Spring naar de content
bron: Paul Tolenaar

‘Amerika is een mythe’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie
USA-kenners Maarten van Rossem (74), Mart Smeets (70) en Willem Post (62) proberen de ziel van het land te doorgronden: de obsessie met geweld en vuurwapens, de enorme ongelijkheid, de onverminderde populariteit van president Trump bij zijn achterban. Waarom blijven Amerikanen ondanks alles toch in de natie geloven? ‘Het epos van de VS is een strijd. You need to be a winner, number one.’ [caption id="attachment_569551" align="alignleft" width="200"]Amerika Beeld:[/caption] Ze hebben een clown als president, als je er ziek wordt ben je de sigaar, door het vrije wapenbezit kan iemand vanuit het hotelraam in Las Vegas 59 mensen doodschieten. Wij zijn geneigd dat meelijwekkend te vinden; hoe komt het toch dat Amerikanen zelf wel zo vaderlandslievend zijn? Post: “Amerika is een land waar iedere generatie wel een oorlog heeft meegemaakt. Elke familie heeft meerdere mensen die in het leger hebben gezeten, dus de militaire traditie wordt heel erg geëerd. Als je een uniform aan hebt, wordt er meteen voor je geklapt.” Smeets: “Ik word er echt gek van. Het is zo overdreven. Dan moet je weer met z’n twintigduizenden gaan staan om die families te eren en de grootheid van Amerika te tonen.” Van Rossem: “Is dat niet een van de grote problemen van Amerika? Dat het een soort nationale zelffelicitatiedienst is? Ook mensen die beter weten, beginnen meteen met: the greatest nation on earth.” Post: “Op crisismomenten vind ik het wel wat hebben. Rond 9/11 had ik er wel sympathie voor.” Van Rossem: “Nou ik niet. Ik heb er geen enkele sympathie voor. Zelfs een Obama kon geen praatje verzinnen zonder te zeggen wat een geweldige natie het is.” Post: “Het wordt plichtmatig.” Van Rossem: “Ja, het is gewoon een formule. Maar je hebt de indruk dat ze er ook wel in geloven. Zo kreeg ik eens ruzie met een Amerikaans echtpaar, terwijl ik vanuit de VS terugvloog naar Nederland. We kregen een discussie over in atie en toen zei ik: ‘Wel erg, die inflatie in de VS. Er zijn landen in Europa waar de in atie lager is, namelijk in Duitsland en in Nederland.’ Daarna hebben ze geen woord meer met mij gewisseld. Het moest overal elders erger zijn dan daar.” Post: “Hoe groot de onderlinge verschillen in Amerika ook zijn, dat patriottisme wordt heel breed gedeeld. Op Onafhankelijkheidsdag zie je in Washington overal groepjes barbecueën en elkaar de grondwet voorlezen. Zelfs de meest hippie-achtige Democraten deden dat, tot mijn verbazing.” Smeets: “Dat zijn heel enge dagen inderdaad. Ik ben te vaak op Thanksgiving in Amerika geweest. Dan kijk ik mijn ogen uit. Dat dat mogelijk is. De collectieve idioterie met eten, cadeaus en de Heer danken. Voor mijn boek Mijn Amerika heb ik tien Amerikaanse beroepssporters met wie ik het heel goed kon vinden, thuis opgezocht. Een van die kerels woonde in het noordoosten van North Carolina. Met hem kan ik het héél goed vinden. Maar voor het avondmaal werd mijn vrouw en mij verzocht om achter onze stoelen te gaan staan en elkaar een hand te geven. Vervolgens las hij hardop het gebed: ‘Dear Lord, together we are in this great nation of us, with friends who’ve come all the way from the Netherlands, and we’re so happy that you’ve received them well in our beloved country.’” Waarom hebben ze dat toch zo sterk? Van Rossem: “Dat komt omdat ironie voor een heel belangrijk gedeelte afwezig is in de Amerikaanse cultuur. Veel van deze poppenkast – die wij een beetje flauwekul vinden of zelfs op het pijnlijke af – heeft te maken met het feit dat ze die hele immigrantennatie hebben moeten samenbinden in the United States.” Post: “Amerika is niet alleen een fysiek territorium, het is ook een idee. Een mythe waarin mensen hartstochtelijk geloven.” Van Rossem: “En dat komt doordat het een land van migranten is.” Smeets: “Je komt op een boot aan, je hebt niks, je stapt aan wal, je zet een handtekening neer, je wordt in het land binnengelaten en verder zoek je het maar uit.” Post: “De geschiedenis van Amerika is geen dorre opsomming; het is een machtig epos van een gezegend land, een land van melk en