Spring naar de content
bron: paul tolenaar

Bart Chabot: ‘Schrijvers, trek de voordeur achter je dicht en ga leven’

Bart Chabot (68) schreef met Engelenhaar een roman over een verloren tijd. Wat leest, luistert en ziet deze culturele omnivoor in zijn vrije tijd?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Boeken

“Ik kom niet uit de literatuur, maar uit de muziek. Daar is mijn hele leven op geënt. Voor mijn generatie kwam de waterscheiding met punk. Opeens was daar een muziekstroming waarin ook ik mij volledig kon herkennen. Er is één boek dat een vergelijkbaar gevoel bij me opriep: Fear and Loathing in Las Vegas van Hunter S. Thompson. Dat boek heb ik altijd bij me gehouden, het is ook het boek dat ik het vaakst gekocht heb: ik heb het heel vaak cadeau gegeven en nog veel vaker uitgeleend — zonder het natuurlijk terug te krijgen. Ik las het boek direct nadat het verschenen was in 1971. Punk zou vier jaar later pas ontstaan, maar door dit boek kreeg ik voor het eerst het gevoel van punk, het besef dat je je niet met de stroom mee hoeft laten te voeren, dat je ook je eigen pad kunt kiezen. Ik las in die tijd ook al boeken als Liefde van Simon Vinkenoog en de gedichten van Jules Deelder, Johnny van Doorn en C. Buddingh’. Dat waren ook allemaal mensen die niet mee wilden doen met de rest, die hun eigen pad baanden, zonder concessies, zoals ik ook altijd heb gedaan, zelfs al op de middelbare school. Het waren ook allemaal performers, maar dat wist ik toen nog niet. Ik weet ook niet of er tegenwoordig schrijvers zijn die totaal hun eigen gang gaan – de eenlingen. Daar lees ik te weinig voor. In z’n algemeenheid zou ik tegen jonge schrijvers willen zeggen: trek de voordeur achter je dicht en ga leven. Verdwijn niet in jezelf.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

“Ik lees heel weinig voor een schrijver. Ik heb in mijn jeugd veel gelezen, in mijn adolescentie, van alles van Louis Couperus tot alles van Agatha Christie, maar nu lees ik bijna niets meer. Ik heb daar geen tijd meer voor, ik moet zelf schrijven. Een van de weinige uitzonderingen zijn rock-’n-rollbiografieën, zoals Hank Williams – The Biography van Colin Escott en George Merritt, de tweedelige biografie van Elvis Presley door Peter Guralnick en Hellfire: The Jerry Lee Lewis Story door Nick Tosches, dat een soort vie romancée is. 

“Zelf heb ik vier boeken geschreven over Herman Brood. Een aantal jaren geleden, bij een zoveelste herdruk, ben ik er nog eens kritisch doorheen gegaan. Wat me opviel, is dat het n-woord er zes keer in voorkwam. Dat woord heb ik er meteen uitgehaald en veranderd in ‘zwarte man’. Wordt de tekst daar minder van? Nee. Ik zal een ander voorbeeld geven: ik ben een groot fan van Hemingway. Niet van zijn levensstijl, maar wel van zijn boeken. Hemingway gebruikt vaak het – ik zal het niet uitspreken – Amerikaanse n-woord. Als je dat eruit haalt, doet dat aan de boodschap van het boek niets af. Je maakt het boek of verhaal alleen maar beter verteerbaar voor de moderne lezer. Het werk van Agatha Christie is door de inspanningen van een sensitivity reader behoorlijk opgeknapt. 

