Spring naar de content

‘Ik ben van de extremen’

Ze schreef een boek over haar zwangerschap, Krijg nou tieten!, dat een enorme bestseller werd, en onlangs verscheen haar nieuwe cd Samen Wakker Worden, Ergens Heen, Lekker Eten En Weer Slapen. 51 vrijpostige vragen aan cabaretière Claudia de Breij. ‘Ik ben een kerel van zestig in het lichaam van een vrouw van 34.’ door Roos Schlikker, foto’s Jos Lammers

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Geboren: 13 maart 1975.

Loopbaan: Na twee jaar Algemene Letteren te hebben gestudeerd, besloot De Breij kleinkunstlessen te nemen en mee te doen aan diverse lokale talentenwedstrijden. Ze haalde de laatste ronde van het Leids Cabaret Festival en in 1998 werd ze derde in het Amsterdams Kleinkunst Festival. In 2002 ging haar soloprogramma De wilde frisheid in première en brak ze door bij het grote theaterpubliek. In die tijd kreeg ze ook een eigen radioprogramma op 3FM: …& dit is Claudia. Sindsdien presenteerde ze diverse televisieprogramma’s, waaronder De Wereld Draait Door en Thank God It’s Friday; ze presenteert iedere vrijdag Claudia d’r op op 3FM en toert door Nederland met haar theatershow iClaudia. Over haar zwangerschap schreef ze het boek Krijg nou tieten!, uitgegeven door Nieuw Amsterdam.

“Ehhh… you tell me… Ik neem aan dat je wilt weten waarom mijn boek anders is dan dat van haar en niet het letterlijke verschil in hoe wij er daar beneden na de bevalling uitzagen?”

“O, daar zou ik anders graag over uitweiden en foto’s van willen vergelijken, haha. Maar goed, in figuurlijke zin denk ik dat mijn boekje het werk is van iemand die schrijft en toevallig zwanger was. Het heeft in mijn geval weinig te maken met het feit dat ik bekend ben.”

“Nou, in sommige gevallen was het relevant. Hoe Hannie Schaft-achtig wij stiekem naar de fertiliteitsafdeling moesten, dat vond ik gewoon een grappig verhaal. Maar verder staan er geen foto’s van mij met mijn kind in het boek. Bij Daphne zie je afbeeldingen van Richard met de kleine; ik denk dat zij daar anders in staat. Overigens vond ik dat boek van Daphne zo’n beetje de enige leesbare zwangerschapsliteratuur. De rest van de zwangerschapsboeken zijn heel rare werken. Het lijkt wel alsof ze geschreven zijn door de vrouw van de ouderling van de kerkenraad, enorm rare traditionele boeken. Ik dacht: dat kan anders, en dat zal Daphne ook gedacht hebben.”


“Tja, ‘t is gek, hè. Kennelijk is er behoefte aan eerlijke boeken over zwangerschap. Gewoon iemand die opschrijft dat je om de vijf minuten moet plassen of dat je ontzettende jeuk aan je tieten hebt als je zwanger hebt. O, die jeuk… Verschrikkelijk! Ik kon ze wel openkrabben. Het is toch lekker om als je zwanger bent te lezen dat een ander daar ook last van heeft?”

“Dat is zeker een afwijking. Die heb ik nou eenmaal. Je kunt een leuke grap ook heel goed voor jezelf houden, maar ik wil hem graag aan duizend mensen tegelijk vertellen. Ik had dit idee, ik wist: dat kan een boekje worden, en ik kán het dan niet stil houden. Dat is gewoon een defect. Ik wil nu eenmaal delen. En daarbij heb ik bij alles wat ik doe enorm de drang om tegen mensen te zeggen: ‘Je bent niet alleen, hoor.'”

“Nou en? Ik weet hoe ehhh: nou ja, zelfs voor vrouwen zoals ik die dat niet willen toegeven en het liefst het woord kwetsbaar nooit in de mond willen nemen… ik weet hoe kwetsbaar je je voelt als je zwanger bent. Ik vond het zo fijn als vriendinnen zeiden dat zij ook weleens wakker werden met het idee: Ben ik nou godverdomme nog steeds zwanger? Het is lekker om te weten dat anderen dat ook hebben.”

“Ja, maar dat is mijn methode. Ik zat bij Pauw & Witteman om over dit boekje te praten en die mannen zaten zo ontzettend te schutteren omdat ze de taal erin zo direct vonden. Maar juist door zo open mogelijk te zijn, ga ik me eerder sterk dan kwetsbaar voelen. En kom op, half Nederland scheurt uit, hoor. En ja: ik heb inderdaad een kut, ja. Big deal! Een kut zullen ze zelf toch ook weleens in het echt zien hopelijk? Moeten we daar nou zo’n issue van maken?”


“Als het even kan, is dat heel mooi. Je hebt van die liedjes waarvan je weet: als ik die zing, voelt iedereen in de zaal die geen moeder meer heeft zich even gezien en gesteund. Het is fijn zo’n liedje te schrijven, om iets te maken wat niet achteloos is en niet voortkomt uit scoringsdrift. Gewoon een tekst die mooi en herkenbaar is. Iets zorgvuldigs.”

“Ja natuurlijk; als je het zo bekijkt zit er in alles scoringsdrift en is niets meer zuiver. Maar ik ben ervan overtuigd dat ik niet lijd aan overdreven vals sentiment.”

“Dan moet ik het beter schrijven. In die zin is er wel sprake van scoringsdrift.”

