Rutte.”

“Mark, zeg toch Mark! Ja, gaat goed? Lekker eh, trrrransparant bezig allemaal? Rrrrrrekenschap afleggen? Lekker eh, Wob-verzoekjes honoreren? Hé, wat zie ik daar? Toch nog wat weggelakt?”

“Ja, dat is uw privé-telefoonnummer, dat gaan we niet…”

“Mag je best laten staan hoor! Kom op, we zijn he-le-maal trrrans-pa-rant! Ja toch? Hahaha, ja! Laat ze maar bellen! Overheid Nieuwe Stijl! Vet cool! Zeg wat denken jullie, zullen we straks na het werk effe samen een breezertje pakken? Effe chillen? Ja? Dope! Bonnetje bewaren hoor! Nee, grapje.”

Die ijsmuts is een voorteken, let op mijn woorden. Hij gaat iets aan z’n uiterlijk doen, als signaal. Iets met z’n haar, een andere bril – zoiets. Of gekke sokken.

Benieuwd hoe lang het duurt.