“In dit verband moet ik ook denken aan Eline Vere van Louis Couperus. Ik las het een aantal jaren geleden opnieuw, omdat mijn oudste zoon het moest lezen voor school, en het viel me op hoeveel archaïsche woorden alleen al op de eerste bladzijde staan: psyché, poudre de riz, karmozijn, pendule, veloutine… Sebastiaan had geen idee wat die woorden allemaal betekenden. Zulke boeken zouden er enorm van opknappen als je die taal zou moderniseren. In het geval van Eline Vere zou ik zelfs zeggen dat er zeker een vijfde uit kan. Daar wordt het boek echt beter van. Hemingway en Couperus zouden, als ze nog geleefd hadden, hun tekst ook hebben aangepast aan de moderne tijd. Hemingway zou misschien een zetje hebben nodig gehad van zijn redacteur, maar hij zou het wel hebben aangepast. Het lijkt me niet goed als een boek alleen schuurt omdat er woorden in voorkomen die ons nu tegen de borst stuiten. Een boek moet schuren om wat er wordt gezegd, niet hoe iets wordt gezegd.”

Kunst

“Anton Corbijn is mijn beste nog levende vriend. De laatste tentoonstelling die ik heb gezien moet van hem zijn, een paar jaar geleden in het Nederlands Fotomuseum. Ik weet eigenlijk niet waarom ik zo weinig naar het museum ga, want ik ben wel heel erg gecharmeerd van beeldende kunst. Ik denk dat het komt door iets heel banaals als tijdgebrek. Tot mijn favoriete schilders behoort in ieder geval Picasso. In The Guardian stond onlangs een artikel onder de kop: ‘Notoriously cruel’: should we cancel Picasso? Nou, dat zal ik niet doen, net zoals Jan Cremer en Jan Wolkers en Gerard Reve niet door mij gecanceld zullen worden. Nu niet en nooit niet. Kunst is niet het terrein waarop je moet laten zien hoe je je moet gedragen. Nee, dan moet je in de kerk zijn. Kunstenaars moeten grenzen opzoeken en er soms overheen gaan. In de samenleving heb je heel veel mensen die zich niet weten te gedragen. Schuring, frictie, spanning: dat is interessant. De kunsten zijn niet het domein van de Brave Hendriken, die met hun armen over elkaar in de klas zitten en keurig hun vinger opsteken als de meester een vraag stelt. In de kunst beschrijf je niet hoe iemand zich zou moeten gedragen, idealiter, maar hoe iemand zich gedraagt. Met een ge-airbrushte of Bob Ross-achtige werkelijkheid schieten we weinig op.

Marlene Dumas, Group Show, 1993

“Ik ben erg weg van de werken van Marlene Dumas. Haar portretten hebben iets mysterieus, iets dreigends. Rutger Bregman schreef het boek De meeste mensen deugen. Nou, de meeste mensen deugen niet. Ze deugen omdat de omstandigheden zo zijn dat ze zich dat kunnen permitteren. Dat heeft zij geweldig goed in de gaten. De Nachtwacht daarentegen vind ik een tikkeltje overschat. Kijk, De Nachtwacht is een schilderij waar alleen maar mannen op staan afgebeeld. Mannen die ’s nachts in de stad de wacht houden. Maar wie liepen daar ook rond? Lichtekooien! Dat schilderij was pas echt interessant geworden als één of twee van die vrouwen met een schalks oog over de schouder van een van die mannen zou kijken met een blik van: wij weten wel wat deze jongens zometeen gaan doen. Dat had het schilderij zoveel meer reliëf gegeven. Een gemiste kans. Terugkeer van de Verloren Zoon zou ook veel interessanter zijn als die brave zoon zou knielen voor de stoute broer in plaats van dat die stoute broer knielt voor zijn vader. Kijk, die stoute broer is vertrokken uit zijn ouderlijk huis, heeft alles gedaan wat god verboden heeft, komt weer terug en wordt met alle egards door zijn vader ontvangen. Dat vind ik logisch: die jongen is een hele tijd weggeweest en z’n ouders zijn blij dat ze hem weer in levenden lijve zien. Die brave broer trekt dat niet, terwijl hij niets heeft meegemaakt en al die jaren op de lip van z’n ouders heeft gezeten, die daar natuurlijk ook helemaal gek van werden. Moeder helpen met het afhalen van de sperzieboontjes: zo’n soort slijmbal zal het wel zijn geweest. Nee, die brave broer had moeten knielen voor zijn verloren gewaande broeder en moeten zeggen: ‘Jij hebt helemaal gelijk gehad, ik wil ook leven en ik ga meteen de hort op.’ Ik bedoel maar: nog zo’n gemiste kans. 

