Spring naar de content

We zijn beter dan toen

Echt, ze hebben het geprobeerd, met drank, drugs en knetterende ruzies. Maar de Eagles bleken onverwoestbaar. Dus trekken de Californische rockers-op-leeftijd toch maar weer samen de wereld over. Een estafettegesprek over gezond eten, een wandeling op z’n tijd en podiumhumor. door Olaf Tyaransen

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Lui onderuitgezakt op een bank in de luxueuze suite op de twaalfde verdieping van het Ritz Carlton Hotel in Chicago filosofeert Eagles-gitarist Joe Walsh over de absurditeiten van leven van een band op tournee, en van het leven in het algemeen.

“De een of andere denker heeft ooit gezegd dat het leven eens soort continue kernreactie is. Atomen die in het wilde weg tegen andere atomen aan knallen – pure anarchie, chaos en verwarring. Dus moet je het leven maar nemen zoals het komt – one day at a time.”

Walsh, een forse, breedgeschouderde man van 62 met lange blonde manen, ziet er verbazend fris uit voor iemand die de vorige avond drie uur heeft staan spelen voor een zaal met zestienduizend babyboomers. Vooral als je bedenkt dat hij zijn portie anarchie, chaos en verwarring wel heeft gehad, zeker tijdens de hoogtijdagen van de Eagles, eind jaren zeventig.

Toch was het toen echt niet alleen maar feest. De in Kansas geboren Walsh was al een gerenommeerd gitarist toen hij zich in 1976 bij de Californische Eagles aansloot als vervanger van Bernie Leadon. Onder zijn invloed voegde de band een stevige dosis rock toe aan het tot dan toe wat brave countrygeluid. Samen met Glenn Frey en Don Henley, bandleden van het eerste uur, schreef hij de onverslijtbare radiohit Life in The Fast Lane.

Hoewel ze samen de ene megahit na de andere scoorden, was het geen geheim dat ze elkaars bloed wel konden drinken. “God ja,” lacht Walsh. “We waren de band met de meeste bonje aller tijden. Het was altijd ruzie.”

In 1980 barstte de bom. Officieel gingen de Eagles uit elkaar vanwege ‘creatieve verschillen van inzicht’ tussen Frey en Henley, maar de werkelijke reden lag in de ruzies die mede onder invloed van overvloedig cocaïnegebruik steeds hoger opliepen. Walsh ging verder als soloartiest. In de jaren tachtig maakte hij diverse platen en speelde hij samen met zulke uiteenlopende muzikanten als Ringo Starr en Dr. John the Nighttripper.


“Een solocarrière is fantastisch voor je ego, maar na drie jaar ben je wel opgebrand,” zegt hij. “Er komt een hoop bij kijken dat niks met muziek te maken heeft. Jij bent de baas, jij moet de mensen aannemen of ontslaan. Je moet al het materiaal zelf schrijven. Iedereen praat je de hele tijd naar de mond omdat ze hun baantje niet kwijt willen. En als je steeds alle nummers in je eentje schrijft, beginnen ze op den duur sleets te worden.”

Hij was dus blij toen de Eagles in 1994 weer bij elkaar kwamen. “In een band ben je creatiever, en je doet alles samen. Daarom hebben we daar toch weer voor gekozen. Het is gewoon lekkerder, en de chemie van vroeger is er nog steeds. We zijn tegenwoordig een soort Grumpy Old Men, van die film met Jack Lemmon en Walther Matthau. We hebben alles wel meegemaakt wat je als band met elkaar mee kunt maken, dus we weten wat we aan elkaar hebben.”

Er kwam een live-album, Hell Freezes Over, die zo heette omdat Glenn Frey ooit met een kwaaie kop had gezegd dat de Eagles pas weer bij elkaar zouden komen ‘when hell freezes over’. De plaat en de tournee waren een doorslaand succes. In diezelfde periode besloot Walsh zijn leven op orde te brengen. Hij meldde zich in een afkickkliniek en heeft sindsdien geen drank of drugs meer aangeraakt. “Dat was niet eens zo moeilijk, hoor. Het scheelde niet veel of ik was eraan kapotgegaan, en dat maakt het een stuk makkelijker. De laatste tweeënhalf jaar zat ik echt diep in de shit, terwijl ik daarvoor jarenlang aardig had gefunctioneerd als alcoholist. Maar toen was ik er zo beroerd aan toe dat ik het roer wel moest omgooien. En toen heb ik moeten wennen aan een leven van rock-‘n-roll zónder drank en drugs, waarvan ik altijd had gedacht dat dat niet bestond. Dus dat is mooi.”


