Spring naar de content

Schrijvers en alcohol

Zowel Rob als Arthur drinken op het ogenblik geen druppel. Vooral Arthur valt dit zwaar. Zijn de Foute Jongens nog wel fout?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Foute Jongens

Rob: Schrijvers en alcohol, mijnheer Van Amerongen: onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ik tikte de twee woorden op Google in en kreeg binnen 0,42 seconden 1.230.000 zoekresultaten, met bovenaan de ‘Top 10 alcoholistische schrijvers’. 1. Ernest Hemingway, 2. James Joyce, 3. Charles Bukowski, 4. Jack Kerouac, 5. Truman Capote, 6. Dylan Thomas, 7. Tennessee Williams. 8. John Cheever, 9. Raymond Chandler, 10. Hunter Thompson. Niet echt literaire sukkels, als u het mij vraagt, dus men zal niet snel kunnen beweren dat hiermee het bewijs is geleverd dat het consumeren van alcohol een funeste uitwerking heeft op het hanteren van de ganzenveer.

Mij overigens wel degelijk realiserend dat men net zo goed een lange lijst van schrijvers kan maken die juist aan de drank ten onder zijn gegaan, stel ik dat er met hetzelfde gemak een top duizend zou kunnen worden gepubliceerd, inclusief Nederlandse schrijvers zoals Gerard Reve, wiens fantastische, van alcohol doordrenkte beginzinnen van ‘Brief door tranen uitgewist’ in Nader tot U hier al eens door mij zijn geciteerd. Wat bovendien te denken van die onafzienbare rij Russische literaire zuipschuiten? “Hoe meer ik drink, hoe meer ik het voel,” zei de grote Fjodor Dostojevski. “Ik probeer sympathie en gevoel te vinden in drank… Ik drink om dubbel zoveel te lijden.”

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Ik zou Dostojevski’s veters natuurlijk nog niet eens mogen vastmaken, maar ik kan mij goed in die woorden vinden. Ik schrijf gemakkelijker wanneer er een ontkurkte fles rioja naast mijn laptop staat. Ik ben minder geremd en omvat de treurigheid van mijn leven – al onze levens zijn goedbeschouwd treurig – doorgaans gemakkelijker in woorden.

Ik ben geworden wie ik ben: een vreselijk saai mannetje.

Arthur van Amerongen

Maar niet altijd.

Waarom begin ik hierover?

Omdat er sprake is van een merkwaardig toeval: wij staan momenteel allebei droog.

Ik hecht er belang aan onze lezers ervan te verzekeren dat hier geen onderling overleg aan vooraf is gegaan. Wij hebben het besluit om een tijdje met een grote boog om het veelkoppige monster van de alcohol heen te lopen onafhankelijk van elkaar genomen. In uw geval werd ik er zelfs door derden over ingelicht, namelijk door een van de kwapoetsen van GeenStijl, die ter viering van hun twintigjarig bestaan voor een weekendje naar uw Algarve waren afgereisd. Tot hun verbijstering troffen zij u daar broodjenuchter aan en blééf u dat ook.

“Leeft mijnheer Van Amerongen nog?” vroeg ik hem na hun terugkeer toch wel enigszins bezorgd. “Meer dan wij,” was zijn antwoord. Terwijl die GS-jongens onder leiding van uw streekgenoot Bart Nijman een bacchanaal van drie dagen aanrichtten, bleef u kopjes thee drinken. En dat terwijl ik dat 2500 kilometer verderop óók deed.

Ik ben benieuwd naar uw beweegredenen. Ik zal u alvast vertellen dat ik er zelf maar eentje heb: ik onderwerp mij versneld aan mijn traditionele zuiveringsritueel. Eens in de zoveel maanden is het detoxtijd. Dan gun ik lichaam en daarmee feitelijk ook de geest zoveel mogelijk rust, al is het maar om mezelf op de mouw te spelden dat het de kans dat ik honderd jaar word vergroot.

Ik besluit instemmend met een citaat van Simon Carmiggelt, die eveneens lange tijd zo’n drankorgel was: “De geheelonthouders hebben gelijk, maar alleen de drinkers weten waarom.”

Arthur: Ach, Rob, mijn drastische besluit om fanatiek lid van de Blauwe Knoop te worden komt voort uit een aaneenrijging van tragische gebeurtenissen: een schouderbreuk, een rugwervelbreuk, onverklaarbare pijnen in heel mijn versleten lijf en recentelijk de zeer onverwachte dood van mijn lievelingshond Jamba, die nota bene longkanker en leverkanker had. Het beestje had in tegenstelling tot zijn baasje nooit gerookt en gezopen. Wat is het leven toch wrang en wreed.