honing. Amerika is het eerste land waar gewone mensen, arme sloebers ook, tot een zekere welvaart konden komen. Want het waren niet de rijke Europeanen die naar Amerika vluchtten. En dat is natuurlijk een harde strijd geweest. Arme boeren die hier geen kansen meer zagen, kwamen met níets in Amerika aan. Veel van hen zijn de ladder op geklommen, kregen een bepaalde status en werden trots op hun land.” Van Rossem: “Neem zo’n familie Kennedy. Vanwege de aardappelproblemen in Ierland is een aanzienlijk deel van de Ierse bevolking vertrokken. Die Ieren kwamen echt straatarm aan en in vier of vijf generaties zie je ze geleidelijk opklimmen.” Post: “De eerste generatie werd politieagent of brandweerman.” Van Rossem: “De tweede generatie een lokale baas, de derde burgemeester, dat is die Fitzgerald (burgemeester van Boston en grootvader van president Kennedy – red.), en ten slotte werden ze president, zie John F. Kennedy.” Post: “Tegelijkertijd is het natuurlijk ook een land van ongebreideld individualisme. Daardoor konden ze stijgen tot enorme hoogten, maar veel mensen zijn er ook aan ten onder gegaan.” Van Rossem: “De paradox van Amerika is dat het individualistisch is en tegelijkertijd extreem conformistisch. O wee, o wee als je niet meedoet met die hele poppenkast. Het heeft lang goed gewerkt. Zij lagen lange tijd qua welvaartsontwikkeling in allerlei opzichten een kwarteeuw op ons voor.” Post: “Wij reden op een brommertje en zij in een auto. Het was een soort kapitalistisch sprookje.” Van Rossem: “Tegelijkertijd moet je je realiseren dat grote delen van de VS, ook toen, in feite een soort derdewereldland waren. En nog steeds. Ik heb op straathoeken in zuidelijke staten gestaan waarbij ik dacht: ik ben in Guatemala. Het is verschrikkelijk.” Post: “En dat is niet alleen in de zuidelijke staten. Manhattan is een miljonairs- eiland, maar als je op het station langs de trein loopt, weet je echt niet wat je ziet. De zwervers, mensen met geestelijke problemen, armoede... dat zijn niet twee of drie zwervers, dat is een kolonie.” Van Rossem: “Tienduizenden daklozen.” Post: “Dat is Amerika, het land van zulke contrasten.” Maar Amerikanen zijn allemaal trots op hun land. Post: “Omdat ze toch aangeraakt worden door die mythe. Tijdens de grote crisis in 2008, 2009 heb ik verschillende zakenmensen met kleine bedrijfjes gesproken, die het best wel moeilijk hadden. Maar toch behielden ze een rotsvast vertrouwen. Ze zeiden: ‘Ik zie wat er gebeurt in Amerika, maar ík, ik kan het gaan maken.’ Je wordt toch besmet met dat I can make it-virus. Dat onverwoestbare optimisme. Een alternatief is er ook niet, want het is een keiharde maatschappij. Als je ziek wordt, ben je de klos. Dus je moet die mythe in stand houden. Je móet geloven in dat succes. Het gáát lukken. Ik vind dat op zichzelf wel wat hebben. Dat je voor idealen staat, voor het idee. Heel veel Amerikanen zijn daar oprecht in.” Zo oprecht dat als zwarte NFL-spelers uit protest tegen de onderdrukking van zwarten weigeren te gaan staan voor het Amerikaanse volkslied, fanatieke Amerikanen het tenue van hun club in de fik steken. Post: “Ja, dan zie je dat er direct een discussie losbreekt over het ware karakter van Amerika. Want er is wel wat aan de hand.” Van Rossem: “Het is natuurlijk in allerlei opzichten een onbeschrijflijk kloteland. Waar jongens gewoon op straat geëxecuteerd worden. En omdat we nu de iPhone hebben, zien we wat er werkelijk gebeurt.” Post: “Dat zag je ook bij de schietpartij in Las Vegas. Vroeger zou je ’s avonds naar het journaal kijken, nu krijg je binnen dertig seconden een filmpje waarop te zien is dat er wordt geschoten. Je ziet meteen wat er in dat land gaande is. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar vroeger voelde het voor mij als thuiskomen als ik met het vliegtuig in Amerika landde. Maar het land dat je je hele leven bezighoudt, en dat toch een beetje het Beloofde Land was, is unheimisch geworden.” Van Rossem: “Ik herinner mij dat ik in een motel zat, in een typisch Amerikaans kloteplaatsje, en op CNN van die vulfilmpjes over Europese steden zag. Je zag een oude tram die door een oude stad rammelde; dat was Praag. Toen dacht ik: verrek! Voor het eerst van mijn leven dacht ik: ik ben een Europeaan, ik dank de Heer dat ik geen Amerikaan ben.” Post: “Je ziet de polarisatie toenemen. Terwijl Amerikanen vroeger altijd zeiden: hij is wel van een andere partij, maar he’s our president, vervaagt dat nu. Dat mythische beeld ‘van krantenjongen tot miljonair’ sneeuwt onder. De tijd dat een staalarbeider als Andrew Carnegie de rijkste man van de wereld werd, is voorbij. Wie kan dat nog bereiken?” Van Rossem: “Dat is die fameuze één procent. Eén procent van Amerika krijgt twintig procent van het totale inkomen.” En toch kon Trump met ‘America First’ en ‘Make America Great Again’ het aloude evoel van die mythe kietelen, waarna de Amerikanen massaal op hem stemden. Van Rossem: “Wacht, laten we eerst even naar de cijfers kijken. Hillary heeft de verkiezingen eigenlijk gewonnen; zij had drie miljoen stemmen meer dan Trump. Maar het Amerikaanse politieke systeem is – geheel anders dan zoals ons in de afgelopen decennia altijd voorgelogen is – fundamenteel ondemocratisch.” Post: “En Trump is natuurlijk een mega-mediamanipulator.” Van Rossem: “Het is wel een gezellige showman ja. Weet je wat hij het fijnste vindt? Om naar zichzelf op televisie te kijken. Daar besteedt hij úren per dag aan.” Post: “Vroeger belde hij zelf journalisten, zich voorstellend als John Miller. Met verdraaide stem zei hij dan: ‘Denk eraan, The Donald komt vanavond om tien uur naar die nachtclub met een heel mooi fotomodel.’” Van Rossem: “‘En denk erom dat je daar positief over schrijft.’” Post: “En die redacties wisten het, hè! ‘Haha, daar heb je Trump weer met zijn verdraaide stem.’” Smeets: “Ik heb echt de pest aan Trump. Als ik naar hem kijk, voel ik me echt fysiek onpasselijk worden. Dan denk ik: dit kan niet waar zijn! En ik ben zó rustig met al- les. Maar hij vernachelt de boel. Ohhh, ik vind hem zo verschrikkelijk. Die arrogante blik van hem, de manier waarop hij tegen mensen kan praten, zó denigrerend. En hij komt ermee weg! Hoe is het mogelijk?!” Van Rossem: “Trump is gewoon gek. Tenminste, ik zie hem als een patiënt. Anders kan ik het onmogelijk zien. En die man zit in het Witte Huis. Het is een man die scheldpartijen organiseert met de even krankzinnige Kim Jong-un.” Hoe gevaarlijk is dat? Is het al tijd om een schuilkelder te gaan bouwen? Van Rossem: “Ik dacht eerst: Trump is volkomen ongevaarlijk, in die zin dat alles wat hij zegt eigenlijk onzin is en niet au sérieux moet worden genomen. Maar toen begon die shouting match met Kim Jong-un van Noord-Korea en toen dacht ik: weet hij eigenlijk wel wat hij doet? Want op een goed moment kan zo’n situatie kantelen door die dreigementen die hij met name via zijn Twitteraccount de wereld in stuurt. Noord-Korea is een volstrekt paranoïde staatje, daar kunnen ze denken: godallemachtig, moeten wij niet eerder handelen?” Smeets: “Ja, maar Maarten, dat hadden wij geaccepteerd. Wij, de hele wereld, wisten dat Kim een debiel was, klaar.” Van Rossem: “Hij is een stuk minder debiel dan de Amerikaanse president.” Smeets: “Ja. Maar nu hebben we opeens een wereld waarin twee gekken, twee complete gekken tegenover elkaar staan.” Van Rossem: “En de machtigste gek is de president van de VS.” Post: “Hij wordt till this very moment gelukkig in toom gehouden door zijn ministers.” Van Rossem: “Maar je weet niet hoe lang.” Post: “Dat is natuurlijk het enge.” Van Rossem: “Zijn eigen minister van Buitenlandse Zaken zegt in de krant: ‘We zijn in gesprek met Noord-Korea,’ en Trump zegt: ‘Gelul, we hoeven niet te praten, want we weten precies wat er gedaan moet worden.’ Waardoor je bij jezelf gaat denken: O ja? Wat zou dat dan eigenlijk wezen?” Post: “Hij heeft zich omringd met een aantal bekwame mensen die wat gematigder zijn, maar als president heb je veel macht. Als het er echt op aankomt.” Van Rossem: “Hij kan gekke dingen doen. Zoals in dat beroemde voorbeeld van Nixon in zijn nadagen, die pillen slikte, te veel zoop en dan de gekste dingen zei. Riep hij niet eens een keer midden in de nacht: ‘We gaan Damascus bombarderen’?” Hoe gevaarlijk is Noord-Korea nu? Van Rossem: “Noord-Korea is helemaal niet gevaarlijk. Nul komma nul. Noord- Korea is een paranoïde, angstig, straatarm staatje dat die wapens ontwikkelt om af te schrikken. Ze weten dat als ze op wat voor een manier dan ook, zelfs kleinschalig, militair gebruik zouden maken van wat ze hebben, het klaar is. Dat is suïcide.” Bij Pauw zei Remco Breuker, hoogleraar Azië-studies en Korea-deskundige, dat hij nog nooit had meegemaakt dat het er zo gevaarlijk was als nu. Hij is bang voor een kernbom die ontploft, een grote veldslag tussen Noord-Korea en Amerika, voor een Derde Wereldoorlog; we zouden akelig dicht bij het punt zijn dat Noord-Korea kernbommen heeft die het op langeafstandsraketten kan zetten. Andere media meldden dat er een wereldwijde temperatuurdaling van vijf graden dreigt zodra het in die regio tot een kernoorlog komt. ‘Is er iets om bij dat moment vandaan te komen?’ vroeg Jeroen Pauw. ‘Nee,’ antwoordde Breuker, ‘we zijn echt te laat.’ Van Rossem: “Die man zou verboden moeten worden. Mijn vrouw vroeg nadat ze het Journaal had gezien ook: ‘Komt er een kernoorlog?’ Op de televisie had er best wat meer kalmte en uitleg geboden kunnen worden.” Maar hoeven we dan niet bang te zijn dat zij in razend tempo kernraketten ontwikkelen die heel ver kunnen komen? Van Rossem: “So what? Wat zouden ze daarmee moeten doen? Kim Jong-un is wel krankzinnig, maar niet helemaal gek. Hij is een vrij scherpe calculator naar mijn idee. Je weet bij escalatie natuurlijk nooit hoe het gaat lopen, maar Kim Jong-un is helemaal niet van plan om San Francisco nucleair in de fik te steken. Hij zegt het wel, maar dat is onderdeel van het spel dat met een zekere regelmaat, zo om de drie à vier jaar, wordt gespeeld. Tot Trump kwam, die begon terug te schelden. Hoe is het mogelijk dat je zo stom bent als Trump? Want dat is wat mij zo opgevallen is. Hij is helemaal niet slim! Hij is een showman, maar áártsdom. Hij is alleen maar geïnteresseerd in zijn eigen imago op de tv.” Smeets: “Mijn vader zou zeggen: hij is zo dom dat hij het zelf niet weet.” Van Rossem: “Ik denk dat hij vooral is gekozen vanwege de combinatie van zijn voorgangers: Obama, een zwarte, en vervolgens een vrouw. Dat is gewoon te veel van het goede voor de modale Amerikaan. Wij hebben dat totaal verkeerd gezien. Ook het idee van: grijp de dames in het kruis. Blijkbaar hebben kiezers het idee: zo, eindelijk wordt dat een keer gezegd. Toen hij bij de start van zijn campagne die roltrap af kwam in de Trump Tower en begon over Mexicaanse immigranten – dat het drugscriminelen zijn, moordenaars, verkrachters – dacht iedereen: die man kunnen we afschrijven. Dit is klaar. Nee! Zijn kiezers wilden dat juist graag horen!” Smeets: “Ik schaam me om dit te moeten zeggen, maar ik heb Nederlandse vrienden in Amerika die zeiden: ‘Obama is horrible. He can’t be good, he’s black.’ Zo wordt daar gewoon gedacht.” Van Rossem: “Het is een diep racistische samenleving. Heb je die scènes op televisie gezien waarbij mensen die ongewapend zijn en niets akeligs in de zin hebben, door een agent worden doodgeschoten? Vroeger werd er dan gezegd: ‘Ja, maar ze waren heel agressief, we moesten er iets aan doen.’ “Nu is er een iPhone bij waardoor je kan zien dat ze helemaal niet agressief waren. Sterker nog, dat ze weglopen, bang zijn, dat ze zeggen: ‘Please please, don’t shoot.’ En dan wordt er toch geschoten. Dat zijn gewoon standrechtelijke executies. Anders kan je dat niet noemen. Nu ook weer in Las Vegas. Er wordt altijd de suggestie gewekt dat dat incidenten zijn. Van een evil person die iets heel geks heeft gedaan. The New York Times houdt een lijstje bij van schietpartijen waarbij meerdere doden vallen; het zijn er in één jaar meer dan vijfhonderd. Het is een ziekte. Het is een levensgevaarlijke, maatschappelijke ziekte. Als je je niet happy voelt, koop je 23 half-automatische geweren en dan schiet je je collega’s dood. Of je familie. Of een klas schoolkinderen.” Post: “En dan steeds op grond van het argument: het staat in de grondwet, je moet jezelf kunnen beschermen. Jullie zijn vast ook weleens wezen kijken in zo’n schietwinkel.” Van Rossem: “Ja, vreselijk.” Smeets: “Ongeloo ijk. On-ge-loof-lijk.” Post: “Vlak voor kerst hing er gewoon een bord met: ‘Christmas discount! Een halfautomatisch geweer voor 300 dollar! Koopje!’ En dat is het punt, er zijn naar schatting 320 miljoen wapens in vrije omloop in Amerika.” Smeets: “En er zijn 300 miljoen Amerikanen. Er zijn meer wapens dan Amerikanen.” Overal staan rekensommetjes van hoeveel mensen er voor het vaderland sterven en hoeveel er doodgaan door wapenbezit. Die tweede groep is zo schrikbarend veel hoger dat je niet kunt begrijpen dat die Amerikanen de link zelf niet leggen. Van Rossem: “In toenemende mate is het recht op wapenbezit steeds meer iets wat bij het staatsburgerschap hoort. Zonder dat ben je eigenlijk niemand. Dan kun je jezelf niet verdedigen. Dat is ook wat ze altijd aan je vertellen. Ik sprak met de leider van zo’n gun lobby en die zei: ‘Als de Nederlanders allemaal een wapen zouden hebben gehad, dan zouden de Duitsers niet zijn binnengevallen.’” Post: “Het heeft ook te maken met dat mythische beeld van het individualisme; niemand mag in jouw onzichtbare cirkel komen. Dat zie je ook in de discussie over roken.” Smeets: “In Utah mag je niet roken als je dichterbij dan 3,6 meter van de muur van een restaurant staat.” Van Rossem: “Maar je mag daar wel met een semi-automatisch machinegeweer gaan staan.” Post: “Een vriend van mij moest het tasje dragen van zijn Amerikaanse vriendin. Hij zei: ‘Het is nogal zwaar.’ ‘Ja,’ zei zij, ‘daar zit mijn pistool in.’ ‘Hoezo pistool?’ vroeg hij, ‘we gaan toch even gezellig wat drinken?’ Maar zij droeg altijd een pistool.” Van Rossem: “Het zou zomaar kunnen dat de ober gevaarlijk wordt. In Nevada komen meer mensen om het leven door ongelukken met vuurwapens dan door ongelukken in het verkeer. Terwijl dat laatste getal in Amerika ook al een stuk hoger ligt dan bij ons. Maar er valt in Amerika simpelweg niet over te praten. Ja, na zo’n schietpartij krijg je altijd die zeurkouserij dat er nu eindelijk iets aan dat wapenbezit moet worden gedaan; dat heb ik nu al dertig, veertig jaar meegemaakt. Maar dat helpt allemaal geen zak. De wapenlobby is enorm effectief. Maar los daarvan is het ook een culturele ziekte die in de VS heerst, want er zijn andere landen met een vrijwel even groot vuurwapenbezit en daar komen deze wonderlijke aanhoudende schietpartijen niet voor.” Hoe verklaar je die ziekte? Van Rossem: “Doordat Amerika, anders dan zij zelf denken of geloven, en wij ook, een geweldscultuur heeft. Ik zou geen land weten waar geweld zo dicht onder de oppervlakte van de beschaafde samenleving zit als in Amerika.” Post: “Kijk maar naar de sport. Kijk naar American football.” Smeets: “American football is alleen voor Amerikanen gemaakt. De rest van de wereld speelt het niet, omdat ze dat niet willen.” Van Rossem: “Je krijgt er allemaal hersenbloedingen van, toch?” Smeets: “Ja, je molt je medemens.” Post: “Maar Trump wil geen veiligheidsmaatregelen, begreep ik.” Smeets: “Ja, dat is verschrikkelijk, belachelijk. Maar je moet nog verder kijken. Zie de onwaarschijnlijke mate van geweld in Amerikaanse films. Neerstortende flatgebouwen, duizenden doden. Waar komt dat vandaan? Alleen uit Hollywood. Daar drijft men op. Succes is verzekerd op het moment dat je de meest verschrikkelijke doden kunt laten zien.” Van Rossem: “Denk ook aan dat horrorcomplex dat de Amerikaanse cultuur heeft. De duivel kan in no time uit je stopcontact komen.” Post: “Halloween.” Van Rossem: “A Nightmare on Elm Street, zeventien delen, allemaal even krankzinnig.” Hoe komt het dat die geweldscultuur zo dicht onder de oppervlakte van de Amerikanen zit? Smeets: “Omdat er iets stoers in zit. De autoraces in Amerika zijn pas geslaagd als er negentien wagens over de kop gaan en er een derderangs beroemdheid komt te overlijden. Waarom gaan ze naar dat bull riden toe? Omdat de arme jongen die op zo’n stier gaat zitten, waar een heel stadion met dertienduizend mensen naar kijkt, van dat beest afgedonderd wordt en dan nog een klap na krijgt. American football is gemaakt om ze met de helmen tegen elkaar op te laten denderen. En er is er een die de sterkste is en de zwakke blijft op de grond liggen en wordt op een brancard afgevoerd. Er zit overal de strijd in van: ik ben de