Net zo mooi als mét?

“Ja, het gaat nu echt een stuk beter met me. Maar ik heb van weinig dingen spijt, hoor. Ik heb een fantastische tijd gehad. We waren toen gewoon allemaal zo gek als een deur. Ik vind het prachtig dat ik al die mensen heb gekend en al die dingen heb meegemaakt. Maar ik ben ook blij dat dat allemaal niet meer hoeft.”

Hoewel de Eagles miljoenen hadden verdiend aan het herkauwen van hun gouwe ouwen (en nog steeds trouwens: de kaartjes voor het uitverkochte concert van de vorige avond kostten 220 dollar per stuk) brachten ze in 2007 een dubbelalbum uit, Long Road Out of Eden, met dertig nieuwe nummers. Tikje overdreven, was het commentaar van de muziekpers.

“We hadden het misschien beter bij één cd kunnen laten,” geeft Walsh toe. “Maar we hadden zo veel materiaal dat we niet konden kiezen. Dus we hebben gewoon maar alles op die twee cd’s gezet, en iedereen moet zelf maar uitmaken welke nummers hij draait.”

Blijft het bij Long Road of komt er nog een opvolger?

“Ach, steeds als we zeggen dat er iets wel of juist niet gaat gebeuren, loopt het toch weer allemaal anders. Dus wie zal het zeggen?”

Dat de ergste ruzies voorbij zijn, betekent niet dat tegenwoordig alles koek en ei is tussen de heren. Het gerucht gaat dat ze tijdens hun vorige tournee door Europa aparte vluchten hebben genomen en in verschillende hotels hebben gelogeerd. Maar vandaag verblijven ze allemaal onder hetzelfde dak. Een half uur later zit ik in een suite op de veertiende etage bij Timothy B. Schmit. De bassist, die er opmerkelijk jong uitziet voor zijn 62 jaar, is de enige Eagle die geboren en getogen is in Californië. Maar jeugdig of niet, hij is wel moe. Het tourschema van de band is een maand op, een maand af. “Nog twee concerten, en dan zit het er weer op voor een maand. Meestal spelen we hooguit twee avonden achter elkaar, en dan hebben we echt een dag rust nodig.”


Is dat de leeftijd?

“Voor een deel wel, ja. Maar onze concerten duren altijd een paar uur, en dan geven we ook echt alles, dus we moeten echt af en toe bijtanken om het vol te kunnen houden.”

Ook Schmit heeft een gezonde levenswandel. “Ik ben geen vegetariër, maar ik let goed op wat ik eet, geen gefrituurde of gebakken dingen, geen zuivel en zo. Ik doe al jaren aan yoga en ik maak lange wandelingen.

“De vraag of ze veel samen optrekken buiten de tournees om wekt verbazing. “Wij? Samen? Niet echt, nee,” antwoordt hij hoofdschuddend. “We worden allemaal een jaartje ouder en we hebben kleine kinderen, of pubers. Mijn jongste is achttien, maar de anderen hebben echt nog klein grut. Daar hebben we allemaal onze handen aan vol. We zien ze wekenlang niet als we op tournee zijn, dus als we niet werken, blijven we thuis. En we zien elkaar zo wel genoeg, hoor. We zijn geen jonge, gretige muzikanten meer die de hele tijd met z’n allen zitten te paffen en te zuipen. Het zou treurig zijn als we dat nog steeds deden.”

Schmit ziet eruit als het prototype van een rockster, maar als je het niet wist zou je geen idee hebben in welke band je hem moest plaatsen. En zo heeft hij het graag. “We vallen liever niet te veel op. Don en Glenn hebben nooit veel met de pers op gehad, en we doen alleen aan publiciteit als het echt belangrijk is. Ik zat ooit in een hotel waar een hoop paparazzi op de stoep stonden, en die negeerden me volkomen toen ik voorbij liep. Ze stonden op iemand anders te wachten, en toen die naar buiten kwam vlogen ze er als aasgieren op af. Ik was allang blij dat ze mij met rust lieten.”


Wordt hij dan nooit gespot?

