Spring naar de content

Met de blik van nu

Destijds was de journalistieke werkwijze van Armando bij de Haagse Post bijna legendarisch. Hoe kijken we met de blik van nu naar het journalistieke werk van de kunstenaar? Drie medewerkers van de huidige HP/De Tijd geven hun oordeel.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

“Zevenendertig cent kostte de Haagse Post in 1959. Het ‘onafhankelijk weekblad onder leiding van mr. G.B.J. Hiltermann’ oogt vijftig jaar later als een groezelige tabloid op krantenpapier, met grofgerasterde zwart-witfoto’s en vooral heel veel tekst,” zegt art-director Robin van Rheenen.

“Het visuele aspect dat tegenwoordig zo belangrijk is bij het maken van een tijdschrift speelde in de tijd van Armando blijkbaar nog nauwelijks een rol. Het blad moest het hebben van illustere redacteuren en medewerkers die de kolommen vulden, zoals Armando, Cherry Duyns, Johnny van Doorn, Hans Sleutelaar en Simon Vinkenoog.”

Eindredacteur Cecilia Tabak: “Tegenwoordig zou een tot de journalistiek bekeerde violist die Tata Mirando ontmoet in het kader van een reportage over zigeuners de verleiding niet kunnen weerstaan om met de meester in duet te gaan en daarvan doorvoeld verslag te doen.

“Zo niet Armando,” vervolgt zij. “Hij volstaat met het optekenen van een tirade uit de mond van de grote orkestleider over ander woonwagenvolk, in een artikel dat overigens leest als een encyclopedisch lemma over een exotische maar sympathieke diersoort. Afstandelijkheid was Armando’s journalistieke devies. Kom daar nog maar eens om.

“Onbevangen de werkelijkheid beschrijven, was zijn doel, volgens Sjors Swierstra, samensteller van de Armando-tentoonstelling De glans van het alledaagse in Amersfoort. Maar juist door die afstandelijkheid krijgen Armando’s stukken een steeds ironischer en geestiger toon. De beschrijving van de bijeenkomst van de Officiële Elvis Presley Fanclub en het vraaggesprek met het argeloze teenager-sterretje Anneke Grönloh zijn daarvan hilarische voorbeelden. Ook de lezers van de Haagse Post prikten door Armando’s zogenaamde afstandelijkheid heen, getuige de ingezonden brief van een mevrouw uit Hilvarenbeek. Zij vond de toon van de interviewer bepaald onbeleefd. Wat tegenwoordig beslist niet meer zou kunnen, maar in de onschuldige jaren zestig kennelijk nog wel: het adres van de geïnterviewde beroemdheid vermelden, met huisnummer en al.”


“De twee verslaggevers op de foto bij het interview met Anneke Grönloh, dat moet toentertijd door de Armando-haters zijn uitgelegd als stuitend narcisme,” aldus hoofdredacteur Jan Dijkgraaf. “Armando en Hans Sleutelaar eisten die plek in de kolommen overigens wel terecht voor zichzelf op, want in het interview waren zij minstens zo belangrijk als Grönloh. De wijze van interviewen zou tegenwoordig niet meer kunnen. Elk zichzelf respecterend B-artiestje heeft een pr-adviseur die genadeloos de schmierende ondertoon uit het interview zou willen slopen en zonder die tone of voice blijft er niets van het hele artikel over.”

De hoofdredacteur vindt Armando bij Grönloh en het zigeunerverhaal op zijn best. “Vooral dat zigeunerartikel had – en misschien moet je wel zeggen: heeft – relevantie. Van het verslag van een bokswedstrijd kan ik dat niet zeggen. Daar wilde hij waarschijnlijk zelf graag heen, en om dat te verkopen, moest er ook een stukkie van komen. Uit ander werk van Armando kreeg ik die indruk ook wel; dat hij voornamelijk een leuke hobby zag in dat schrijven voor de toenmalige Haagse Post. En misschien is dat ook wel de beste brandstof voor een auteur die stof wil doen opwaaien.”