bes- te. En dat kom je óveral tegen. In die hele maatschappij.” Post: “Het epos van Amerika is een strijd. You need to be a winner, number one.” Van Rossem: “In Amerika heb je op de highschool de verkiezing van de persoon most likely to succeed. Als je dat in Nederland zou doen, zou je echt de tent uit gejouwd worden.” Als die Amerikanen zo graag de winnaar willen zijn, hoe is het dan voor hen om nu internationaal bekend te staan als het volk met een joker als president? Van Rossem: “Dat weten ze niet. Ze weten geen flikker van Europa.” Post: “Wij kennen ook wel Amerikanen die tot op het bot gepijnigd zijn, die in tranen uitgebarsten zijn toen Trump won. Het ligt er gewoon heel erg aan waar je komt, of je in Louisiana bent of in Massachusetts – dat zijn twee verschillende werelden. Dat is misschien nog wel een groter verschil dan tussen Griekenland en Nederland. Amerika is ook zoveel meer dan Trump. Ik ken zo veel Amerikanen die oprecht van hun land houden. Het is tragisch dat dit andere Amerika nu zo ondersneeuwt. Ik verzet me tegen het goedkope antiamerikanisme.” Smeets: “Dat is het punt: Louisiana en Massachusetts zijn allebei staten van een land dat zich United States of America noemt. Het zijn compleet andere werelden, maar dat woord ‘united’ geeft ze die kracht. Daarom gaan ze bij elke gelegenheid staan om het volkslied te zingen.” Post: “Ik vind het mooi als mensen ergens voor staan, maar niet als dat opgelegd wordt. En dat zie je de laatste jaren toenemen.” Van Rossem: “In Nederland zie je vooral sporters die geen van allen het volkslied kennen.” Smeets: “Je raakt nu de kern. Dat is het grote verschil: in Amerika leren ze van jongs af aan niets anders dan die rechterhand op de hartstreek te leggen. Honkballers staan 170 keer per jaar op voor het volkslied. En elke keer kom je op voor the country of the free, the home of the brave. God bless America. Dan pas wordt er gespeeld. Dus voor iedere honkbalwedstrijd wordt het publiek erop geattendeerd dat ze Amerikaan zijn. Dat vind ik wel mooi aan die honkbalwedstrijden.” Van Rossem: “Ik moet zeggen dat ik me nu een beetje opwind, want er is niets zo onbeschrijflijk vervelend als zo’n honkbalwedstrijd.” Smeets: “Dat vind jij. En andere mensen hebben daar weer een andere mening over.” Van Rossem: “Dat je daar vier uur lang naar gaat zitten kijken.” Smeets: “Maar jij leest vier uur lang een boek, en daar vinden die mensen weer niks aan.” Van Rossem: “Ik lees liever een héél slecht boek dan dat ik naar een honkbalwedstrijd kijk.” Smeets: “Ieder mens heeft zijn eigen keuze. En ik ben blij als ik vanavond om elf uur naar Boston kan kijken.” Van Rossem (vol ongeloof): “Echt waar?” Smeets: “Het is het mooiste wat er bestaat in de hele wereld.” Van Rossem: “O, ik heb helemaal niets met de Amerikaanse sporten. Die zijn nog op een heel ander niveau vervelend dan de Nederlandse sporten.” Smeets: “Nee hoor, die zitten gewoon heel anders in elkaar. Maar dat leg ik je nog weleens uit.” Van Rossem: “Ik ben met mijn Amerikaanse nicht nog weleens naar zo’n American football-wedstrijd geweest. Godzijdank ging het na enige tijd regenen en zei ze: ‘Zullen wij maar gaan?’ Ik zei: ‘Ja, laten we dat vooral doen.’ Nu begrijp ik ook waarom je die meisjes met die pom-poms hebt, omdat het zo stróntvervelend is dat het wel lollig is om naar zo’n meisje met pom-poms te kijken. Die sport duurt twee seconden en dan staat die hele zaak weer stil.” Post: “Bij basketbal ook hè.” Van Rossem: “Daar worden veel te veel doelpunten gemaakt.” Smeets: “Ratel maar door. Je raakt me niet eens. Ik heb tenminste nog de wijde spiegel op. Ik geniet van alles en ik keur het niet af.” Van Rossem: “In mijn jonge jaren was ik wel erg van de Formule 1.” Smeets: “Dat is dus een sissy sport in Amerika.” Van Rossem: “In Amerika?” Smeets: “Ja natuurlijk, want daar vallen geen dooien bij. Dus vinden ze het niet interessant. Wat heb ik nou zostraks gezegd? Amerikaanse sporten worden alleen interessant gevonden als je letsel kunt krijgen. Als er sensatie in zit.” Van Rossem: “Die oval track racing vond ik wel zo’n volkomen verkalkte sport.” Smeets: “Dat vinden de mensen niet hoor, ze vinden jou een