Spring naar de content
bron: anp

Dalrymple in Nederland

In zijn nieuwe boek Drugs, de mythes en de leugens hamert Theodore Dalrymple weer lustig op hetzelfde aambeeld als in zijn meest befaamde werk Leven aan de onderkant. Cultuurpessimist Dalrymple vindt dat het in onze samenleving ontbreekt aan duidelijke structuren en dat mensen die buiten de boot dreigen te vallen – criminelen, junks, de achtergebleven onderklasse – door de overheid veel te weinig op hun eigen verantwoordelijkheid worden gewezen. De verzorgingsstaat, het grote ideaal van de linkse intelligentsia, heeft hen lui gemaakt. Maar wat denken representanten en critici van de gewraakte jaren zestig over de stoere ideeën, de ferme taal en de hardhandige oplossingen van Dalrymple?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ad Fransen

Chris Rutenfrans, criminoloog, chef opiniepagina de Volkskrant. Introduceerde met Leven aan de onderkant (de vertaling van Life at the Bottom) Dalrymple in Nederland

“Dalrymple’s succes valt samen met een tijd waarin ons kabinet al zegt: neem je eigen verantwoordelijkheid, laat de overheid niet voor alles opdraaien. Het klimaat was in Nederland dus rijp voor Dalrymple. Mensen hebben er genoeg van dat er almaar geklaagd wordt en de schuld bij anderen wordt gelegd. Dat altijd de overheid het moet opknappen, dat ze voortdurend een beroep doen op een uitkering of de hulpverlening en zelf nooit ergens schuldig aan zijn. Hoewel, waar ik weleens bang voor ben, is dat een regering die vervelende maatregelen wil nemen op het gebied van de zorg of de WAO, hem als excuus gebruikt, zijn boeken misbruikt als ideologische onderbouwing.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

”Ik ben van huis uit criminoloog en vind dat Dalrymple heel goed laat zien hoe zelfs criminelen en junks het sociaal-wetenschappelijke gedachtegoed uit de jaren zestig hebben opgepikt om hun situatie goed te praten. Ze zijn daarbij uitvoerig geholpen door de hulpverlening die hen maar wat graag in de rol van zielige slachtoffers zag. Wij geven junks van alles – voorzieningen, hulpverlening, methadon, vrije heroïneverstrekking – maar als maatschappij vragen wij daar niets voor terug. Dalrymple stelt dat je toch op zijn minst kunt verlangen dat ze echt afkicken.

“De wijze waarop Dalrymple de gevolgen van de seksuele revolutie beschrijft, vind ik vrij plausibel. De seksuele revolutie vond eerst bij de linkse elite plaats en is langzaam naar de onderlaag doorgesijpeld. De intellectuelen konden de seksuele vrijheden wel aan, maar de onderklasse heeft de ideeën veel te letterlijk genomen. En dan krijg je een vrouw met vier kinderen van vier verschillende vaders. Dat is het resultaat van de seksuele revolutie in dat segment van de samenleving. De intelligentsia heeft daar achteraf geen enkele verantwoordelijkheid voor genomen. Integendeel, nadat ze al hun romantische ideeën op de samenleving hadden losgelaten, hebben ze er wel voor gewaakt dat hun eigen kinderen zouden ontsporen.”

Bas Heijne, essayist, redacteur NRC Handelsblad, interviewde Dalrymple in 2005

“Ik vond Leven aan de onderkant een prikkelend boek, maar ik was het niet overal mee eens. Dalrymple legt het accent bij het individu, maar volgens mij ligt de waarheid ergens in het midden. Als een familie in een probleemwijk woont, waar de vader met zijn vingers aan zijn dochter heeft gezeten en op zolder een hasjplantage houdt, dan kunnen je zeggen: dat is zijn eigen verantwoordelijkheid. Maar als bijna de hele wijk hetzelfde doet, dan heb je ook een sociaal probleem, dan is dat gedrag niet al- leen een bewuste keuze.

