Spring naar de content

‘Ik ga dwars door alle conventies heen’

Verguisd door critici, omarmd door lezers. Met De verbouwing schreef ze haar vierde bestseller op rij, en inmiddels zijn er meer dan een miljoen van haar boeken verkocht. 51 vrijpostige vragen aan Saskia Noort (42). Over oestrogene thrillers. Connie Palmen en een nieuw single bestaan. ‘God, het lijkt wel een contactadvertentie zo.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

En weer een bestseller, je vierde. Je bent zeker niet anders gewend nu?

“Nou, het blijft kicken, hoor, al verandert het gevoel natuurlijk wel. Bij het eerste boek was ik overrompeld door het succes. Nu is dat wat ik schrijf iets wat echt beklijft. Ik heb steeds meer het gevoel dat ik een punt hebt gezet in de literaire wereld, dat ik een arrivee ben.” Je eerste boeken zijn afgemaakt in de serieuze pers.

“Tamelijk ja, maar dit boek is best goed gevallen. Ik denk dat zelfs de recensenten nu denken: die vrouw gaat nooit meer weg, laten we haar boek maar eens serieus gaan lezen in plaats van meteen te oordelen.”

Wat heb je liever: 400.000 verkochte boeken of een lyrische recensie in de Volkskrant?

“Dat eerste natuurlijk. Die recensies maken me niet meer uit. De eerste slechte recensie is verschrikkelijk. De zesde raakt je niet meer.”

Dat klinkt me veel te stoer.

“Nee, echt. Op het moment dat ik De verbouwing inleverde bij de uitgever, wist ik al wat er in een slechte recensie kon komen te staan. Wéér een boek over een vrouw in een rijk milieu, de volgende oestrogene thriller van Noort, opnieuw een domme vrouwelijke hoofdpersoon die met een crimineel in zee gaat. Je weet dat mensen daar over vallen.”

Waarom probeer je het dan niet eens anders aan te pakken en een thriller te schrijven met een man uit een arm milieu in de hoofdrol?

“Dat had ik kunnen doen, maar waarom zou ik? De man van Mathilde, de hoofdfiguur uit De verbouwing, zit enorm met zichzelf in de knoop. Het leek me helemaal niet leuk hem het belangrijkste karakter te laten zijn, dat was veel te larmoyant geweest.”


Er zijn natuurlijk zat boeken met een vrouw in de hoofdrol die wel positief worden besproken. Waarom jij niet?

“Het heeft ook met iets anders te maken. Ik ben in wezen een nieuw genre begonnen dat nog niet bestond. Ik zit tussen thrillers en romans in. De thrillerrecensenten vinden het nooit genoeg thriller wat ik maak en de literaire recensenten vinden het niet genoeg literatuur.”

Hebben ze niet een beetje gelijk?

“Op beide terreinen voldoen mijn boeken misschien niet aan de standaarden, nee. Maar dat is ook het mooie. Ik breng gewoon iets nieuws.”

Stel dat dat nieuwe op een gegeven moment niet meer zo aanslaat bij het publiek, sta je dan nog steeds zo stevig in je schoenen?

“Dat zou natuurlijk wel schrikken zijn. Het is makkelijker lak te hebben aan recensies als je goed verkoopt. Maar wat is slecht verkopen? 40.000 boeken wegzetten is al veel. Bij mij staat er nog een nul achter. Het rare in Nederland is dat slechts enkele schrijvers zoals Kluun en ik zulke grote cijfers halen en het gros daar niet eens in de buurt komt. Soms is dat een eng idee.”

Wat is daar eng aan?

“Ik heb weleens gedacht: wanneer val ik door de mand? Dat gevoel had ik in ieder geval tot aan Nieuwe buren. Ik was heel bang een eendagsvlieg te zijn. Aan de andere kant wist ik: dan komt het ook wel goed. Die verkoopcijfers zijn niet het belangrijkste voor me.”

Dat is makkelijk kletsen nu.

“Nee, echt. Ik vind het schrijven zelf het mooiste. Zolang ik dat kan blijven doen, is het goed. Ik ben ook niet aan de eerste thriller begonnen omdat ik dacht: nu ga ik een bestseller schrijven. Ik was freelance journalist en gewend heel hard te werken voor heel weinig geld. Een boek schrijven was een droom om te doen. Dat dat boek dan in één keer werd opgepakt, is puur geluk.”