verkalkte man.” Van Rossem: “Al die Amerikanen ook die in zo’n café sport gaan kijken.” Smeets: “Dat heet een sports bar.” Van Rossem: “Daar zitten allemaal van die dikke mannen aan de bar.” Smeets: “Speak for yourself.” Van Rossem: “Daar hangen zestien van die reusachtige schermen met die onbeschrijflijk vervelende sporten erop.” Smeets: “Dat vind jij.” Van Rossem: “Dat vind ik ja.” Smeets: “Die mensen vinden dat heel erg leuk en hebben daar een heel leuke middag.” Post: “Haha. Ik vind dat wel echt een mooi feest hoor. Vooral ook de barbecues ervoor en erna.” Van Rossem: “Ik heb een enorme pest aan barbecueën. Ik zie dan mijn neef met een parapluutje in de motregen die suffe worstjes verbranden, want er zál gebarbecued worden.” Smeets: “Dit volk hangt aan elkaar van dit soort festiviteiten.” Van Rossem: “Maar dan zit je toch met het probleem hoe in godsnaam te verklaren waar de schietpartijen en de politieke polarisatie vandaan komen. Die diepe haat. Want het zijn geen lone wolves. Het zijn doodnormale Amerikanen waarvan niemand het had verwacht en die zo vol zitten met haat, frustratie, agressie of whatever it is.” Post: “Het is een land van uitersten, van een enorme sociale ongelijkheid, dan krijg je dit. Amerika is een wilde tuin waar de prachtigste bloemen groeien, maar waar ook het een en ander gebeurt.” Van Rossem: “Het interessantste vind ik eigenlijk Canada. Canada is een land dat in alle opzichten op de VS lijkt. Het is enorm groot, je kan er een beer schieten, er is ook een individualistische cultuur, maar Canada is een veel en veel minder problematisch en gewelddadig land dan de VS. Je hoort in Canada nooit dat ze daar de minderheden doodschieten op straat. Hoe komt dat? Wat is er in Amerika gevaren, of is het er altijd geweest? Heeft dat misschien iets te maken met de slavernij? Die was er niet in Canada, en wel in de VS. Pas na een zeer bloedige oorlog hebben ze daar een eind aan gemaakt en vervolgens hebben de zuidelijke staten in no time een gruwelijk systeem van repressie ontwikkeld waarbij met enige regelmaat zwarte jongens werden gelyncht om een voorbeeld te stellen. Je kunt zeggen dat dat lynchen is opgehouden, maar kijk naar de agenten die jongens doodschieten die niets gedaan hebben. Het is voor een zwarte man ge- woon een gruwelijk, lévensgevaarlijk systeem. Zwarte families moeten hun zonen uitleggen: ga nooit de confrontatie aan, zeg nooit dat je iets niet wilt, wees nooit brutaal. Amerika is een prinses, een schone prinses, die vol beloftes is geboren, maar wel met een klompvoet. En die klompvoet is de slavernij.” Smeets: “En die klompvoet is altijd verborgen door er een rok overheen te dragen.” Van Rossem: “Jazeker. En zij heeft geleerd om zogenaamd hartstikke leuk te lopen, alsof ze geen klompvoet heeft. Maar hij is er. Hij is er altijd.” Hebben jullie weleens bij zo’n Amerikaanse ceremonie zitten snotteren? Smeets: “Ja, na de Boston Marathon bombing. Toen zijn mijn vrouw en ik naar de Red Sox gegaan. Dan krijg je de standaardonderbrekingen om God Bless America te zingen. Maar daar hebben ze ter nagedachtenis aan de slachtoffers iets extra’s bij gedaan, namelijk het zingen van een lied dat iedereen kent. Ik ben geen zanger, maar als ik begin met (zingt uit volle borst:) ‘Sweet Caroline... pa-pa-paaaa’ – dat klinkt niet als je het met twee man doet. Met tweehonderd wordt het al aardig. Met twintigduizend is het leuk, met zéstigduizend klinkt dat als iets bevrijdends. En dat werd toen, die avond, in dat stadion gedaan. Kippevel. Zó op mijn armen. Ik kon mijn tranen niet bedwingen. Ik kon het niet. Iedereen om mij heen stond te janken.” Van Rossem (nuchter): “Is dat ook niet het massaeffect?” Smeets: “Ja natúúrlijk. Maar ondertussen heeft Neil Diamond zijn hele bestaan te danken aan dat lied. Hij verdient tweehonderd miljoen per jaar!” Van Rossem: “Ik kende het niet.” Smeets: “Dat maakt niets uit, daar ben ik voor, om je dat uit te leggen. Ik ben altijd een uitlegger geweest.” Van Rossem: “Happy Days Are Here Again ken ik wel.” Smeets: “Dat kan ik ook nog voor je zingen, maar dat maakt nu niet zoveel uit. Het gaat erom dat dat lied heel Amerika door ging. Door het te zingen