“Dalrymple is niet de zure, rechtlijnige, extreem-rechtse man zoals zijn tegenstanders hem graag schetsen. Hij loopt echt niet scheldend en tierend door zijn huisje in Frankrijk. Dat zie je hier in de neoconservatieve hoek toch heel vaak: van die boze burgermannen die met een rancuneuze verbetenheid naar de wereld kijken.

“Of het nu de moderne kunst is of het seksueel gedrag, Dalrymple benadrukt opvallend vaak het losbandige in alle hoeken van de samenleving en wijst daarbij graag naar de jaren zestig als oorsprong. De linkse elite moet het flink ontgelden, maar als je naar het neoliberalisme kijkt met zijn nadruk op eigen verantwoordelijkheid, dan veroorzaakt dat misschien nog meer ellende, worden de mensen nog erger aan hun lot overgelaten.

“Hij heeft wel een punt als hij zegt dat structuur noodzakelijk is in een samenleving en dat de intelligentsia vanaf de jaren zes- tig alles wat naar structuur en instituties neigde – vooral op het gebied van de moraal en moralisme – zo hard heeft afgewezen dat daardoor de onderklasse aan haar lot werd overgelaten.

“Dat Dalrymple met zijn pleidooi voor structuur in het leven nu zo in goede aarde valt, heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat een aantal grote idealen niet zijn doorgegaan. We zouden allemaal multicultureel worden, Europeaan en we zouden allemaal ongelovig worden: die drie punten zijn gewoon niet uitgekomen. God is terug, het nationalisme is terug en de persoonlijke identiteit is terug. Dat had links nooit vermoed.

“Ik wil graag nog één belangrijk punt maken over de Nederlandse medestanders van Theodore Dalrymple. Vaak vraag ik me af: sinds wanneer interesseer jij je voor de onderklasse? Daar heb je toch altijd op neergekeken. De opwinding over de onderklasse bij Dalrymple komt voort uit betrokkenheid. Hij gebruikt de onderklasse niet – zoals bijvoorbeeld Leon de Winter – voor een potje polemiek onder de elite.”

Herman Vuijsje, socioloog en schrijver van Correct (1999) en Lof der dwang (1989)

“Dat Dalrymple in ons land zo veel bijval heeft, komt doordat hij net als ik destijds in mijn boeken deed, de uitstel-mentaliteit aan de kaak stelt op het gebied van criminaliteit, drugsoverlast en uitkeringen. Twintig jaar geleden heerste daarover bij de linkse elite nog een enorme angsthazerij. Of het nou de minderhedenproblematiek of de verloedering van de openbare ruimte was, je kon er maar beter over zwijgen, anders werd je zowat in de ban gedaan.

“Ik vind overigens dat Dalrymple de rol van de oude linkse intelligentsia soms een beetje overdrijft. Het drugsgebruik of de vrijgevochten seksuele moraal was ook wel tot de onderklasse doorgedrongen zonder de voorbeelden van de jaren-zestig-intelligentsia. De uitvinding van de pil bijvoorbeeld is van een veel grotere invloed geweest op de vrije seksuele moraal.

“Je kunt de ideeën van Dalrymple ook niet zomaar op onze samenleving loslaten, want er is nog een ander verschil: Engeland is een echte klassemaatschappij gebleven. Wij hebben niet zo’n erge onderklasse juist mede dankzij de jaren zestig, die op dat gebied gelukkig meer rechtvaardigheid en gelijkheid hebben ge- bracht. Al is dat gelijkheidsdenken bij ons weer doorgeschoten.

“Iets dat echt is aangetast door de ideeën van de jaren zestig, is het onderwijs. Door al die voorstanders van onderricht in eigen taal en eigen cultuur hebben jonge immigranten een enorme achterstand opgelopen. PvdA-ministers en PvdA-staatssecretarissen hebben sinds de jaren zestig ons onderwijs totaal naar de knoppen geholpen. De domme, geborneerde houding van de sociaal- democratie tegenover het onderwijs komt voort uit een enorm doorgeslagen optimisme dat iedereen de maarschalkstaf in zijn ransel heeft en hem er alleen maar zelf uit hoeft te halen.

