Spring naar de content
bron: arthur van amerongen

Journalist Arthur van Amerongen bekent: ook ik kreeg smeergeld van Brussel

Arthur van Amerongen maakte aan het begin van deze eeuw twee snoepreisjes op kosten van de Europese Commissie, maar of ze achteraf blij waren met de reportages die deze reisjes opleverde, weet hij niet.

Ik schrok me een hoedje toen ik deze week in Elsevier een opiniestuk las met de verontrustende titel: Welke media en journalisten nemen geld aan van Europese Commissie?

Uit het stuk: “De Europese Commissie blijft weigeren duidelijk te maken welke Nederlandse ‘journalisten’ geld van haar aannemen, schrijft Jelte Wiersma. Elsevier Weekblad probeert al sinds begin december 2019 te achterhalen welke ‘journalisten’ en ‘media’ geld aannemen van de Europese Commissie, om hoeveel geld het gaat en wat het doel is van deze subsidies. Na maanden wachten kwam de vertegenwoordiging van de Commissie in Den Haag met een onbevredigend antwoord, al gaf dat wel wat informatie prijs. Toen dit europarlementariër Derk Jan Eppink (FVD) ter ore kwam, stelde hij aanvullende vragen aan de Commissie. De antwoorden kwamen vrijdag binnen. Opnieuw ontwijkt de Commissie de kernvragen: wie krijgt geld en hoeveel?”

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Het zal niet lang duren voor de namen van de schaamteloze inkthoeren van de Europese Commissie bekend worden gemaakt door GeenStijl, dus leek het mij verstandig om nu maar reeds publiekelijk met de billen bloot te gaan, voordat ik eindig aan de digitale schandpaal. 

Ik heb namelijk aan het begin van dit millennium twee snoepreisjes gemaakt, geheel verzorgd door het European Journalism Centre in Maastricht.

De eerste reis ging naar Warschau, de tweede naar Vilnius in Litouwen. 

Ik ga de lezer niet lastigvallen met goedkope smoesjes en slinkse excuses, maar ik stond destijds op het kruispunt van mijn leven. Mijn lucratieve standplaats in Jeruzalem had ik opgeofferd voor de liefde en die woonde in Maastricht. 

Het ene moment stond ik nog met mijn poten in het bluswater tussen de kruitdampen van Afghanistan, Gaza en Baghdad, het andere moment liep ik met mijn knapzak te wandelen langs de Jeker, de Geul en de Gulp. Dat doet iets met een mens, zo’n altruïstische verstandsverbijstering. 

Ik ben toen van lieverlee eindredacteur geworden bij dagblad de Limburger, destijds nog eigendom van de Telegraaf. Het betrof een halve baan: twee weken per maand avonddienst, twee weken vrij. En dat voor een vorstelijk salaris van 2200 keiharde eurootjes per maand. 

Het ene moment stond ik nog met mijn poten in het bluswater tussen de kruitdampen van Afghanistan, Gaza en Baghdad, het andere moment liep ik met mijn knapzak te wandelen langs de Jeker, de Geul en de Gulp.

De hoofdredacteur van de Limburger stuurde een mail rond met de mededeling dat hij een journalistiek kanon had binnengehaald. Let wel: dit was ruim voordat ik de Prijs voor de Dagbladjournalistiek en de Nipkow-schijf voor de radio won. 

Daar zat ik dan, elastiekjes te schieten en ingezonden mededelingen over de Koninklijke Schutterij Sint Sebastianus te Gronsveld te redigeren. 

Het was ook wel gezellig hoor, want iedere avond nadat de krant ‘gezakt’ was, ging ik met een koppeltje collega’s naar de notoire nachtkroeg De Bonte Koe in de Koestraat. Als die dan sloot, gingen we door naar d’n Dolle Dries op de Markt. Daar verzamelden de nachtvlinders en de paradijsvogels van Mestreech zich: hoeren die net klaar waren met de avondploeg, licht getinte drugsdealers, een paar verloren broodpoten en ik. Als ik dan ‘s tegen het ochtendgloren huiswaarts kroop, was mijn verloofde, chirurg, al vertrokken naar het AZM. 