Maar je bent destijds geïnspireerd geraakt door Nicci French. Die boeken verkochten als een tierelier.

“Ja, maar ik was vooral gegrepen door hun werkwijze en door de nuchtere manier waarop zij over het schrijfproces praatten. Ik had altijd heel verheven ideeën bij het schrijven van een boek, maar zij gaven aan dat het simpelweg een kwestie is van blijven zitten en doorschrijven. Het is een ambacht. Je hoeft niet met een fles cognac op een zolderkamer weg te kwijnen, er hoeft geen konijn door je werkkamer rond te lopen en je hoeft niet helemaal los te gaan aan de absint. Schrijven hoeft niet zo excentriek te zijn. Dat was een eyeopener voor me.”

Je bent niet zo van de gekke dingen?

“Nee. Ik ben meer van het nuchtere slag dat vooral graag hard wil werken. Zo was ik als journalist ook al.”

Was je een goede journalist?

“Ja, dat denk ik wel, maar ik denk dat ik beter was dan ik toen zelf dacht. Ik heb altijd het gevoel dat ik niet goed genoeg ben. Dus ook als journalist had ik dat.”

Wat vermoeiend.

“Dat kun je wel zeggen. Maar het voordeel daarvan was dat ik wel de ideale freelancer was. Ik leverde altijd op tijd, deed heel grondig mijn research. Daar heb ik nog steeds baat bij.”

De verbouwing gaat over een plastisch chirurg. Heb je ook research gedaan in die wereld?

“Zeker. Ik ben bij intakegesprekken geweest, heb gezien hoe ver mensen soms willen gaan om hun uiterlijk te verfraaien.”

Zelf nog in de verleiding gekomen hier en daar een spuitje te laten zetten?

“Niet echt, hoewel ik soms foto’s van behandelingen zag waarvan ik dacht: hier zou ik ook wel van opknappen.”


Maar je hebt echt nooit iets aan je uiterlijk laten doen?

“Jawel, ik heb ooit mijn oogleden laten inkorten. Maar dat was medisch n…”

O nee, je gaat nu toch niet zoals het halve Gooi beweren dat jouw verbouwing een medische reden had?

“Het was echt noodzakelijk! Ik heb de operatie volledig vergoed gekregen omdat mijn oogleden heel zwaar over mijn wimpers hingen. Maar oké, achteraf ben ik het meest blij met het cosmetische effect.”

Nieuwe buren ging over partnerruil, dit boek over plastische chirurgie. Is het een hoger doel van je om maatschappelijke thema’s in je boeken te verwerken?

“Niet een hoger doel, maar het sluipt er vanzelf in. Ik heb heel veel voor vrouwenbladen gewerkt en dan moet je een jaar van tevoren al uitstippelen wat voor thema’s er in dat tijdschrift komen. Ik kon die tijdgeest altijd erg goed aanvoelen. Dat zie je ook in mijn boeken. Ik weet wat er nu speelt, wil dat mensen zich in mijn boeken kunnen verplaatsen. En ik zelf ook. Ik zie mezelf geen boek over de achttiende eeuw schrijven.”

Is dat niet wat weinig creatief?

“Waarom? Ik moet mijn hoofdpersonen kunnen begrijpen. Ik erger me echt aan boeken waarin ik niets herken. Er zijn met name heel veel mannen die hebben geprobeerd vanuit een vrouwelijk personage te schrijven. Dat is vaak irritant, want je ziet gewoon: dit is een man die beschrijft hoe hij graag zou willen dat een vrouw was. Hokwerda’s kind van Oek de Jong bijvoorbeeld. Mooi boek, hoor, maar het gaat over een vrouw die voortdurend, echt de hele tijd, heel hard wil neuken, en dan nog zonder voorspel ook. Ja dááág. Dat is toch niet herkenbaar?”

In het tijdschrift Linda. heb je een column waarin je relatieruzies beschrijft. Intussen ben je zelf gescheiden. Was die column ook een gevalletje goed aanvoelen wat de toekomst gaat brengen?


“Jaaaaa. Ik heb al onze ruzies letterlijk beschreven. Nee hoor, zeker niet. In damesbladen hebben we het nu eenmaal veel over relaties. De meeste vrouwen doen niets liever dan de hele dag praten over hoe stellen met elkaar omgaan. Ik ben daardoor zelf ook altijd alert op gedrag van echtparen. Ik zit heel graag in mijn eentje op een terras zo’n gesprek af te luisteren dat duidelijk de verkeerde kant opgaat.”

