Spring naar de content

Wesley Sneijder en Het Geluk van de Amsterdamsestraatweg

Ooit zat er op de Amsterdamsestraatweg in Utrecht een fietsenwinkel. In de etalage van die fietsenwinkel stond een racefiets te blinken. Duur, trots, onbereikbaar.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

En aan de andere kant van het glas, op de stoep, stond een jongetje dat zich probeerde voor te stellen hoe het zou zijn om ooit zo’n fiets te bezitten. Maarten, heette dat jongetje. Maarten zou later een Touretappe winnen en nog weer later zou hij bekend worden met de zin: ‘Jongens jongens, wat is dit nou? Dat is het nieuwe wielrennen, Herbert.’

De Amsterdamsestraatweg is een rechte weg die je, loodrecht als een kanaal, van het centrum van Utrecht tot buiten de stadsgrenzen voert. Daar, voorbij het Julianapark, voorbij de Chinees en langs de velden van Elinkwijk, eindigt Utrecht.
Als je niet uitkijkt, val je van de wereld af.

Meer shoarmatenten dan strikt noodzakelijk
Ik ken de Amsterdamsestraatweg behoorlijk goed. In de tijd dat mijn vriendin mijn vriendin nog niet was, maar alleen maar een meisje waarvan ik hoopte dat ze het ooit kon worden, woonde ze daar, twee deuren verwijderd van een tot pornovideotheek omgebouwd rijtjeshuis waar de gordijnen eeuwig gesloten waren en waar nooit iemand binnenkwam, maar waar wel altijd auto’s voor de deur stonden.

Op de hoek zat een Grieks cafe, waar Griekse mannen de hele dag Griekse dranken dronken en Griekse spelletjes speelden, als er tenminste geen Griekse voetbalwedstrijd werd uitgezonden op de vooroorlogse televisie, die als een reusachtige zwarte kubus boven de ingang hing.
Er gaat weinig boven de Utrechtse Amsterdamsestraatweg. Je hebt er nachtclubs die al dertig jaar dicht zijn, maar nooit gesloten worden, meer shoarmatenten dan strikt noodzakelijk, theehuizen waar de walm van met zorg geteelde hasj je door de openstaande deuren in het gezicht waait en drie seksshops die zo uit het decor van een jarentachtigfilm lijken te komen.

Een jaar lang trapte ik me tweemaal ongans met de eeuwige tegenwind van iemand die een tweedehands fiets berijdt, langs al die hele en halve ongure uitspanningen die zich als kinderverjaardagen in mijn herinnering vastzetten om er niet meer uit te verdwijnen. ’s Avonds reed ik heen, op weg naar een zoveelste afspraakje, diep in de nacht weer terug, na weer een avond waar van het een het ander maar niet had willen komen.

Deze is voor jullie!
Tegenwoordig wonen mijn vriendin en ik onder hetzelfde dak. Op de Amsterdamsestraatweg hoef ik zelden nog te zijn.
Op de fiets heb ik nu soms zelfs zachte wind mee,
Maar het gevoel dat de straat, in al zijn vrolijkheid, verloedering en bedorven knoflooksaus, een beetje bij me hoort, laat me niet los.

Dus toen ik op zondagavond naar Galatasaray TV keek – ik sla het zelden over – kon ik een zekere trots niet onderdrukken. Daar stond Wesley Sneijder, dronken van geluk, in een Turkse kleedkamer, en hij schreeuwde: “Utrecht! Amsterdamsestraatweg! Deze is voor jullie!”
Misschien had hij het niet eens rechtstreeks tegen mij. Maar waarschijnlijk wel. Ik voelde me er trots genoeg voor.