PvdA-ministers hebben sinds de jaren zestig ons onderwijs totaal naar de knoppen geholpen

Herman Vuijsje

“Ik vind dat we tegenwoordig in Nederland een heel aardig tijdsgewricht beleven. Zowel op artistiek als op intellectueel gebied bestaat in ons land een ongekende rijkdom. De politieke correctheid waar ik me twintig jaar geleden tegen verzette, is nu hartstikke voorbij. Alle grote issues worden tegenwoordig ruimschoots bediscussieerd. Zo’n Balkenende kraamt ontzettende onzin uit wanneer hij tegen Harry Mulisch zegt dat de artistieke elite het laat afweten. Het ideaal van laat duizend bloemen bloei- en is nu eindelijk in vervulling gegaan.”

Marcel van Dam, socioloog, oud PvdA-politicus, Volkskrant-columnist

“Het grondverschil tussen Dalrymple en mij is dat hij een hoge pet op heeft van de onafhankelijkheid van mensen van hun omgeving en dat hij een hoge pet op heeft van de vrije wil en eigen verantwoordelijkheid. Hij gaat uit van een onbeperkt arsenaal van beslissingsmogelijkheden van mensen over hun eigen lot, en daar geloof ik dus helemaal niet in.

“Dalrymple is psychiater, maar een andere, nog niet zo lang geleden gestorven psychiater, Van Dantzig, zei altijd: ‘Willen moet je ook maar kunnen.’ En een heleboel mensen kunnen dus niet anders en daarvoor is de verzorgingsstaat.

“Kan zijn dat Dalrymple jarenlang als arts in een achterstandswijk heeft gewerkt, maar daar staat tegenover dat er nog duizenden mensen in dergelijke wijken hebben gewerkt en heel andere ervaringen hebben dan Dalrymple. Kijk, er is altijd een onder- klasse geweest en ik denk dat die op bepaalde terreinen altijd een afwijkend gedragspatroon heeft laten zien. Bijvoorbeeld dat het misbruik van alcohol daar hoger is en dat dat vaak leidt tot echtelijke ruzies en huiselijk geweld. Ik heb daar genoeg literatuur over uit een tijd dat er nog geen linkse intellectuelen waren die de onderklasse naar de vernieling konden helpen. Raar hè.

“Ik denk dat de individualisering niet alleen in de onderklasse, maar in de hele samenleving nog van de grootste invloed is geweest. Als je alleen al de echtscheidingscijfers bekijkt, die zijn geëxplodeerd. Dat is niet het gevolg van de seksuele revolutie, nee, andersom: de seksuele revolutie is het gevolg van de individualisering, en die is op haar beurt weer het gevolg van technologische ontwikkelingen die de mens minder afhankelijk hebben gemaakt van zijn omgeving. Toen ik jong was, hadden wij thuis één radio en één krant en het hele gezin deelde dezelfde informatie. Nu heeft elk kind zijn eigen tv, radio en computer. Dát heeft de wereld op zijn kop gezet, niet de jaren zestig op zich.

“De boeken van Dalrymple passen goed in de tijdgeest: alles wat uit de jaren zestig en zeventig stamt, wordt als verderfelijk beschouwd. We leven in een periode waarin de dwang leeft om over alles dezelfde opvatting te hebben, iedereen moet zich schikken in opgelegde normen en waarden. Terwijl ik de pluriformiteitsgedachte, voortgekomen uit de jaren zestig, nou juist zo’n zegen vond.

