Spring naar de content
bron: anp

Woo: Vera Bergkamp houdt zich niet aan de wet en ze wéét het

In de Wet open overheid (Woo) is geregeld dat iedereen de overheid kan vragen om informatie. In de praktijk zijn het vooral journalisten die hier gebruik maken. Zo diende Ton F. van Dijk bij de Tweede Kamer een verzoek in om informatie over het omstreden onderzoek naar oud-voorzitter Khadija Arib. Slechts 85 documenten werden openbaar gemaakt en 643 niet. Hoewel de wet voorschrijft binnen zes weken de gevraagde informatie te geven, duurde het maar liefst een half jaar. Het is onwerkbaar, zo verzucht hij.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ton F. van Dijk

Moeten burgers zich aan de wet houden? Domme vraag. Het antwoord is: ja natuurlijk. Om die reden worden dagelijks boetes opgelegd aan mensen die zich niet aan de regels houden. Handel je in strijd met de wettelijke termijnen bij het invullen van je belastingaangifte? De overheid is onverbiddelijk.

Smoesjes als ‘ik heb geen tijd’ of ‘m’n administratie is zo complex’ leiden niet tot enig begrip bij overheidsfunctionarissen die handhavend optreden. De wet is geen cafetaria waar je zelf kunt bepalen wat je eet en wat niet. Je volgt de regels of je krijgt straf. En daar is geen ontkomen aan.

Het zijn veelal uitvoeringsorganisaties zoals de Belastingdienst, die het slechte nieuws overbrengen aan burgers die de regels niet respecteren. Zij krijgen dan ook veel kritiek, maar dat is niet altijd terecht. Immers het is de wetgever die de regels bedenkt en vastlegt.

En met dat gegeven bevinden we ons opeens in het hart van de democratie, want wetten worden goedgekeurd door het parlement. Ben je het derhalve niet eens met de regels en daaropvolgende boetes van de belastingdienst, klaag dan niet over de inspecteur of de rechter, maar meld je bij de Tweede Kamer, waar de regels zijn bedacht.

De Kamer kan zelf wetten indienen en tevens wetsvoorstellen van de regering goedkeuren. Over één van die wetten gaat het hier: De Wet open overheid (Woo). Een belangrijke wet, waarin is vastgelegd dat alle informatie waarover de overheid beschikt openbaar is, tenzij er dwingende redenen zijn waarom dit niet zo is. Deze zijn vastgelegd in de uitzonderingsgronden van de Woo.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Iedere burger heeft in beginsel recht op informatie. Alleen zo kunnen burgers zélf ‘controleren’ wat hun overheid doet. ‘De Woo is bedoeld om de overheid nog transparanter te maken’, staat dan ook op de website van de Rijksoverheid. Maar werkt het ook zo?

‘De Woo is bedoeld om de overheid nog transparanter te maken’, staat dan ook op de website van de Rijksoverheid. Maar werkt het ook zo?

In de praktijk zijn het vooral journalisten die gebruik maken van de Woo. De media vervullen de rol van democratische waakhond, die ‘namens’ burgers een belangrijke controlefunctie uitoefent.

Overheidsbesluiten hebben vaak grote gevolgen voor individuele burgers en kunnen diep ingrijpen in hun levens. Denk aan de Toeslagenaffaire, waar burgers het slachtoffer werden van een op hol geslagen Belastingdienst. Een situatie die leidde tot de conclusie dat hen door de overheid ‘ongekend onrecht’ is aangedaan.

Het recht op informatie, dat iedereen in ons land op basis van de Woo heeft, maakt de natuurlijke achterstand die burgers hebben op bijvoorbeeld ministers die beschikken over duizenden ambtenaren iets kleiner.

Ook brengt de Woo evenwicht aan tussen journalisten op zoek naar informatie en overheidsvoorlichters die steeds meer gericht zijn op het verkopen van beleid en als gevolg daarvan het ‘selectief’ informatie verstrekken tot kunst hebben verheven.