Enfin, binnen de kortste keren zat ik weer aan de heroïne en de crack, met alle gevolgen van dien. 

En toen liep ik, met mijn ziel onder de arm, langs het European Journalism Centre, dat heel sjiek aan de Avenue Céramique zat, om de hoek van Plein 1992. 

In de vitrine hing een mededelingenbulletin: journalisten gezocht voor snoepreisjes, geheel verzorgd door de Europese Commissie. Ik, het hoernalistieke kanon van Maastricht, werd feestelijk en met alle egards onthaald en een week later zat ik in Warschau. Prachtig hoor, in een vijfsterrenhotel en elke dag twee keer een warm buffet met onbeperkt reuzel en wodka. Er was echter één probleempje: ik was gemeen aan het afkicken. Methadon heb ik altijd geweigerd en je kan je dan wel helemaal volgieten met wodka maar echt kiplekker voel je je niet tijdens zo’n cold turkey. Ik herinner me nog dat ik met de Poolse grenspolitie langs de grens met Wit-Rusland ben gereisd, er staat mij iets bij van een bezoekje aan de hoofdcommissaris van de politie van Warschau en er was iets met een dame van het Spaanse persbureau EFE. Mijn handen trilden dusdanig dat ik geen aantekeningen kon maken, hetgeen zelfs een sukkel van de Tiroler Tageszeitung opviel. 

Wederom werd ik in de watten gelegd door de Europese Commissie, met Wein, Weib und Gesang

Ik heb toen ook niks gepubliceerd over die snoepreis en dat was heel verstandig. Kort daarna werd ik opgeroepen voor een reis naar Vilnius. Wederom werd ik in de watten gelegd door de Europese Commissie, met Wein, Weib und Gesang, en ik herinner mij een totaal uit de hand gelopen vrijage met de belangrijkste misdaadverslaggeefster van Zweden, een weerzinwekkende dronkelap die vond dat de prostitutie verboden moest worden. ‘s Anderendaags heeft die trol nog uren op de deur van mijn hotelkamer lopen bonken en staan schreeuwen dat ik een gore seksist was, dat ik net als alle andere mannen was en dat het mij nog flink zou berouwen dat ik geen condoom had gebruikt vanwege mijn latexallergie. Wederom was ik niet in staat een onafhankelijke reportage over de nieuwe landen van de EU te schrijven, maar dat donderde niet want de uitnodigingen bleven binnen stromen. 

Twee jaar later heb ik de snoepreisjes van de Europese Commissie toch gebruikt voor een megalomaan journalistiek project voor de VPRO: In de voetsporen van Egon Erwin Kisch, de Razende Reporter.

De twee meisje die u op de achterbank ziet, zijn Sonia en Veronica uit Bratislava en waren naar eigen zeggen meerderjarig. Ik kwam ze tegen op het popfestival van Tabor, een barok stadje bezuiden Praag. De rest is geschiedenis. Ik weet niet of het European Journalism Centre heel erg blij was met mijn epische drieluik voor de VPRO, maar het is natuurlijk wel één grote reclame voor een grenzeloos Europa. Ik heb er dan ook geen spijt van, dat ik Europees gemeenschapsgeld heb verbrast. Bon, de klokkenluider uit de Algarve is de eerste journalist die openlijk uitkomt voor het accepteren van steekpenningen van Brussel. Overigens zijn de vleespotten van de Europese Commissie nog lang niet leeg. Daarom raad ik al mijn gewaardeerde collega-journalisten aan nog even snel mee te vreten uit de ruif, voordat schrokop Frenske die centjes opeist voor zijn op sterven na dode Green Deal. Alaaf! 

Word lid van HP/De Tijd