“Mijn zoon zal een jaar of vijf geweest zijn toen ik eens met hem in de supermarkt was en iemand een handtekening van me wilde. Toen vroeg hij: ‘Papa, ben jij beroemd?’, en toen zei ik: ‘Een beet- je.’ Maar ik ben geen Paul McCartney of een Elton John. Ik word net genoeg herkend om er een goed gevoel van te krijgen, maar niet zo vaak dat ik er last van heb.”

Zijn de ego’s in de band minder groot geworden?

“Weet je, iedereen die op een podium gaat staan, zegt eigenlijk: ‘Kijk eens wat ik kan!’ Zoals een klein kind zegt: ‘Kijk dan, papa, wat ik kan!’ Daar gaat het uiteindelijk allemaal om. En wij hebben er ons beroep van gemaakt. We verdienen er nog een hoop geld mee ook, maar in wezen is het gewoon ons beroep.

Wat zouden we anders moeten?”

Zijn ex-collega Don Felder heeft een vernietigend boek geschreven over zijn tijd bij de Eagles, Heaven And Hell. Schmit lacht als ik daarover begin. “Dat heb ik niet gelezen. Nou ja, ik heb het doorgebladerd en ik dacht: lekker belangrijk.”

Niks voor hem, een boek schrijven?

“Mensen hebben weleens gezegd dat ik dat moet doen. Maar het lijkt me niet zo interessant. Ik heb echt niks te melden waar mensen van op zouden kijken, in positieve of negatieve zin. Ik ben gewoon al heel lang muzikant, al vanaf de middelbare school. Dat is mijn vak, en verder heb ik een heel normaal privéleven.’

Dat is waar. Schmit is de enige Eagle die voor een monogaam bestaan lijkt te hebben gekozen. “Twee dagen geleden heb ik mijn 25-jarige bruiloft gevierd,” zegt hij trots. “En we zijn nog steeds dol op elkaar.”

Nu we het er toch over hebben, ruim een kwart eeuw geleden, in hun hoogtijdagen, waren de Eagles een band met nummers die de gewone man aanspraken, met teksten over problemen waar iedereen weleens mee zat. Is dat niet lastiger geworden door de financiële crisis, nu veel mensen zorgen hebben waar de Eagles nooit mee te maken zullen krijgen? “Ach, dat weet ik niet. Vraag dat maar aan Henley… dat is de Bono van onze band. Hij kan ook prachtige liefdesliedjes schrijven, hoor, daar niet van, maar zijn thema’s zijn vaak breder – de samenleving, de politiek, het klimaat – en daar geeft hij dan een draai aan waardoor zo’n nummer je echt aan het denken zet. Glenn heeft in Rolling Stone gezegd dat we zonder Henley toch een soort Air Supply waren geweest. Dat vond ik heel moedig van hem.”


Er is zwaar weer op komst in Kansas, waar ze de volgende dag moeten optreden. Dat betekent dat Glenn Frey twintig minuten heeft om z’n spullen te pakken om naar Kansas te vliegen nu het nog kan. Hij heeft behoorlijk de pest in (en ik ook, want het interview met Don Henley kan ik wel op mijn buik schrijven). “Vandaag was eigenlijk een rustdag,” zegt hij met een diepe zucht en een warme handdruk. “Ik zou bij een geweldige Italiaan gaan eten. Maar nu moeten we dus op stel en sprong naar Kansas. We moeten na dit gesprek meteen weg.”

De kleine, grijsharige Frey is waarschijnlijk de Eagle die het meest wordt herkend, doordat hij in de jaren dat de band uit elkaar was met enig succes als acteur heeft gewerkt. Zo deed hij mee in een aflevering van Miami Vice die geïnspireerd was op zijn nummer Smuggler’s Blues. “Ik heb eigenlijk nooit mijn best gedaan om rollen te krijgen. Het kwam gewoon toevallig zo uit dat Smuggler’s Blues net uit was en dat de clip de hele tijd op MTV kwam toen Miami Vice populair begon te worden. Michael Mann, de producer van Miami Vice, belde me om te zeggen dat ze een aflevering wilden maken die gebaseerd was op dat nummer, en of ik niet eens langs wilde komen. En van het een kwam het ander. Sinsdien ben ik bevriend met Don Johnson. Een paar jaar later vroeg Don of ik mee wilde doen in een aflevering van zijn eigen serie, Nash Bridges. Daar ben ik toen een dag of vijf, zes voor in San Francisco geweest. Het gaat eigenlijk altijd vanzelf, dat ik gebeld word of ik een of andere rol wil doen.’