Openbaarheid is dus geen grap of iets om lichtzinnig over te doen. Integendeel, openheid vormt het fundament van onze democratie. En hoewel er weinig mensen zijn dit hardop zullen bestrijden, handelen overheden lang niet altijd naar dit zelf gepropageerde principe.

Openbaarheid is dus geen grap, of iets om lichtzinnig over te doen. Integendeel, openheid vormt het fundament van onze democratie.

Zo is artikel 68 van de Grondwet, waarin het recht op informatie van Kamerleden is vastgelegd, zo goed als volledig uitgehold en is de invulling van dit cruciale democratische recht verworden tot een ordinair parlementair kat- en muisspel tussen volksvertegenwoordiging en regering. Tot grote ergernis van onderzoekende Kamerleden als Pieter Omtzigt of Renske Leijten.

Dezelfde frustratie – een overheid die contre coeur omgaat met openbaarheid – doet zich ook voor ten opzichte van de Woo. Om informatie vragende journalisten ontvangen vaak eindeloos zwartgelakte (tegenwoordig wit, dan valt het minder op) pagina’s waar geen enkele relevante informatie meer in staat.

Ben je het daar niet mee eens? Dan heb je als journalist maar één keuze en dat is een gang naar de bestuursrechter. Tijdrovend en strijdig met de dynamiek van de media, waar de waan van de dag vaak dicteert. De overheid staat vóór de wedstrijd begint al met drie-nul voor, zou je kunnen zeggen. 

Om te voorkomen dat de overheid eindeloos kan traineren, kent de Woo wettelijke termijnen. Na de vraag om informatie is men verplicht binnen vier weken de gevraagde stukken te leveren. Lukt dat niet, dan is uitstel van twee weken mogelijk.

En ook hier zien we dat de wet steeds vaker niet wordt gerespecteerd en journalisten soms eindeloos aan het lijntje worden gehouden om uiteindelijk te worden beloond met lege pagina’s waar alle relevante informatie onzichtbaar is gemaakt.

Een gang naar de rechter? Overheden lappen inmiddels ook rechterlijke uitspraken aan hun laars en betalen liever dwangsommen dan de opgedragen informatie te verstrekken. En anders dan burgers betalen de verantwoordelijk bestuurders die boetes niet uit eigen zak, maar uit die van de burgers die worden benadeeld. Een pervers mechanisme. 

En anders dan burgers betalen de verantwoordelijk bestuurders die boetes niet uit eigen zak, maar uit die van de burgers die worden benadeeld. Een pervers mechanisme.

Je zou denken dat de Tweede Kamer een uitzondering vormt op bovenstaande praktijk. Het parlement valt immers ‘gewoon’ onder de Woo en de informatie waarover men beschikt zou voor iedere burger openbaar moeten zijn. Transparantie voor alles.

Sterker nog: het is de Kamer zélf die instemde met de tekst van de Woo en de daarin voor iedereen in Nederland geldende spelregels. En waarom zou je je niet aan eigen regels houden? En toch is dat precies wat er gebeurt. 

Een Woo-verzoek waarin ik vroeg om informatie over de ‘kwestie-Arib’ (de oud-Kamervoorzitter zou zich hebben misdragen en haar opvolgster Vera Bergkamp gelastte een onderzoek) dat op 1 november 2022 werd ingediend, leidde pas op 12 mei van dit jaar tot het besluit om meer dan 600 relevante stukken niet openbaar te maken.

Dat laatste kan natuurlijk en is onderwerp van (tijdrovende en kostbare) toetsing door de bestuursrechter. Het eerste, een loopje nemen met de wettelijke termijn van maximaal zes weken waarbinnen een Woo-besluit moet worden genomen, is ronduit in strijd de tekst én geest van de wet.

En dat roept veel vragen op. Hoe kan het dat uitgerekend de Tweede Kamer onder aanvoering van voorzitter Vera Bergkamp, zelf verantwoordelijk voor de Woo en de daarin opgenomen wettelijke beslistermijnen, zich niet aan de wet houdt?

Hoe kan het dat uitgerekend de Tweede Kamer onder aanvoering van voorzitter Bergkamp, zélf verantwoordelijk voor de Woo en de daarin opgenomen wettelijke beslistermijnen, zich niet aan de wet houdt?