Het ergste van mijn abstinentie is dat de innerlijke nazi in mij is herrezen en ik dus mijn gevoel voor humor volledig kwijt ben geraakt. Ik lees zelfs weer de Heilige Qur’aan. Daar staat veel eeuwige wijsheid in, broeder Hoogland. De profeet Mohammed (de vrede zij met hem) wist het beter toen hij zijn mannenbroeders reeds een eeuw of zestien geleden waarschuwde voor de gevaren van khamr, dat je kan vertalen met wijn en sterke drank: “Khamr is de moeder der onzedelijkheden en de grootste der zonden, wie haar drinkt zal ontucht plegen met zijn moeder, de tantes van de kant van de vader en de tantes van de kant van de moeder.” In mijn geval komen daar nog wat ooms en neven bij, Rob, en dat kwam allemaal door de demoon alcohol. 

Enfin. Mijn uitgever Otto Wollring is momenteel niet zo blij met mij, omdat ik eigenhandig mijn merknaam de Bukowski van de Algarve om zeep heb geholpen, maar misschien kan ik als teetotaller nog terecht bij de Islamitische Omroep om tegen de jeugd te prediken over de gevaren van de alcohol, samen met mijn goede vriend Arnoud van Doorn. 

Er is sprake van een merkwaardig toeval: wij staan momenteel allebei droog.

Rob Hoogland

Jij weet als geen ander dat ik mijn buitensporig alcohol- en drugsgebruik altijd wegwimpelde met smoesjes als ‘levensgenieten’ en ‘hedonisme’, tot in de detox van de Jellinek-kliniek toe. Maar kennelijk was er toch meer aan de hand. Heel mijn leven ben ik op zoek geweest naar de oorzaak van mijn talloze verslavingen. Zeer verheffend en troostrijk vond ik een boek van een klinische neurowetenschapper die beweerde dat er een verslavingsgen bestond. Ik had gewoon een aangeboren aanleg voor verslaving.

Het was een lange, dodelijk vermoeiende en slopende queeste. Werkelijk geen enkel middel heb ik geschuwd tijdens de epische speurtocht naar mijn ware ik: rebirthing, tarot, de I Tjing, het Tibetaanse Dodenboek, de islam, het orthodoxe jodendom, de kabbala, astrologie, groenekoolpureeklisma’s, aurafotografie, yoga en Pachamama-onzin met ayahuasca. Sinds kort ben ik warempel verlost van al die kwellende levensvragen. Ik ben geworden wie ik ben: een vreselijk saai mannetje dat niets voorstelt zonder drank en drugs. Zelfs voor hobby’s ben ik te saai. Als kind spaarde ik tenminste nog voetbalplaatjes, sigarenbandjes, munten, speldjes en postzegels. De hamster in mij is dood, want ik verzamel helemaal niets meer.

Het ergste van dit alles is dat ik me doodverveel. Tot voor kort ging ik lekker om een uur of tien (AM) aan de zuip, maar gottegot, wat zijn de dagen lang zonder alcohol. Hoe doe jij dat eigenlijk, en heb jij wellicht een vaderlijk advies voor mij? Voor een nieuw imago bijvoorbeeld, ter vervanging van de Bukowski van de Algarve.

Rob: Laten wij u voortaan dan maar de Job Cohen van de Algarve noemen, mijnheer Van Amerongen. Bekendere theedrinkers heeft ons land niet en als ik het mij goed herinner, heeft u in politiek opzicht dezelfde roots, al lagen daar in uw geval ook redenen van bronst aan ten grondslag. U liep destijds nogal driftig uw jongeheer achterna en belandde dientengevolge in menige sociaaldemocratische bedstee, eenmaal zelfs met een echtelijke verbintenis als resultaat, toen het toevallig een keertje een vrouwspersoon betrof.

Ik heb trouwens best opvallend nieuws voor u: zojuist kwam de Twitter-mededeling tot mij dat ik thans ook word gevolgd door Gerard Servais, ‘verslavingscounselor’. Ik volg hem niet terug, zoals meestal, want dan kan ik wel bezig blijven, maar wat wel interessant is, is het antwoord op deze vraag: door wie wordt @cheraservais9, zoals zijn Twitternaam is, op zijn beurt gevolgd? Het 44 miljard dollar kostende speeltje van de heer Musk – inmiddels is het nog niet eens de helft waard – schotelde mij algoritmisch twee namen voor: Dierenambulance 020 en… tadaah!… Arthur van Amerongen.

Ik wist niet dat uw probleem zó groot was. Uw bijdrage van hierboven nam ik vanwege de iets te dik aangezette dramatische ondertoon, alsmede de evidente leugenachtigheid aangaande het herlezen van ‘de Heilige Qur’aan’ met 1001 korrels zout. Maar blijkbaar meent u het dermate serieus dat de steun van een verslavingsexpert vereist is. Zo erg is het met mij niet gesteld, ofschoon ik u wel – zij het met enige aarzeling, omdat ik er mijn goede naam mee te grabbel gooi – verslag wil doen van een ervaring die mijn besluit om er weer eens een detoxperiode tegenaan te gooien danig versnelde.

