Spring naar de content
bron: Gerard Wessel/Hollandse Hoogte

Conny Mus tien jaar dood, Arthur van Amerongen blikt terug

Arthur van Amerongen haalt herinneringen op aan journalist Conny Mus, zijn goede vriend. Vandaag is hij tien jaar overleden. “Totaal onverwacht was hij naar de begrafenis van mijn moeder gekomen, in Ede. ‘s Morgens kwam hij aan uit Tel Aviv, de volgend ochtend vertrok hij weer. Zo’n bliksembezoek was Conny ten voeten uit.”

Gepubliceerd op:
Geschreven door: Arthur van Amerongen

Ik moest schrikken toen ik vanochtend deze schitterende en ontroerende hommage van Jeroen Akkermans aan mijn maatje Conny Mus las.

Tien jaar alweer, attenooie. Mus was toen negenenvijftig, ik ben nu zestig. Dan komt het wel erg dichtbij.

Ik woonde destijds in Paraguay en kon met geen mogelijkheid naar de begrafenis van Con, hoe graag ik ook wilde. Een paar jaar eerder was hij totaal onverwacht naar de begrafenis van mijn moeder gekomen, in Ede. ‘s Morgens kwam hij aan uit Tel Aviv, de volgend ochtend vertrok hij weer. Zo’n bliksembezoek was Conny ten voeten uit.

Ik ben voor mijn treinboek in Évora in de Alentejo, een ommuurd stadje dat helemaal is opgepimpt omdat het in 2027 Culturele Hoofdstad van Europa wil worden. Er is hier geen reet te doen en slenterend over de kasseien, met een obligaat bezoekje aan een knekelkapel als hoogtepunt, denk ik weemoedig terug aan de wilde jaren met Mus in Israël en in het Midden-Oosten.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Ik leerde hem kennen toen ik een jaar aan de Hebrew University in Jeruzalem studeerde. Het klikte meteen en we werden onafscheidelijke drinkbroeders. Mus had typisch Amsterdamse humor: snoeihard, veel grappen over het uiterlijk van anderen, veel practical jokes en andere ongein en altijd mensen in de maling nemen. Israëli’s snapten er geen barst van maar ik lag altijd in een deuk.

Conny’s Hebreeuws was perfect, alleen kon hij geen letter lezen. Hij had totaal geen reukvermogen, iets wat mij mateloos fascineerde omdat hij tientallen dure aftershaves in zijn badkamer had staan. Hij kon waanzinnig lekker koken maar wist nooit hoe zijn eten rook, dat vond ik ook al zo merkwaardig.

Op reis naar Servië, eerste twee van links: Conny en Tuur

Zijn vader had bij de spoorwegen gewerkt en mede om die reden had Mus thuis een compleet spoorwegemplacement, in een landschap vol originele Märklin-troep. De eerste keer dat ik zijn heiligdom betrad, zette hij een conducteurspet van de Nederlandse Spoorwegen op, stak een fluitje in zijn mond en joeg triomfantelijk stroom door de santenkraam. Blij als een kind zat Con daar met een peuk en een flinke bel whisky in de knuist te genieten van zijn miniwonderland, een perfecte wereld zonder oorlog. Op een doorgezopen avond pakte hij een VHS-bandje en zei: nu ga ik je iets vreselijks laten zien, Tuur, iets wat ik niemand anders durf te laten zien.

Voor de EO had hij vanuit Jeruzalem een inzamelingsactie gehouden voor een opvangcentrum voor revaliderende Israëlische soldaten. Mus zag er niet uit tijdens de (notabene) live uitzending: broodmager, slungelig, stotterend, verlegen en raar sluik haar, zoals de zanger Dave dat had in de jaren zeventig.

Voor hij correspondent werd van RTL, werkte hij als fixer en later als producent voor een christelijke Amerikaanse televisiezender. Mus moest helemaal niets hebben van gelovigen, of het nou christenen, joden of moslims waren. Op een avond belde hij me op: “je moet nu komen. Ik heb nieuwe buren. Hele enge christenen die voor een Amerikaans televisiekanaal werken. We gaan ze wegpesten.”