Ter vergelijking: de belastingplichtige die te laat is met het invullen en verzenden van z’n aangifte of slordig omgaat met de regels omtrent toeslagen, kan zomaar in een nachtmerrie van handhaving terecht komen. Overheidshandelen dat – zo hebben we gezien – in sommige gevallen leidt tot het meedogenloos ruïneren van mensenlevens.

Als we ervan uitgaan dat recht op openbaarmaking van informatie een fundamenteel recht van burgers is, dat de relatie tussen overheid en burgers mede vormgeeft, is het moeilijk te begrijpen waarom uitgerekend de Tweede Kamer zich niet houdt aan de spelregels in de Woo. Het is niet alleen in strijd met de wet, het is gezien het evidente democratisch belang ook niet acceptabel. 

Goede reden om opheldering te vragen aan Kamervoorzitter Vera Bergkamp, die bevestigt dat zij op de hoogte is van de inhoud van de Wet open overheid en daarmee dus ook van de in de Woo gestelde termijnen waarbinnen informatie verstrekt dient te worden. Bergkamp laat mij in een reactie weten ‘de wet met als doel een transparante overheid’ te onderschrijven.

Mooi natuurlijk, maar ook ‘gratis bier’ wanneer de Tweede Kamer van dezelfde Bergkamp zich in de praktijk niet aan de wet blijkt te houden. “Uiteraard moet de Tweede Kamer zich houden aan de wettelijke beslistermijnen. De Tweede Kamer heeft daarin een voorbeeldfunctie”, zegt Bergkamp daarover. In dit geval geeft het parlement onder haar leiding echter evident het verkeerde voorbeeld.

Uiteraard moet de Tweede Kamer zich houden aan de wettelijke beslistermijnen. De Tweede Kamer heeft daarin een voorbeeldfunctie.

Vera Bergkamp

Is Vera Bergkamp op de hoogte van het feit dat de Kamer handelt in strijd met de wettelijke termijnen? Ze zegt daarover: “Ja, daar heb ik kennis van genomen. Alles is er geheel op gericht beslissingen binnen de in de wet genoemde termijnen te nemen. Ik vind het van groot belang dat de termijnen gehaald moeten worden, daar dring ik ook op aan bij de ambtelijke organisatie. Echter ben ik mij er ook van bewust dat in sommige gevallen het voor kan komen dat de omvang en complexiteit van Woo-verzoeken dat niet altijd mogelijk maakt.”

Vera Bergkamp in de rol van de burger die z’n aangifte niet op tijd inlevert omdat de ‘omvang en complexiteit’ van de boekhouding dit ‘niet altijd mogelijk’ maakt? Maar bepaalt de Kamer dan net als een onwelwillende belastingplichtige naar eigen inzicht wanneer men zich wél en niet aan de wettelijke termijnen houdt?

Bergkamp: “De Tweede Kamer heeft zich te houden aan de wettelijk gestelde termijnen. Het niet altijd halen van termijnen heeft te maken met capaciteit, complexiteit van het verzoek, als ook de tijd die nodig is om zienswijzen te verkrijgen inzake te verstrekken documenten. Er wordt binnen de Kamerorganisatie niet ‘naar eigen inzicht’ afgeweken van de wettelijke termijnen.”

Een antwoord dat leidt tot nog meer vragen. De ‘baas’ van het huis van de democratie, die erkent dat men zich bewust niet houdt aan het wettelijke kader van de Woo en tegelijkertijd ontkent naar ‘eigen inzicht’ te handelen?

Maar op welke objectieve wettelijke grond beroept zij zich dan, als er geen sprake is van een onterecht toegeëigende handelswijze? Het wordt niet duidelijk uit haar antwoord, waarin ze opnieuw verwijst naar uitzonderingsgronden die de wet niet kent, zoals de ‘complexiteit’ van het Woo-verzoek.

De ‘baas’ van het huis van de democratie die erkent dat men zich bewust zich niet houdt aan het wettelijke kader van de Woo en tegelijkertijd ontkent naar ‘eigen inzicht’ te handelen?