“Wat me nog het meest verbaast aan Dalrymple als psychiater is zijn opvatting over drugsverslaafden. Hij ontkent dat verslaving aan opiaten een ziekte is. Daarin staat hij volslagen alleen. Bovendien vergeet hij dat het voor verslaafden, die meestal onder aan de sociale ladder staan, veel moeilijker is om keuzes te ma- ken, verantwoordelijkheid te nemen. Je kunt wel beweren, zoals Dalrymple: stop de hulpverlening, want die houdt het aantal ver- slaafden in stand. Maar dan weet ik ook wel een methode om de werkloosheid de wereld uit te helpen. Namelijk: schaf alle vormen van uitkeringen af. Dan vindt iedereen werk, al is het maar als bedelaar of dief.”

J.A.A van Doorn, socioloog en columnist

“Ik denk dat Dalrymple aanslaat omdat hij zich heel krachtig en consistent uitdrukt, terwijl de strekking van wat hij beweert vrij algemeen bekend is. Oneerbiedig gezegd is het een soort borrel- praat, maar dan met harde feiten en eigen ervaringen. Hij heeft het zelf gezien. Ik vind het wel een typische cultuurpessimist; hij ziet de ondergang van het avondland aankomen. Zo van: er is geen orde, tucht en regelmaat meer, de mensen weten niet meer wat gezag en moraal is. Dat vind ik overdreven. De meeste vrijheden zijn een zegen; je moet er toch niet meer aan denken dat de pastoor langskomt om te vragen of er nog kindjes komen.

“Het interessante aan Dalrymple is dat hij beweert dat de onderklasse bewust is gaan profiteren van hoe ze behandeld en beschouwd werden door de elite. Hoewel bewust misschien te sterk is – want het typische van deze mensen is dat ze zo niet denken. Maar ze weten zich met hun gedrag in zekere zin gedekt, voelen zich gerechtvaardigd door de elite en profiteren ervan. Er is een bepaald intellectueel en politiek klimaat ontstaan waardoor deze mensen de gelegenheid hebben gekregen om hun eigen belang na te streven zonder zich van welke maatschappelijke verplichtingen ook maar iets aan te trekken. Dat geldt ook voor de drugsverslaafden- problematiek. Daarbij we- ten junks zich altijd gedekt door de hulpverlening. Je kunt ze eigenlijk geen ongelijk geven want het wordt ze aangeboden, dus profiteren ze ervan.

“Er zijn punten waar Dalrymple echt doorslaat, met name zijn filippica te- gen de seksuele revolutie. Hij vergeet dat de seksuele revolutie ook een explosieve reactie was op een periode met een Victoriaanse moraal. De seksuele revolutie was een noodzakelijk breekijzer om een starre moraal open te breken binnen met name confessionele kringen. Het is gewoon historisch nodig geweest.

“Ik denk overigens dat de meeste theoretici uit die tijd hun op- vattingen al lang hebben bijgesteld. Misschien op hier en daar een criminoloog na – zoals Bianchi.”

Herman Bianchi, professor criminologie in ruste

“‘Naarmate er meer criminologen kwamen, nam de criminaliteit toe,’ o, zegt Theodore Dalrymple dat. Ik ben niet op de hoogte met die man, maar als ik dit hoor denk ik: die man is gek en hij liegt. Dat er meer criminaliteit is gekomen, ligt niet aan de criminologen maar aan het strafrechtsysteem. Als je van de criminaliteit af wil, dan moet je misdadigers niet gaan straffen maar hun de gelegenheid geven om met het slachtoffer te onderhan- delen, zodat ze tot wedergoedmaking kunnen komen. Een hele hoop misdadigers zouden dat graag willen, die hebben spijt en willen hun daden goedmaken. Maar die gelegenheid wordt hun onthouden.

“Er zijn mensen die mijn werk niet goed hebben gelezen en mij tegenwoordig allerlei overdreven zaken in de schoenen schuiven en mijn theorieën in het belachelijke proberen te trekken. Kijk, er zijn mensen, ook criminologen, die genieten ervan om zo veel mogelijk mensen te laten opsluiten, die genieten ervan dat er op het ogenblik twaalf keer zo veel mensen in de gevangenis zit- ten als dertig jaar geleden. Ik zeg nog steeds: de gevangenis is een opleiding tot keiharde criminaliteit. Die is alleen maar toe-

genomen. En dat komt niet door de criminologen, maar door dit systeem, door het gevangeniswezen. Ik ben 82 jaar en ik denk: jongens, ga maar lekker door met hard straffen, bouw maar fijn nog tien gevangenissen erbij, krijg je nog meer gevangenissen en criminaliteit. Doe maar, maar het is wel van een grote droefheid en domheid.”