Pablo Picasso, Vrouw in baret en geruite jurk (Marie-Thérèse Walter), 1937 

“Herman Brood wordt naar mijn mening als kunstenaar onderschat. Hij was natuurlijk een dubbeltalent, maar ik denk dat zijn schilderijen unieker zijn dan zijn muziek. Hij heeft ook een hoop rotzooi gemaakt, maar zijn beste werk hoort werkelijk waar thuis in het Stedelijk. Weet je wie een groot fan is van zijn schilderkunst? Bono van U2. Ik heb hem anderhalf uur telefonisch gesproken voor het laatste deel van mijn Brood-biografie. Hij zei toen dat als Herman was geboren in New York en een goede agent had gehad, hij nu net zo wereldberoemd was geweest als Haring, Basquiat en Schnabel. Ken je het album The best of 1990-2000 van U2, met die twee bizons voorop? Dat was niet het oorspronkelijke idee voor de cover. Bono had aan Anton (Corbijn – red.) gevraagd om Herman te vragen om de band te portretteren voor die hoes. Dat verzoek kwam een paar dagen voor Hermans zelfdoding, maar omdat zowel Bono als Anton een drukke agenda hadden, is dat verzoek nooit bij Herman terechtgekomen. Ik weet zeker dat Herman dat schilderij had willen maken en niet op 11 juli was gesprongen als hij dit had geweten.”

Theater

“Musical is een ontzettend ondergewaardeerde theatervorm. Alle podiumkunsten komen hierin samen: dans, zang, toneel, decor — alles. Het punt is alleen dat er met die middelen zo weinig gedaan wordt, want als je aan musical denkt, denk je meteen aan hopsasa, beentjes van de vloer. Binnenkort ga ik weer naar de uitreiking van de Musical Awards, waar ik sinds enkele jaren voor wordt uitgenodigd, nadat ik zeven jaar geleden – tot mijn niet geringe verbazing – zelf een musical had geschreven: Chez Brood. Ik heb het in het woordenboek opgezocht en het klopt: een musical is een toneelspel met dans en muziek. Het werd opgepakt door de jury van de Musical Awards en we kregen negen nominaties, waarvan we de twee belangrijkste verzilverden: beste kleine musical en beste mannelijke hoofdrol. Sindsdien kom ik wat vaker bij musicals: Wicked, Mary Poppins, The Book of Mormon… Kijk, dat we musical associëren met hopsasa, voetjes van de vloer, komt natuurlijk door Joop van den Ende en Albert Verlinde. Wat zij maken is alleen niet dé musical, het is een specifiek soort musical die het heel goed doet bij het grote publiek. Het is jammer dat dat misverstand bestaat. 

Chez Brood

“Opera vind ik ook geweldig. Ik ben van de rock-’n-roll, dus de zang vind ik soms een hele zit, maar alleen al die decors en kostuums… Dat is werkelijk ongelooflijk. De bordkartonnen decors van toneelstukken die soms zelfs een beetje fladderen als de airco erop staat gericht steken armoedig af bij de decors in de opera. Geld lijkt geen enkele rol te spelen. Speelt het in een paleis? Dan bouwen we een paleis. Om je vingers bij af te likken.”