Bergkamp: “Dat kan komen door de omvang of de complexiteit van een Woo-verzoek of het totale aantal Woo-verzoeken dat de Tweede Kamer in behandeling heeft. Hierdoor kan het in sommige gevallen voorkomen dat de termijnen niet altijd kunnen worden gehaald, in welk geval de bestuursrechter (in een beroep van een verzoeker) kan beslissen binnen welke termijn de beslissing alsnog moet worden genomen.”

Ben je het als burger niet eens met het feit dat Vera Bergkamp en de Tweede Kamer zich weloverwogen niet aan de wet houden? Dan ga je toch naar de bestuursrechter, zo klinkt het uit het presidium van de volksvertegenwoordiging (!).

Een houding die getuigt van een cynisch maatschappijbeeld, waarin de Tweede Kamer met de landsadvocaat in de hand tegen burgers zonder juridische middelen zegt: als je het een probleem vindt dat wij ons niet aan de regels houden, dan span je maar een dure en tijdrovende procedure aan. Over een perverse omgang met de wet gesproken.

In de kwestie Arib werden in totaal, zo laat Vera Bergkamp weten, vijf Woo-verzoeken om informatie gedaan, waarvan twee verzoekers zich tot de bestuursrechter hebben gewend omdat de wettelijke termijnen niet werden gerespecteerd. Die gaf de Kamer uitstel tot 15 mei van dit jaar. De voorzitter vindt het ‘vervelend’ dat hierover geen contact is gezocht met de andere ‘verzoekers’.

Vera Bergkamp: “Echter had hier bij de overige verzoekers beter over gecommuniceerd moeten worden. Er had contact gezocht moeten worden om hun over de uitspraken te informeren en de keuze om de door de rechter vastgestelde termijn bij alle vijf de verzoeken te hanteren. Ik vind het vervelend dat dat niet gebeurd is.”

Mijn eigen Woo-verzoek met betrekking tot de kwestie-Arib werd trouwens afgehandeld onder verantwoordelijkheid van de hoogste ambtenaar van de Tweede Kamer, waarnemend Griffier Mr G.J.A. Hamilton. Is dat niet vreemd? Een topambtenaar die zelf medeverantwoordelijk is voor de afhandeling van het omstreden onderzoek naar oud-voorzitter Khadija Arib – en in die zin direct belanghebbende is – beslist welke documenten over deze netelige kwestie openbaar worden gemaakt en welke niet?

Hamilton schrijft in een toelichting op zijn besluit: “Ik heb besloten om 85 documenten openbaar te maken en 643 documenten niet.”

Hamilton schrijft in een toelichting op zijn besluit: ‘Ik heb besloten om 85 documenten openbaar te maken en 643 documenten niet’.

U raadt het al: die laatste zijn – zo blijkt uit de inventarislijst – de stukken waar het om gaat. Een belangrijk advies van Capra Advocaten over de omgang met anonieme klachten ontbreekt en zit bij de niet-geopenbaarde stukken.

Het is de Griffier die heeft besloten het advies niet te verstrekken en het was destijds de voorganger van de Griffier die betrokken was bij de weging van het Capra-advies. Hoe weten we nu op welke gronden het niet openbaar is gemaakt? Een wettelijke grond, of eigenbelang? Transparant is het zeker niet.

Is de onafhankelijkheid van de informatieverstrekking in het geding? Ik vroeg het aan Vera Bergkamp. Ze zegt: “Voor de bescherming van persoonlijke of eigen belangen van een betrokken ambtenaar of bestuurder is geen plaats. Dat deze in voorkomend geval ook niet meegewogen hebben bij de oordeelsvorming, is in een bestuursrechtelijke procedure volledig toetsbaar.”

Opnieuw mogen burgers zich van Kamervoorzitter Bergkamp voor ‘toetsing’ melden bij de rechter. De landsadvocaat staat in dat geval al klaar en declareert lustig voort. Wie dat allemaal betaalt? Dezelfde burger die wettelijk recht heeft op alle informatie binnen zes weken.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.