Frey heeft ook model gestaan voor Russell Hammond, de door Billy Crudup gespeelde gitarist van de band Stillwater in de film Almost Famous van Cameron Crowe uit 2000, een parodie op het benevelde rockwereldje van de jaren zeventig.


“Ja, haha, Cameron heeft me verteld dat hij dat personage grotendeels op mij had gebaseerd, en op dingen die hij over mij wist. Dat vind ik een hele eer.”

Is hij milder geworden sinds die begintijd?

“Absoluut. We staan nu heel anders in het leven dan in die krankzinnige jaren zeventig en tachtig, die tijd van Life In The Fast Lane. Ach, weet je, toen gingen die dingen gewoon zo, maar zo’n leven hou je niet vol, zeker niet als je ouder wordt. Ik drink nog steeds graag een goed glas rode wijn bij het eten, maar dan heb je het wel gehad. Of een biertje na het golfen. Ik ben echt niet zo’n feestbeest, hoor. En drugs raak ik al helemaal niet aan.”

Feestbeest of niet, hij is wel de gangmaker op het podium. De vorige avond kon hij het niet laten om bij het aankondigen van de nummers de ene grap na de andere te maken (“Het volgende liedje draag ik op aan mijn ex-vrouw… voor wie ik de alimentatie sta te verdienen”, of: “Ik kom oorspronkelijk uit Detroit, waar ‘mother’ maar een half woord is”). “Ach, ik neem mezelf graag op de hak op de bühne. Het is goed voor de sfeer in de zaal dat je het optreden zelf niet al te serieus neemt. Ik bedoel, ik ben wel serieus als we staan te spelen, we willen natuurlijk wel iets goeds neerzetten, en als ik de lead zing, moet het wel zuiver zijn. En recht uit het hart. Gevóel, weet je. Emótie. Maar volgens mij houden de fans best van een geintje tussen al die bloedserieuze Eagles-nummers door.”

En, zit er nog een nieuwe plaat aan te komen? “Nou, we zijn nog wel zo’n anderhalf jaar aan het touren. We gaan naar Europa, we hebben het noordwesten van de Verenigde Staten nog niet gehad, we moeten nog naar Californië en het zuidwesten, en dan hebben we Japan, de rest van Azië, Australië en Nieuw Zeeland nog te gaan. Daarna moeten we elkaar maar eens bellen, Don en ik en Irving (Azoff, de manager), en kijken hoe de vlag erbij hangt, of we zin hebben om de studio weer in te duiken. Elke keer dat ik denk dat we een bepaalde kant opgaan, weet de rest van de band me toch weer te verrassen, dat heb ik nu al vaak genoeg meegemaakt. Dus we moeten dan gewoon maar zien hoe Don en ik er tegen die tijd over denken.”


Wordt het niet saai om steeds maar al die nummers van twintig, vijfentwintig jaar oud te spelen?

“Ik hou mezelf altijd voor dat er mensen in de zaal zitten die jaren hebben gewacht om mij die nummers te horen zingen. Take It Easy is dan wel een nummer uit 1972, ik moet het gewoon met volle inzet zingen, al was het maar voor mezelf, dat ík weet dat ik me er niet maar een beetje van af maak. Maar het gaat natuurlijk vooral om die mensen in de zaal, die er al die tijd naar uitgezien hebben om dat nummer live te horen.

“We willen trots kunnen zijn op ons werk. We hebben bewezen dat we nog steeds in staat zijn om een goeie plaat te maken. Dat neemt niemand ons meer af. En we kunnen nog steeds een verdomd goeie show neerzetten. We zijn nog niet zo ver dat ze ons in een rolstoel het podium op moeten duwen en dat we de hoge tonen niet meer halen, zodat iedereen zegt: ‘Je had ze in de jaren zeventig moeten zien.’ We zijn nu zelfs beter dan toen.”

IFA, 2009

Vertaling: Cecilia Tabak

17 juni: Keulen

18 juni: Antwerpen

18 juli: Arnhem, Gelredome

www.eaglesband.com/tour.php

Onderwerpen