Muziek

“Muziek was er in mijn leven veel eerder dan literatuur. Literatuur begreep ik nog niet toen ik een jaar of negen was, maar die bands begreep ik wel. Het begon met The Kinks, later kwamen The Stones en The Beatles. Ik begreep natuurlijk niets van de teksten, maar je voelde door de melodieën heen wat ze bedoelden. Dit zijn jongens die het niet pikken, die gaan hun eigen gang. Begrijp je wat ik bedoel? Ik had dat gevoel ook, alleen wist ik dat toen nog niet. Ik had een vervelende jeugd, dacht dat ik de lul was, maar voelde heel sterk: als ik dit overleef en wat ouder ben, kom ik in verzet en trek ik mijn eigen plan. De rebellie van de bands gaven me perspectief: bij hen was het gelukt. In 1975 hoorde ik voor het eerst The Sex Pistols. Voor mij is dat nog steeds een van de belangrijkste momenten in m’n leven. Bij The Kinks dacht ik: dat is er, bij The Sex Pistols dacht ik: dat kan ik zelf ook. Je hoeft niet te kunnen zingen, je hoeft geen instrument te kunnen spelen, je hoeft zelfs geen teksten te kunnen schrijven. Je hoeft alleen een paar akkoorden te kennen. In die tijd ging ik vaak naar Londen en daar zag ik op een avond de punkdichter John Cooper Clarke. Dat was voor mij een echte eye-opener, een inspiratiebron, veel meer nog dan de Nederlandse dichter-performers. Hij deed het voorprogramma van Siouxsie and the Banshees. Ik dacht: dit gaat niet goed komen, ik geef die gozer een minuut. Hij komt kauwgom kauwend op, maar deed dat smakkend in de microfoon, waarmee hij zijn eigen ritme kauwde. Hij declameerde zijn beroemde gedicht Chicken Town. De hele zaal, vol met heavy punks, ging plat. Toen dacht ik: verrek, er is niets mis met poëzie, maar iets met de beoefenaars van het genre.

“Ik luister op dit moment veel naar de nieuwe bootleg van Bob Dylan en naar de laatste cd van Lana Del Rey: Did You Know That There’s a Tunnel Under Ocean Blvd. Ik volg haar al een tijdje en vind haar een van de interessantste muzikanten van dit moment. De grote vernieuwing in de rock-’n’-roll komt de laatste jaren van vrouwen. Godzijdank, zou ik bijna willen zeggen. Ik denk dat er iets essentieels is veranderd in de muziekwereld, met dank aan het internet. Je hoeft niet meer in de gunst te vallen van een platenbaas, je kunt nu zelf iets posten op YouTube of TikTok. Als je veel mensen weet aan te spreken, dan staan de platenmaatschappijen voor je in de rij. 

“Ik volg de muzikale ontwikkelingen nog steeds op de voet. Mijn lijfbladen zijn Uncut en Mojo Magazine en natuurlijk Oor. Daar staat altijd wel iets goeds in en als me iets aanspreekt, dan koop ik die albums ook meteen. Ik heb hier een hele stapel liggen. Dylan ligt bovenop met Fragments – Time Out Of Mind Sessions (1996-1997). Ik luister al een leven lang naar zijn muziek, maar zag hem afgelopen najaar voor het eerst live. Het heeft me in artistiek opzicht totaal veranderd. Kijk, wat je daar zag, waren muzikanten die op een bijna jazzy manier musiceren. Alleen de setlist ligt vast, voor de rest improviseren ze erop los. Elke avond spelen ze een andere uitvoering van dezelfde nummers. Ik vond het weergaloos. Volgend jaar, als ik een zekere leeftijd bereik, uche uche, willen ze bij de uitgeverij dat ik een bloemlezing samenstel van mijn eigen werk. Ik had daar helemaal geen trek in, want bij elk gedicht dat ik herlas, dacht ik: die is te lang of die kop is niet goed. Ik ga naar dat concert en denk: dit is de weg. De vorm staat helemaal niet vast. Ik ga al mijn gedichten opnieuw arrangeren. Dat ben ik nu dus aan het doen. Ik heb al 97 gedichten geselecteerd en bijna allemaal herschreven.”

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.