Met een fles whisky in de hand en ettelijke pakjes peuken belden we aan bij de teetotalers.

Uiteindelijk ben ik met Mus zeer intiem gaan dansen op heidense muziek van MTV, onze broeken hingen nog net niet op de schoenen. De duivel is in jullie gevaren, hoor ik de gastheer nóg zeggen. Een week later waren ze verhuisd.

Nog een voorbeeld van de hondstrouwe Mus: na een vreselijk bacchanaal in Tel Aviv, met diplomaat Ferdinand Smit (dat ook zijn herinnering tot een zegen mag zijn) was Conny met zijn Rover ‘op de automatische piloot’ naar zijn huis in Een Kerem in Jeruzalem terug gezoefd. Ik waggelde in de stromende regen naar een troostvriendin. Ter hoogte van het Hilton gleed ik uit en donderde met mijn volle gewicht op mijn rechterhand. Het bot kraakte en vol afgrijzen zag ik dat mijn hand als een dood vogeltje aan mijn arm bungelde. Op de eerste hulp in het Ichilov-ziekenhuis weigerden de artsen mij te helpen omdat ik te dronken was. Wanhopig belde ik Mus. Hij begreep de ernst van de zaak en keerde onmiddellijk om naar Tel Aviv. Na enige bemiddeling wist Mus de artsen – mijn pols was volledig gebroken – tot een operatie over te halen. “Yehiyeh besseder (komt goed),” sprak een chirurg genaamd Boris geruststellend in gebroken Hebreeuws. In een zeldzaam moment van helderheid had ik mij opgericht en luidkeels geschreeuwd dat ze dat ook tegen premier Rabin hadden verteld toen die, nota bene op mijn verjaardag, op sterven na dood in hetzelfde ziekenhuis arriveerde. De chirurg trok bleek weg en verdween. Na een half uur kwam hij terug en zei dat een operatie uitgesloten was omdat ik niet verdoofd kon worden omdat ik te weinig bloed in mijn alcohol had. Het alom aanwezige Russische personeel kon met moeite een grijns onderdrukken toen Boris het alcoholpromillage bekendmaakte. Er is maar één oplossing, sprak de Rus vastberaden, en greep mijn pols beet. Met zijn rechtervoet zette hij zich af tegen het bed en rukte met zijn volle gewicht aan de arm. Ik vloog bijna tegen het plafond van de pijn. Kort daarna kwam Mus, stinkend naar de drank, op mij af afgelopen: borreltje doen, Tuur?

Eens ging we een lang weekeinde naar Caïro, gewoon voor de lol. In de disco van het Hilton maakten wij kennis met twee dames, een Marokkaanse en een Keniaanse. Het leek alsof we ze al jaren kenden en waren dan ook hoogst verbaasd dat bij het ontbijt honderdvijftig dollar de man moest worden afgetikt. Toen we gevieren naar de bank liepen, hoorde ik plotsklaps de bulderende lach van Mus. ‘Je hebt met Manke Nelis liggen rampetampen, ouwe.’ Het ene been van mijn Marokkaanse verloofde (die nog steeds in avondkleding en op hoge hakken liep) was ongeveer dertig centimeter korter dan het andere. Ik had daar niks van gemerkt die nacht.

Heel Caïro keek ons na. Ik voelde compassie opborrelen toen ik haar het honorarium overhandigde. ‘Koop er maar een paar fijne krukken voor, zuster’. Mus bedacht vervolgens dat het leuk was om met zijn vieren naar Titanic te gaan. Dat hebben we geweten: toen we de bioscoop inliepen, begonnen honderden Egyptische pubers te krijsen en te gillen en heel hard “hoeren, hoeren, hoeren” te brullen en moesten we vluchten.

