Spring naar de content

De transgolf: een real life dystopie

Wij hebben het denken over seks, sekse en gender de afgelopen decennia danig overhoop gehaald, op basis van een wetenschappelijke fictie, schrijft Jan Kuitenbrouwer. “Het is mogelijk dat er ooit een bewijs gevonden zal worden, maar vooralsnog is ‘genderidentiteit’ het flogiston van de queerstudies: reukloos, kleurloos, gewichtloos en onzichtbaar.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Wanneer je kwik verhit tot iets onder de vijfhonderd graden, vormt zich een oranje substantie: kwikoxide. Die substantie is het kwik, minus een door verhitting ontsnapt bestanddeel, stelde de Duitse natuurkundige Georg Ernst Stahl in 1707. Dat verdwenen bestanddeel was kleurloos, geurloos, gewichtsloos en onzichtbaar en werd door Stahl ‘flogiston’ gedoopt, de stof die maakt dat iets verbrandt. Zijn theorie sloeg aan en werd het uitgangspunt van vrijwel alle studies naar verbranding. Bevindingen in tegenspraak met de flogiston-theorie werden wegverklaard. Zeventig jaar duurde dat ongeveer, tot Antoine Lavoisier in 1777 ontdekte dat alles draait om zuurstof en dat ‘flogiston’ niet bestaat.

Op dit moment gelooft een belangrijk deel van de geesteswetenschap, de gender-, queer- en transstudies, in zoiets als ‘genderidentiteit’. Wat je bent – man, vrouw of iets daartussenin – wordt niet bepaald door je sekse, maar door een idee, in je hoofd, je ‘genderidentiteit’. Dat idee is niet aangeleerd, niet opgedrongen, niet verzonnen, maar ‘innate’, zeggen de theoretici. Aangeboren. ‘Genderidentiteit’ bestaat dus niet in aanvulling op sekse en geaardheid, er is niets anders. Tussen een ‘biologische’ man of vrouw en een ‘gendergeïdentificeerde’ man of vrouw bestaat geen verschil. Een transvrouw is een vrouw, een transman is een man – punt.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

De consquenties van dit idee zijn verreikend: het begrip ‘geslacht’ is obsoleet, er is alleen ‘gender’, en transgenders moeten precies dezelfde rechten hebben als standaard geïdentificeerde mensen (ook wel ‘cisgenders’). Mensen met een ‘transgenderidentiteit’ moeten op hun woord geloofd worden en direct onbelemmerd toegang krijgen tot alle faciliteiten die hun transitie vereist: medische zorg, wettelijke erkenning, enzovoorts. Elk verschil in behandeling tussen ‘genderidentiteit’ en biologisch geslacht is discriminatie. Wie niet overtuigd is door dit nieuwe idee en liever vasthoudt aan het idee van biologisch geslacht, maakt zich schuldig aan ‘transfobie’ en de ‘ontkenning van het bestaansrecht’ van transgenders. Dit moet net zo strafbaar worden als rassendiscriminatie.

In tegenstelling tot biologisch geslacht dat zich manifesteert in lichamelijke kenmerken, valt een genderidentiteit niet aan te wijzen. Ook onder een MRI-scan komt hij niet tevoorschijn

Maar het enige bewijs voor het bestaan van ‘genderidentiteit’ is dat mensen claimen dat zij er een hebben. In tegenstelling tot biologisch geslacht, dat zich manifesteert in lichamelijke kenmerken, valt een genderidentiteit niet aan te wijzen. Ook in een MRI-scan komt hij niet tevoorschijn. Een indicatie dat we het hier misschien over een metafysisch verschijnsel hebben, zijn de komische pogingen van de aanhangers van deze theorie om te bepalen hoeveel ‘genderidentiteiten’ er zouden zijn. In een paar decennia ging het aantal van vijf, via twaalf, naar tweeënvijftig, gevolgd door vierenzeventig en inmiddels houdt men het maar op ‘oneindig’. Het doet denken aan de scholastische disputen waar christelijke theologen zich in de middeleeuwen mee bezig hielden, bijvoorbeeld over de vraag hoeveel engelen er op de punt van een naald konden staan (of zelfs dansen).

Wij hebben het denken over seks, sekse en gender danig overhoop gehaald, op basis van een wetenschappelijke fictie, schrijft de filosofe Kathleen Stock in haar boek Material Girls, why reality matters for feminism. Misschien is genderidentiteit wel net zoiets als flogiston, oppert zij: reukloos, kleurloos, gewichtloos en onzichtbaar. Dat een slechte theorie een goede verdringt is vaker vertoond. Ook in 1707 waren er al concurrerende verbrandingstheorieën rond ‘zuurstof’ maar die verloren het van Stahl’s meer tot de verbeelding sprekende Flogiston-theorie. Zou het die indrukwekkende naam geweest zijn?