In De verbouwing zit ook al een huwelijk dat mis gaat. Je maakt mij niet wijs dat dat toeval is.

“Goed, ik kan natuurlijk moeilijk blijven beweren dat dat allemaal niets met mijn eigen situatie te maken had. Ik beschrijf een heel ander soort huwelijk dan wij hadden, maar er zijn uiteraard wel het verdriet, de spanning en de pijn die voorafgaan aan de keuze om te gaan scheiden, waaruit ik kon putten. Vaak is er bij een scheiding trouwens amper nog sprake van een keuze omdat je het zo lang laat aansudderen. Dat is absoluut de meest walgelijke periode als je uit elkaar gaat. Niet de tijd daarna, maar daarvoor, vlak voor het doek echt valt.”

Je wilde een boek schrijven over een succesvolle vrouw en een man die daar moeilijk tegen kan omdat je jezelf daarin herkende?

“Ja. Het is heel lastige materie. Ik weet niet eens of het succes nou zozeer bedreigend is, maar als je heel lang met elkaar bent en de één gaat een ander soort leven leiden… Dan is het heel moeilijk om bij elkaar te blijven.”

Heeft het succes je dan zo veranderd?

“Je móet wel veranderen. Ik heb me echt moeten wapenen tegen de wereld. Een normaal iemand leest niet heel erge dingen over zichzelf in de krant. Ik wel. Ik heb daardoor mijn zelfvertrouwen moeten ontwikkelen. Ik heb moeten leren dat wat over me wordt gezegd en geschreven niet per se over mij gaat maar over het beeld dat mensen van me hebben. Op het moment dat ik dat begreep, leerde ik ook sterker te staan in relaties, in vriendschappen.”


Je bent harder geworden.

“Je gaat jezelf beter beschermen. Ik denk niet dat dat harder is. Ik vind mezelf niet harder. Maar ik ben nu wel beter in het herkennen van jaloezie of roddel.”

Het is nogal flauw als ex-journalisten gaan klagen dat ze door andere journalisten slecht worden behandeld.

“Daar heb je gelijk in. Soms zou ik best willen roepen: ‘Wat een kutjournalist en wat een kutkrant!’ Maar ik doe het niet. Ik kom zelf uit de journalistiek. Ik weet heel goed hoe het werkt.”

Wat is de grootste leugen die ooit over je is opgeschreven?

“Dat ik een rijk huisvrouwtje ben dat een boek heeft geschreven over haar vriendinnen. Dat heeft me heel erg geraakt, want ik ben altijd een hardwerkend iemand geweest die niet is opgegroeid met een gouden lepel in haar mond. En ik schrijf ook helemaal niet over verwende vrouwtjes, juist eerder over sterke vrouwen. Die hebben het moeilijk. Mannen zijn nog steeds niet in staat de man achter de vrouw te zijn. Dus als je voor die carrière kiest, heb je grote kans dat je liefdesleven er aan gaat. Mijn Amerikaanse literaire agent is een topvrouw, maar zij is ook alleen. En dan zie ik haar op de Frankfurter Buchmesse tussen allemaal mannen die hetzelfde doen als zij en ook veel macht hebben. Maar die hebben allemaal een vriendin van 33 bij zich. Zij heeft niemand.”

Geen opbeurend idee voor een kersverse single van in de veertig.

“Bepaald niet. Ik heb ook weleens een date gehad met een leuke man die zei: ‘Ik wil niet meneer Noort worden.’ Tja, dan niet.”

Ach jee, de tol van de roem.

“Zeker.”

Ben je nu gelukkiger dan als freelance journalist met een goed huwelijk?


(Denkt een tijdje na.) “Uiteindelijk wel. Ik vond journalist zijn zwaar. Je hebt te maken met redacties, chefs, geïnterviewden. Ik vond het moeilijk met al die mensen om te gaan. Ik kon nachten wakker liggen van een redactievergadering.”

Kom, zo contactgestoord ben je toch niet?

“Juist niet, ik ging met iedereen een relatie aan. Doodvermoeiend. Ik word er honderd keer gelukkiger van als ik in mijn eentje aan een boek kan werken. Dat mag ik inmiddels toegeven aan mezelf, ook omdat ik met dat solitaire gedrag mijn geld weet te verdienen.”

Wat een calvinistisch idee.

