Spring naar de content
bron: anp

Het Snorri Storluson-dagklassement of: Leve de Tour du Rwanda!

Frank Heinen over de Tour du Rwanda: “Munyaneza, Tesfom, Dukuzomoremyi in de chasse patate. Oftewel: een uur lang gratis winkelen in het klankenwarenhuis.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Er is niet veel dat ik weet van Afrikaans wielrennen. Wat ik weet, stamt grotendeels uit John Appels prachtdocumentaire Senegal Surplace, uit 2003. In die film neemt Peter Winnen, een rokende midveertiger, deel aan de Ronde van Senegal. Ik herinner me een jongen op een ezeltje die de coureurs bevreemd nakeek. Geduldig wachtte hij tot alle auto’s uit de volgkaravaan de weg hadden vrijgemaakt, en daarna vervolgde hij zijn weg. Er was ook een man die zijn geit ging verkopen. Ze liftten naar de markt, maar er kwam niks. Geen auto, geen taxi, geen busje. 

De geit mekkerde, aan haar lag het niet.

Je zou kunnen beweren dat de blik in Senegal Surplace niet geheel vrij was van exotisme, maar in het wielrennen is het exotisme nu eenmaal overal, het is inherent aan de sport. De man met de geit is in de Tour een met stokbrood en brie picknickend gezin, en in de Giro het kromgetrokken kereltje dat Bartali nog heeft verslagen. De Ronde van Vlaanderen heeft Herman de Croo, de Tour du Senegal de man met de geit, zo gaat de Grote Wielerdecorbouwer nu eenmaal te werk.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Zondag eindigde het begin van de Tour du Rwanda in een massasprint. De 115 kilometer tussen Kigali en een buitenwijk van Rwamagana (althans, ik hoop voor Rwamagana dat het een buitenwijk was) werd het snelst afgelegd door de Colombiaanse sprinter Brayan Sanchez. Aan de streep zaten twee commentatoren die verslag deden van de koers. De een droeg een baseball cap, ratelde op hoge toon, mondkapje op half zeven. De ander was het zwijgzame type. Hij hield zich wel aan de coronavoorschriften. Na de streep tuimelde de toon van Jan met de pet plots een paar sporten van de toonladder naar beneden. Op de toon van de man die de waterstanden voorleest, sprak hij: “Brayan Sanchez. Brayan Sanchez. Brayan Sanchez. Brayan Sanchez.” Een nogal ingetogen einde van een lang verslag, dat werd bemoeilijkt door het feit dat er weinig actie te zien viel. Het merendeel van de tijd waren de verslaggevers zelf in beeld. Beelden vanuit de koers waren schaars, en kwamen voornamelijk van vaste camera’s die het voorbijglijden van de renners registreerden.

Op de toon van de man die de waterstanden voorleest, sprak hij: ‘Brayan Sanchez. Brayan Sanchez. Brayan Sanchez. Brayan Sanchez’

Tegen lunchtijd zat de rit erop. De ritten in de Tour du Rwanda finishen vroeg, vanwege de tropische regen, die meestal in de loop van de middag over de regio glijdt, als een kleddernatte voorschemering. Dat dit zo is, weet ik van Alfdan De Decker, de Vlaamse sprinter die dit weekend door Sporza werd geïnterviewd over zijn deelname. Een van de eerste dingen die De Decker in dat interview zei, was: “Voor mij is het een vergissing dat ik daar start.” Desalniettemin hoopte hij op een ritzege. En op ‘zingende en dansende mensen langs de kant’.

Aan het slot van het vraaggesprek kwam ook zijn zonderlinge voornaam ter sprake. Het antwoord van De Decker citeer ik hieronder volledig. Zelf begreep ik er niet veel van, maar dat ligt vast aan mij:

“Mijn papa heet Harald en in de Noorse mythologie is Halfdan de vader van Harald, daarom hebben mijn vader en opa die naam gekozen. Ik ben er wel trots op. Bij de inschrijving was het wel even spannend: ze moesten aantonen dat je in een andere taal de H mocht laten vallen en dat was niet zo simpel. Als ik pech had gehad, was het Halfdan geworden, dan was ik toch ‘vies’ geweest op mijn papa.”

Later, op de website Wielerflits, vond ik een wedstrijdverslag, waarin sprake was van een chasse patate, van de renners Didier Munyaneza, Sirak Tesfom en Fidel Dukuzomoremyi. Wat een namen. Namen die je onherroepelijk meevoeren, Joost weet waarheen, en of je nog terugkeert. Namen waardoor je je onmogelijk kunt bedwingen, en die je in de rij voor de kassa al uit de zak staat te vreten.

Munyaneza, Tesfom, Dukuzomoremyi in de chasse patate. Oftewel: een uur lang gratis winkelen in het klankenwarenhuis.

Didier, Sirak, Fidel. Een symfonie van gefnuiktheid.

In de uitslag ging ik natuurlijk direct op zoek naar Alfdan De Decker. Negende plek, en eerste in het Snorri Storluson-dagklassement. Zes plaatsen boven Alfdan trof ik Weimar Roldan, een bleke Colombiaan van 35. Kort dacht ik aan de ouders van Weimar Roldan, die zich aan mythologie weinig gelegen hadden laten liggen en kennelijk all the way moderne geschiedenis waren gegaan. Ik had nog nooit van Weimar Roldan gehoord, en de kans bestond dat ik hierna ook nooit meer van hem zou horen. Ik moest hem nu indrinken, mezelf nu doordringen van zijn bestaan en zijn niet geringe talent. Anders hoefde het niet meer.

Oscar Sevilla. Alleen de naam al is een echo uit een voorbij tijd

En door. Op 11: Nikodemus Holler. Sprinter uit Baden-Württemberg. Nummer 15: Rnus Byiza Uhiriwe. Twintig pas. Verder dan de gedachte dat een buitenissige voornaam geen beletsel vormt om in de Tour du Rwanda van start te gaan, reikten mijn gedachten niet. Wie weet later nog, want ik zat intussen al bij Oscar Sevilla. 

Oscar Sevilla?

Oscar Sevilla.

Oscar Sevilla is intussen 44. In mensenjaren. Toen hij de witte trui won in de Tour was Rnus Byiza Uhiriwe drie maanden oud. Sevilla rijdt intussen al jaren in Colombia, vorig jaar nog werd hij daar tweede in de loodzware nationale ronde en duelleerde hij met Evenepoel in San Juan. Meestal traint hij met Egan Bernal, dan vertrekken ze ’s ochtends voor zessen al. Oscar Sevilla. Alleen de naam al is een echo uit een voorbij tijd. Op recente foto’s valt te zien dat zijn babyface minder is getekend door meer dan twintig jaar topwielrennen dan mijn gezicht zou zijn door één training met Bernal – of één keer om vijf uur opstaan. Ik kan zorgwekkend lang kijken naar die foto’s van Sevilla. Het is alsof in hem het heden en het verleden precies op hetzelfde moment plaatsvinden. Bovendien huist ergens in hem een maniak. De vraag is alleen: waar?

Elke wielerkoers is een bloemlezing korte verhalen. De uitslag vormt de inhoudsopgave. Veel van die verhalen heb je wel eens eerder gelezen, in een andere vorm, op een andere plek. Over sommige heb je al het nodige gehoord. Een enkeling is onbekend. En eens in de zoveel tijd werpt de sport je een bundel in de schoot met alleen maar nieuw topwerk.

Koester die dagen.