Wij hadden visite, moet u weten. Het betrof een echtpaar met twee belangrijke eigenschappen: politieke invloed en dorst. Vooral van die tweede eigenschap gaven ze ditmaal wel héél nadrukkelijk blijk. Na het door mij bereide aspergediner bleven ze maar zitten en zitten, met alle alcoholische gevolgen van dien, en toen de klok twee uur sloeg, besloot ik van het ene op het andere moment dat het cursiefje dat de volgende ochtend diende te worden gecomponeerd beter maar metéén kon worden geschreven. Reden: met de kater die mij onherroepelijk te wachten stond, zou het vast niet zo goed lukken. Althans, mijn vrouw verzekerde mij naderhand dat ik dat beweerde. Ik kon mij er zelf niets van herinneren, maar volgens haar stond ik toen van tafel op, zei ik ‘momentje’ tegen mijn disgenoten en trok ik mij terug in mijn werkkamer. Een uurtje later meldde ik mij weer. ‘Klaar’, zei ik, waarna er nog een fles rioja werd ontkurkt.

Ik ben gedegenereerd tot een humorloze huismus die de hele dag gemberthee slurpt.

Arthur van Amerongen

Herkent u dat? Dat je wakker wordt, dat je tegen je vrouw zegt dat je helemaal geen zin hebt om een column te gaan schrijven omdat je een kater als een koningstijger hebt, en dat je vrouw je vervolgens vertelt dat je die allang af hebt?

Ik bleek ’m zelfs al naar de krant te hebben doorgeseind.

Ik las het verhaal terug en vond herschrijving toch wel noodzakelijk.

De wijnkelder ging terstond op slot.

Arthur: Bij de baard van de profeet, vlerk, waarom geloof je nou toch niet dat ik elke avond uit de Heilige Qur’aan lees? Het is een heel redelijk en vlotgeschreven boek, met talloze oplossingen voor maatschappelijke problemen, zoals het afgrijselijke drankmisbruik in Nederland. Misschien moet ik met mijn vriend Arnoud van Doorn Sharia4Holland oprichten, met een speciale Mohammedanische Sturmabteilung die de Pels en de Doffer binnenvalt en alle flessen sterke drank kapot slaat en de bierfusten laat leeglopen op straat. Dat zal ze leren, al die dronkelappen die mij uitlachen vanwege mijn abstinentie. 

Je weet, Hoogland: de islamitische wetgeving komt van boven en heeft niks te schaften met halfzachte, heidense rechters, al zit de sharia wel op één lijn met de D66-richtlijnen voor kinderschenderij. 

Tijdens mijn studies islam aan de Universiteit van Amsterdam leerde ik bij het college sharia dat als een dronkaard zijn misdaad – bijvoorbeeld het nuttigen van een fluitje bier of een kelkje Coebergh – vier keer herhaalt, Allah hem de uitscheiding van wonden, vloeiend uit de inwoners van de hel, zal laten drinken in het hiernamaals. De profeet zei ook: als de mensen wijn drinken, sla ze met de zweep, als zij het opnieuw drinken, gesel hen. Als zij het opnieuw drinken, dood hen. 

Dat is voorwaar geen kattenpis, amigo. 

Laten wij u voortaan dan maar de Job Cohen van de Algarve noemen, mijnheer Van Amerongen.

Arthur van Amerongen

À propos, ik moet eerlijk toegeven dat op mijn nachtkastje naast de Heilige Qur’aan de nieuwe vuistdikke pageturner van Bret Easton Ellis ligt, getiteld The Shards. Dat is andere koek hoor. Die Bret zuipt en snuift en slikt aan één stuk door, neukt mannen en vrouwen en omdat we generatiegenoten zijn, waande ik mij weer terug in de vroege jaren tachtig. Vooruit, Amsterdam was toen geen Los Angeles, maar ik en Bret waren allebei jong en beeldschoon en de wereld was onze oester. Tijdens het lezen van The Shards voelde ik een sterke aandrang tot zelfdoding, want het leven glijdt als zand door mijn vingers en soms moet ik even stoppen met lezen en heel hard wenen, want van een schitterende aanstootgevende adonis ben ik gedegenereerd tot een humorloze huismus die de hele dag gemberthee slurpt. Mijn enige drugs nu zijn: alle mogelijke vitamines, koraalcalcium, magnesiumcitraat, het absolute wondermiddel kurkuma, zink en niacine. En nu ik nooit meer dronken ben, eindig ik ook niet meer in sociaaldemocratische bedsteden, dat is dan weer winst. Mijn nieuwe levensmantra is: The lips that touch liquor shall never touch mine. Maar als Brett Easton Ellis bij mij aanklopt, in mijn nederige Villa Vischlugt, slechts gekleed in een reetveter van Versace en met een heuptasje van Gucci vol coke en zwaaiend met een flesje Beluga Epicure Vodka, wordt het natuurlijk een heel ander verhaal, die bekering van mij. Azziemaargeilizmagallez. 

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.