“Ik ben een ontzettende calvinist. Nu het schrijven mijn beroep is, kan ik me met een gerust hart drie weken terugtrekken in mijn huis op Ibiza. Dat ligt boven op een berg. Als ik er aankom, ga ik meteen naar de supermarkt, ik gooi de ijskast vol, en vervolgens kom ik die berg niet meer af. Dan is er alleen het schrijven.”

Voel je je nooit eenzaam?

“Nee. Ik kan op zo’n moment overvallen worden door angst of verdriet, maar die gevoelens drijven allemaal over. Eenzaam ben ik nooit. Ik bedoel: veel eenzamer dan niet kunnen communiceren met degene van wie je houdt, bestaat er niet. Daarna valt alles mee. Daarmee zeg ik overigens niet dat ik nooit meer een man wil. Ik heb ook behoefte aan seks, intimiteit, iemand om op te leunen. God, het lijkt zo wel een contactadvertentie.”

We zullen alle brieven doorsturen.

“Heel fijn, haha. In elk geval heb ik het hoofdstuk mannen absoluut nog niet afgesloten. Maar ze moeten er wel tegen kunnen dat ik soms een heel solitair leven leid en als het boek klaar is een heel publiekelijk leven.”


Vind je het zelf moeilijk die switch te maken?

“Als je heel lang met een boek bezig bent geweest, is het wel lekker om in dat publieke bad te duiken, even heel erg te feesten en trots te zijn op wat je hebt gedaan. Maar dat duurt bij mij altijd drie weken. Ik ben in mijn hoofd nu al bezig met het moment waarop ik weer naar die berg kan. Daar ben ik meer mezelf.”

Waarom blijf je dan niet op die berg zitten? Waarom toch altijd die publiciteitsmachine?

“Zit wat in. Misschien ga ik het een keer zo doen dat ik één avond het hele journaille laat komen in het Amstel Hotel en vervolgens weer verdwijn. Zo doet A.F.Th. het ook. Moet kunnen.”

Waarom laat je je steeds verleiden in te gaan op kritiek van mensen als Gerrit Komrij en Connie Palmen, die vinden dat je geen echte literatuur bedrijft?

“Ja, daar denk ik op het moment zelf ook veel over na.”

Je denkt erover na maar wilt wel meteen met Palmen in debat als ze op het Boekenbal over jouw generatie schrijvers roept: “Scheer je weg, nietsnutten!” Dat is inconsequent.

“Tja, ik kan natuurlijk ook denken: wat kan mij dat ouwe wijf schelen? Maar aan de andere kant vind ik: het feit dat ik veel verkoop en het goed doe, maakt niet dat ik overal boven hoef te staan en dat ik mezelf niet meer mag verweren. Ik vond haar opmerking beneden alle peil. Dat wilde ik kwijt.”

Vanwaar dan toch je twijfels of je er goed aan hebt gedaan?

“Omdat het een zinloze discussie is. Al die kritiek op schrijfsters als ik zijn domweg de laatste stuiptrekkingen van een stelletje literaire mastodonten. Daarom is het zo pijnlijk. Ik hoop in ieder geval niet dat ik zo word op die leeftijd.”


Je verweert je vaak door te zeggen dat je geen enorm literaire pretentie hebt. Dat is wel erg makkelijk. Je kunt je door Palmen ook laten uitdagen een waar literair werk te schrijven, om jezelf echt te verbeteren.

“Maar dat gebeurt vanzelf wel. Ik denk dat mijn werk zal veranderen naarmate ik ouder word. Misschien zal het doorwrochter worden, of zal ik later ineens heel mooi kunnen beschrijven hoe de blaadjes dansen aan de bomen. Nu doe ik gewoon wat ik doe. En daar beleven heel erg veel mensen plezier aan.”

Wat ik mis in jouw boeken is de humor. Er valt zo weinig te lachen.

“Ja hè. Mijn doel is een keer een boek te schrijven waarin ik het lichte met het donkere combineer. Maar dat vind ik nu nog erg moeilijk. Bij thrillers is het ook lastig. Relativering kan dodelijk zijn, want dan is het niet meer eng.”

Is het thrillergenre daarom ook niet erg beperkend?

“Ja, maar in eerste instantie is die beperking fijn. Als ik geen thriller was gaan schrijven, zat ik nu nog aan mijn eerste boek te werken. Ik had een kader nodig. Bij een thriller weet je: er moet iemand dood, iemand moet worden bedreigd, je bent op zoek naar dat ‘met je rug tegen de muur’-gevoel. Dat zijn duidelijke ingrediënten.”