Jeroen Akkermans schrijft:

Conny was een gewaarschuwd man. Een jaar of vijf voor zijn dood zocht ik hem op in een Servisch militair ziekenhuis. Hij had tijdens een zomervakantie ternauwernood een infarct overleefd. Bij binnenkomst in een bloedhete ziekenzaal zag ik hem van ver met zongebruind ontbloot bovenlijf op bed liggen. Ik rekende op een zwaar aangeslagen patiënt, maar Conny gooide meteen zijn arm in de lucht en gebaarde dat ik snel moest komen. Hij begon samenzweerderig te fluisteren dat de Bosnisch-Servische leider Radovan Karadžić een zaal verderop zou liggen. “Ik heb de auto´s gezien. Kan niet missen. Ga even kijken!” Ik liet me als een boodschappenjongen door de zware hartpatiënt wegsturen. Geen Karadžić. Een zware bypass-operatie zorgde voor goede voornemens. Conny probeerde het rustiger aan te doen en meer tijd te nemen voor zijn dochter. Voor hem betekende dat hooguit een paar biertjes en zo min mogelijk sigaretten.

Ik schrok mij een aap toen Mus mij belde uit dat ziekenhuis in Servië. “Wat mij nou overkomt, Tuur, dat geloof je nooit! Ik zat op een barkruk en bam, daar ging ik. Het licht ging uit en dat was het dan, dacht ik nog.”

Ik was een van de eerste die op kraamvisite kwam bij Mus en Aleksandra. Nooit heb ik hem zo gelukkig gezien als na de geboorte van Natasha. De tranen stonden in zijn  ogen: “die kanjer wordt een fotomodel, Tuur, let op mijn woorden.” 

Een jaar daarvoor waren we met een bont gezelschap naar Somber in de Servische streek de Vojvodina gereisd. Aleksandra (joodse moeder, Servische vader) wilde terugkeren naar de orthodoxe moederkerk en Mus vond dat daar een feestje bij hoorde.

Mus en ik gedijden goed in die sfeer van de films van Emir Kusturica, waarin je morgens als ontbijt gewoon lekker slivovitsj naar binnen kan hakken en waar je lekker gek kan doen zonder dat de mensen foei zeggen. 

Na allerlei onbegrijpelijke rituelen in de kerk in Somber, met veel zwaaiende wierookvaten (die priester gaat mij klauwen met geld kosten, hoor ik Mus nog zeggen) was Aleksandra weer orthodox. Con had een restaurant afgehuurd aan de Donau, compleet met een zigeunerorkest. Die speelden aanvankelijk allemaal klotenummers van het genre waarmee ze onze steden onveilig maken, en ik ben toen maar eens gaan vragen of ze iets konden spelen wat ze zelf mooi vonden. Dat kon. Mus weer betalen en het werd een van de dolste feesten die ik ooit heb meegemaakt. De dames dronken slivovits uit hun pumps, we donderden door de tafel heen, het servies werd gesloopt en na afloop betaalde Mus met een grijns de schade. Terug naar Sombor werd we aangehouden door de politie, die gebeld was door de eigenaar van het restaurant. Blazen of betalen, zei de politie, en Mus betaalde weer, met die eeuwige grijns op zijn smoel. Hij was een van de allergulste mensen die ik ooit ontmoet heb.

Het Gezelschap mét zigeunerorkest
Arthur en Conny in Servië

Toen ik in Zuid-Amerika woonden, bleven we mailen. Dit is de laatste die ik kreeg van Mus:

Mijn boek moet eind volgend jaar in de winkels liggen – onder de werktitel Wat Een Leven.

Helaas ligt Zuid-Amerika buiten mijn gebied als correspondent, lieve Tuur, maar privé zou ik graag eens langskomen, lijken mij heerlijke knettergekke landen om te gaan stappen, met jou als gids. Volgens mij ken je wel een paar fijne tentjes. We houden kontakt vriend, want dat blijf je voor altijd.

Mensen als Conny Mus worden niet meer gemaakt. Ik mis hem vreselijk.