voelde je je slachtoffer van wat daar gebeurd was – namelijk dat onschuldige mensen door een idioot om het leven gebracht waren – en deelde je dat. En ik ben heel rustig, echt héél rustig, altijd, ik zeg nooit wat, ik zing nooit wat, maar daar: ik heb meegezongen. Ik keek naast mij, daar stond er ook eentje mee te zingen. Dat ik dacht: jezus, wat gebeurt er met ons? Toen Karen en ik ’s avonds in ons hotel kwamen, stonden we tegen elkaar aan, van, jezus wat is dit? Wat hebben we nu meegemaakt?” Van Rossem: “Heb je dat ook niet als Feyenoord kampioen wordt?” Smeets: “Ik niet.” Post: “Ik denk dat je een uitzondering bent, Maarten. Wat mij opvalt is dat heel veel Nederlanders die naar zo’n honkbalwedstrijd gaan het fantastisch vinden om mee te maken.” Smeets: “Hij vindt er geen reet aan, maar dat maakt ons niks uit! Er zijn hónderden, duizenden, miljóenen mensen die zich daar happy bij voelen. En zich vastpakken aan dat volkslied en de gewoonten die daarbij horen. Traditionalisten zijn het. Meer niet. En het is zo kinds als het maar kan, maar als je ertussen staat, valt het je op. Het zou jou ook opvallen als het gebeurt, Maarten.” Van Rossem: “Nou ja, bij mij begon het te regenen en toen zijn we meteen vertrokken.” Smeets: “Het interesseert me niet of het begint te regenen ja of nee, maar je hebt toch ook gevoel? Waarom gaan zestigduizend mensen ineens één lied zingen?!” Van Rossem: “Ik heb wel gevoel, maar onder die omstandigheden gaat er direct bij mij een lampje branden en denk ik: dat bevalt mij helemáál niet.” Smeets: “Dat weet ik wel, dan komt je vervelende Van Rossempje naar boven. Ik kijk er óók doorheen! Maar ik ga wél staan, want ik wil geen party pooper zijn.” Van Rossem: “Wat ik ontroerend vond, was toen Obama gekozen werd. Dat was enorm indrukwekkend. Daar had ik het gevoel dat Amerika tot op zekere hoogte revanche nam op wat we beschreven hebben, het probleem met de zwarte bevolking. Alleen bleek achteraf eigenlijk dat ze dat helemaal niet gedaan hebben en dat ze nu weer revanche nemen op hun eigen revanche, wat hoogst pijnlijk is natuurlijk.” Kun je zeggen dat het idee van ‘united’ zijn, dat in eerste instantie hun redding was, nu bijna hun ondergang wordt? Post: “Ja. Trump is de rattenvanger van Hamelen.” Smeets: “En het wordt steeds duidelijker dat het united-gevoel een illusie is. De grootste keerzijde van het nationalisme is misschien wel de wetenschap dat het nationalisme niet bestaat. Het zijn momentopnames. Het zijn momentopnames bij bijeenkomsten buitenshuis, dan zijn ze even verenigd. Maar op het moment dat deze mensen uit het stadion weg zijn en naar huis gaan, dan gaan de welgestelden naar hun rijke, witte wijk waar ze een groot hek om hun huis hebben. En als je white trash bent, woon je in een camper 35 kilometer buiten de stad en heb je niks. En als je zwart bent, ben je de speelbal van alle anderen. Dus daar is helemaal niets united. En dat levert heel veel frustratie op. In die zin is zo’n ramp als Las Vegas een zegen voor Trump, want dat doet het goed voor het united-gevoel. Hij doet het nu ineens ook weer goed bij zijn Republikeinse achterban. Dat is vreselijk om te zeggen, maar dan kan hij alle fouten die hij gemaakt heeft weer even wegstrepen. Toen hij daar in Las Vegas stond te kletsen, betrapte ik mezelf op de gedachte: wat heb jij een mazzel. Dat dit voorkomt. Er zijn 59 mensen doodgegaan en jij staat te triomferen. Ja, dat is cynisch.” Denken jullie dat Trump na vier jaar is uitgespeeld? Van Rossem: “Het zou me enorm verbazen als hij wordt herkozen. Ik acht dat eigenlijk uitgesloten.” Post: “Maar Maarten, als er nou iemand goed in is een ander de schuld te geven, dan is het Trump wel. Hij zal zeggen: it’s the media. Ik heb niet geleverd, maar dat komt door dat journalistentuig.” Smeets: “Ja, daar zit hij helemaal niet mee.” Van Rossem: “Ik acht zijn herverkiezing uitgesloten. Zijn tijd zit erop over vier jaar. En in de tussentijd troost ik me met het feit dat de vrouw van Trump evident een enorme bloedhekel aan hem heeft.” Post: “Ja dat zie je wel aan haar lichaamstaal.” Van Rossem: “Dat zie je aan heel haar motoriek. Zoveel is inmiddels toch wel duidelijk.”