Paul Schnabel, socioloog en directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau

“Ik wil niet cynisch doen over Dalrymple, maar als ik hem lees, denk ik al snel aan Dickens. Met dat verschil dat Dickens niet zo veroordelend was. Dalrymple is ontzettend moralistisch, vind ik, en hij verheft zich enorm. Als hij zichzelf omschrijft als behandelend arts, dan vind ik hem buitengewoon wreed en minachtend tegenover zijn patiënten. Soms lijkt hij Lombroso wel zoals hij aan de hand van uiterlijke kenmerken negatief oordeelt over mensen. Een tatoeage is al genoeg, hij heeft weinig oog voor cultuur- en stijlverschillen.

“Wat Dalrymple in wezen doet, is de taboecultuur van de jaren vijftig verheerlijken tot een wereld van fatsoen. Hij denkt dat als sommige zaken niet besproken worden, mensen het dan ook niet doen.

“Ander probleem is dat Dalrymple het wel allemaal ferm ver- telt, maar hij bewijst het nooit. Weliswaar is hij jaren arts ge- weest in een achterstandswijk, maar ook dat is een probleem, want wij weten helemaal niet waar zijn verwijzingen naar zijn vroegere werk in feite op gebaseerd zijn. Het zijn ongetoetste ervaringen.

Ik vind Dalrymple als psychiater buitengewoon wreed en minachtend tegenover zijn patiënten

Paul Schnabel

“Kijk, zijn hele idee dat er sinds de seksuele revolutie in de onderklasse veel meer seksualiteitsproblemen of gezinsproblemen zijn gekomen, dat causale verband dat hij telkens legt, is volkomen onbewezen. Incest bijvoorbeeld of echtelijk geweld kwam vroeger wel degelijk heel veel voor. Maar vroeger werden dergelijke zaken veel meer achter gesloten deuren gehouden. Er werd niet over gepraat, het werd zelfs justitieel niet vervolgd. Je kunt wel zeggen dat er nu meer echtscheidingen zijn, ook in de onderklasse, maar daar staat tegenover dat vrouwen vroeger helemaal niet weg konden als ze een bruut van een man hadden. Sociaal en financieel lukte het hen niet zich te ontworstelen, dus was het: schik je maar naar de situatie, verzoen je maar met je lot. Naar die tijd verlangen we toch ook niet terug.

“Zijn sterkste punt vind ik dat de afgelopen decennia veel te weinig mensen op hun eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht zijn gewezen. De vraag: ‘Wat ga jij hieraan zelf doen, dan gaan we je er ook aan houden’, is lang ongehoord gebleven. Maar tegenwoordig zie ik bijvoorbeeld in de drugshulpverlening dat er echt wel strenge afspraken worden gemaakt. Op zich vind ik het dan ook goed dat je, zoals Dalrymple zegt, van junks geen slachtoffers of zielige mensen moet maken. Dat helpt hen niet. Maar tegelijkertijd schieten ze er ook niets mee op wanneer wij doen alsof verslaving een slechte gewoonte is of een vorm van luiheid. Veel stoffen – heroïne, cocaïne, hasj, nicotine – zijn zelfs veel verslavender dan lang is gedacht. Je kunt er weliswaar van afkicken, maar dat betekent nog niet dat je er ook van af kunt blijven. Dalrymple klinkt ontzettend flink, maar ik vind het een ontkenning van de werkelijke praktijk in Nederland. Bovendien: wij zijn helemaal zo soft niet, allang niet meer.”