In haar analyse laat Stock geen intellectuele steen op de andere staan en ontzenuwt zij drogredenering na drogredenering. De transgenderideologie is een immersive fiction, luidt haar conclusie (immersive, meeslepend, onderdompelend). Film, toneel en literaire fictie zijn ook immersief, je schort je ongeloof op en gaat erin mee, maar: vrijwillig. Deze immersieve fictie is dwingend en duldt geen tegenspraak.

Het transgenderdossier kent meer parallellen die argwaan wekken. Behalve in het boek van Stock komen die ook aan de orde in de twee andere boeken over dit onderwerp: Trans, when ideology meets reality van Helen Joyce en Irreversible Damage van Abigail Shrier. Joyce reconstrueert min of meer hetzelfde proces als Stock, maar journalistieker: hoe zijn wij op het punt gekomen dat in de hele ‘rijke wereld’ een enorme stijging in het aantal trans-identificaties plaatsvindt, en regeringen daaraan tegemoet komen door biologisch geslacht wettelijk ondergeschikt te maken aan ‘genderidentiteit’, door de drempel te verlagen voor puberteitsblokkers, hormoonkuren en geslachtsveranderende chirurgie en door biologische mannen toegang te geven tot women only voorzieningen. Irreversible Damage is een soms huiveringwekkend onderzoek naar de trans-rage onder puberende meisjes, vooral in de VS en Canada. Hoe zij van vier kanten tegelijk bestookt worden met transgenderpropaganda; door supportgroepen op internet, door het onderwijs, door de transgenderzorg en door hun ouders, die voor de onmogelijke keuze komen om mee te gaan in een schijnbare gril of hun kind van zich te vervreemden.

De geschiedenis van de geneeskunde is bezaaid met diagnoses die verschenen, in korte tijd om zich heen grepen en vervolgens zonder duidelijke verklaring weer verdwenen. Psychische epidemieën, noemt Jung het

Alle drie auteurs wijzen op de psycho-medische hypes die we eerder hebben gezien in de geschiedenis. Mensen krijgen zelden een aandoening die nog niet ‘bestaat’, wij worden onbewust aangetrokken tot ‘symptom pools’, erkende diagnoses, die aantrekkelijker worden naargelang hun attentiewaarde. De geschiedenis van de geneeskunde is bezaaid met diagnoses die verschenen, in korte tijd om zich heen grepen en vervolgens zonder duidelijke verklaring weer verdwenen. Psychische epidemieën, noemt Jung het, ‘massapsychogene ziekten’ zegt de moderne psychiatrie.

Wat zulke uitbraken met elkaar gemeen hebben is dat de patiënten vaak jonge vrouwen zijn. In de 19e eeuw was het de ‘reflex doctrine’, het idee dat een stoornis in het ene deel van het lichaam tot problemen in een ander deel kon leiden. Vooral de baarmoeder en de eierstokken zorgden voor veel problemen, dacht men, en honderduizenden meisjes met uiteenlopende klachten werden ‘behandeld’ met een hysterectomie. Aan het einde van de vorige eeuw deed zich een hausse voor aan gevallen van Meervoudige Persoonlijkheids Stoornis (MPS), een aandoening die omhoog schoot van 76 gevallen in tweehonderd jaar naar 40.000 in tien jaar, hoofdzakelijk vrouwen, en toen weer zeldzaam als vanouds werd. 

Anorexia, ook een sociaal (en digitaal) besmettelijke aandoening, vooral onder meisjes, en na een hausse in de jaren negentig weer op z’n retour. Minder patiënten, of minder diagnoses? 

Of neem de golf van Satanisch Ritueel Misbruik (SRM) die begon in de jaren tachtig en tienduizenden gevallen telde – die nooit bewezen werden. Of het Hervonden Herinneringen Syndroom (HHS) in de jaren negentig, een epidemie van opnieuw vooral vrouwen die volledig ‘verdrongen’ herinneringen aan seksueel misbruik ‘terugvonden’. Ordinaire psychiatrische oplichterij, luidt de consensus nu – de tuchtprocedures lopen nog. 

De parallellen met de transepidemie zijn frappant.

‘If you think you were abused and your life shows the symptoms, then you were’, zeiden de HHS zelfhulpboeken. ’If you think you might be trans, you probably are,’ zeggen de transgoeroes nu.

Ook medische massapsychoses eindigen met een flogiston-moment. “Tja…” zeggen de deskundigen bedremmeld, “het was waarschijnlijk toch iets anders. Of misschien wel niets.” Het liefst vergeten ze de hele episode. 

Een theorie waarvoor geen enkel bewijs is en die radicaal ingaat tegen het gezonde verstand, een diagnosegolf die alles wegheeft van een psychische epidemie – het zijn maar twee elementen die Material Girls, Trans en Irreversible Damage tot ongemakkelijke lectuur maken. Wat zegt het over onze cultuur dat fictie en emotie het zo makkelijk winnen van feiten en rede? Dat transactivisten op diverse manieren geprobeerd hebben om de publicatie en verspreiding van deze drie boeken te torpederen, stemt ook niet vrolijk. Dat ze het desondanks tot bestseller geschopt hebben is een van de schaarse lichtpuntjes in dit dystopische dossier.