Je hebt last gehad van vliegangst, je durfde niet door tunnels te rijden. Waarom gaat zo’n bang vrouwtje enge boeken schrijven?

“Misschien om mezelf continu voor te bereiden op het ergste. Als je bang bent voor de dood en je gaat je er heel erg in verdiepen, dan biedt dat troost. Ik heb nu overigens veel minder last van angsten. Ze kwamen voort uit controlfreakerigheid. Door wat mij is overkomen, door opeens heel bekend te worden, heb ik daarmee moeten afrekenen. Er valt immers toch geen controle uit te oefenen op wat mensen over je denken. Inmiddels heb ik geconcludeerd dat ik eigenlijk helemaal geen angstig mens ben. Ik ben juist heel moedig. Ik ga dwars door de conventies heen.”


Ook tijdens het schrijven?

“Juist dan. Je moet je niet alleen in het slachtoffer kunnen verplaatsen, maar ook in de moordenaar.”

Zou je kunnen moorden?

“Ja. Er zit geen lustmoordenaar in me, maar als iemand mijn kind iets zou aandoen of ik zou psychotisch worden… Iedereen heeft weleens wankele periodes. Ik kan die gevoelens kwijt in mijn boeken, dat scheelt. Als Karst Tates schrijver was geweest, was het misschien nooit zo ver gekomen.”

Wat voor boek zou je nog willen schrijven?

“Ik vond Eten, bidden en beminnen fantastisch. Zo leuk, een persoonlijke zoektocht naar wie je bent. En dat terwijl ik spiritualiteit meestal gezeur vind. Ik heb dat boek van Eckhart Tolle over ‘leven in het nu’ echt woedend in zee gemieterd. Het stond me zó tegen, die honderden volgevreten opgepoetste rijke Nederlanders met neptieten en Rolexen die op het strand allemaal met de boeken van Tolle in hun hand zaten. Zo decadent, een beetje lezen over het hier en nu als het goed met je gaat. Probeer eens bij het moment te leven als je in de ellende zit. Mooi dat dat niet lukt.”

Je stoorde je aan het kuddegedrag?

“Heel erg.”

Die kuddes lezen anders ook Saskia Noort.

“Ja, haha, eerst een beetje spiritueel doen en daarna door naar Kluun of Noort. Maar dat vind ik minder erg. Ik schrijf tenminste niet hoe de mensen moeten leven.”

Voor iemand die zichzelf een calvinist noemt, hebben je boeken inderdaad verdomd weinig boodschap.

“Nou, nu ik er over nadenk, is dat niet waar. Mijn boeken hebben wel degelijk een boodschap. In Nieuwe buren gaan de mensen ten onder aan seksuele uitspattingen, in De verbouwing aan hun eigen hebzucht. Die hedonisten, ik geef ze allemaal straf. De enige reden waarom Mathilde in De verbouwing niet helemaal ten onder gaat, is dat ze een goede moeder is. Ze vecht voor haar kind, daarom heb ik mededogen met haar. Als je als vrouw een goede moeder bent, mag je alles.”


Dan mag je zelfs thrillers schrijven die in de ogen van literaire mastodonten worden gezien als kutboeken?

Grijnst: “Ja, kutboeken schrijven, scheiden, het mag allemaal.”

Ben je zelf een goede moeder?

“Ja. Dat durf ik met grote stelligheid te beweren. Ik heb vrolijke, blije kinderen – dat is het bewijs. Dat opvoeden is me in ieder geval gelukt.”

Naam: Saskia Noort

Geboren: Bergen, 13 april 1967

Opleiding: Havo, School voor Journalistiek, Theaterwetenschap.

Loopbaan: Sinds begin jaren negentig werkt Noort als freelance journalist voor bladen als Viva, Marie-Claire, TopSanté en Ouders van nu.

In 2002 stopt ze met journalistiek werk en wijdt ze zich aan het schrijven van een thriller. In 2003 verschijnt Terug naar de kust, dat een monstersucces wordt. Dit boek en haar tweede thriller, De eetclub, leveren Noort een nominatie op voor De Gouden Strop.

In 2006 verschijnt haar derde thriller, Nieuwe buren, in 2009 gevolgd door De verbouwing.

Dit jaar wordt de film Terug naar de kust afgerond, met in de hoofdrol Linda de Mol.

Ook De eetclub staat op de rol om te worden verfilmd.