“Nee, dat vind ik te ver gaan, al ben ik uiteraard wel bezig met welk effect ik kan sorteren. Maar dat wil niet zeggen dat dat de enige reden is dat ik het schrijf. Het gaat er in eerste instantie om dat ik iets wil zeggen, bijvoorbeeld dat ik bang ben dat mijn moeder ooit doodgaat. Vervolgens wil ik dat wel graag zo verwoorden dat het mensen ontroert. Zo ben ik dan ook wel weer.”

“In wezen kan ik een ontzettende volksmenner zijn. Ik vind het heerlijk om als ik voor een volle zaal sta te denken: Zo. Nu doen jullie allemaal dit, en dat dat dan ook gebeurt.”

“Ja. Je kunt heel enge dingen doen met die gave.”

“Nou nee. Ik zit zo’n eind aan de goede kant van de lijn dat ik niet bang ben daar overheen te stappen.”

“Daar ben ik echt wel zeker van, ja. Ik weet heel goed of iets uit goedheid of slechtheid voortkomt.”

“Vast wel, maar ik weet echt behoorlijk zeker dat ik goed in elkaar zit.”

“Nou ja, dat valt wel mee, hoor. Ik ben helemaal niet zo anti-Beatrijs, maar journalisten zijn zo ontzettend kortzichtig en tuk op een effectje, die willen maar één ding horen.”


“Nou ja, ik ben er ook best fel op…”

“Die vrouw vindt dat moeders die net een kind hebben gekregen een jaar thuis moeten zitten. Ik krijg het spaans benauwd van dat idee.”

“Ja, zo lust ik er nog wel een, Beatrijsje. Zij is verloskundige, en als zij zoiets zegt, nemen mensen dat heel serieus. Dan vind ik het nogal goedkoop om na zo’n advies te zeggen dat je vooral van de vrijheid-blijheid bent. Je weet best dat mensen jouw woorden voor waarheid aannemen. Ik ben trouwens helemaal niet anti-Beatrijs verder. Nou ja, vooruit, ik ben eigenlijk wel anti-Beatrijs. Ze zit voor in de kaartenbak van redacteuren van tv-programma’s die iets met baby’s moeten. En ze komt overal opdraven, want hé, zij wil ook boekjes verkopen. Maar zij is verloskundige en niet dé stem van de zwangere vrouwen.”

“Dat is tot nu toe vrij goed gegaan. Er zijn het afgelopen jaar heel veel bekende vrouwen bevallen maar ik sta in geen enkel ‘Mama van het jaar’-lijstje in de bladen. Príma vind ik dat. Ik ben cabaretière, ben op televisie en radio en o ja, ik heb ook nog een kind gekregen. Dat laatste moet niet de hoofdmoot zijn.”

“Ehhh ja: Tot zover mijn consequentie, haha. Ik heb me nog maanden aan mijn eigen belofte gehouden, maar toen mijn zoon Bing een maand of acht was wilde ik toch nog iets speciaals voor hem schrijven.”

“Dat liedje heb ik vervolgens inderdaad een keer in het theater gedaan en toen bleek dat het erg aansloeg. Want je denkt misschien dat je heel uniek bent in je gevoelens voor je kind, maar iedereen beleeft zo’n geboorte natuurlijk precies hetzelfde.”

“Natuurlijk, daar vreet ik van. Dus dat liedje speelde ik in het begin vrij gegeneerd, maar nu sta ik er helemaal achter.”


“Je bent toch bang dat je onder invloed van hormonen en emoties dezelfde troep gaat schrijven die al zo vaak over het onderwerp nieuw leven gemaakt is.”

“Het gaat overal mis behalve bij Anne van Herman van Veen en Isn’t She Lovely van Stevie Wonder. De rest is sentimentele drakerigheid.”

“Dat weet ik niet. Maar als ik op het publiek af moet gaan is er in elk geval sprake geweest van collectieve waanzin en kan ik tegen die tijd zeggen: ‘Nou ja, toen dachten we even met z’n allen dat dit kon.'”

“O já?”

“O, zo zie ik het helemaal niet. Dat liedje over mijn jeugd klinkt misschien heel romantisch en idyllisch, maar is natuurlijk één groot melancholisch gevoel van ‘Zat ik nog maar achter in de auto bij mijn ouders’. Dat is toch niet vrolijk?”

“Ja, dat klinkt wel heel blij hè, dat was voor jou zeker het breekpunt, haha. Maar zelfs dat is niet blij, want dat liedje is ontstaan omdat ik juist geen sleur met mijn vrouw heb terwijl ik er zo naar verlang. Dan sta ik dat weer in het theater te zingen en intussen denk ik: Ben ik morgen vrij? O nee, wéér niet. En ja, op zo’n moment zing ik het net iets mooier. Je hebt gelijk: uiteindelijk komt er natuurlijk niets creatiefs voort uit gelijkmatig gelukkig zijn, maar dat ben ik ook helemaal niet.”

“Vermoedelijk doe ik dat niet omdat ik die behoefte tot troosten heb waar we het over hadden.”

“Maar zo’n tekst komt voort uit wekenlang midden in de nacht na een optreden op een neonverlicht tankstation staan en eindelijk ook weer eens thuis willen zijn. De meeste van mijn liedjes ontstaan omdat er iets niet klopt en te zwaar is.”

“Dat doe ik omdat niemand zit te wachten op de zwaarte om de zwaarte. Je troost niemand door te zeggen: ‘Wat is het toch erg allemaal.'”


“Ik ben niet oppervlakkig. Heus, ik heb echt mijn zware momenten.”

“Ik heb een heuse dertigersdip gehad. Ik ben toen naar New York gegaan en er maakte zich daar een enorm gevoel van verliezen van me meester. Had ik niet op mijn zestiende daarnaartoe moeten gaan? Had ik niet moeten proberen in Carnegie Hall op te treden? Nu kom ik never nooit nergens meer, ik ben te oud.”

“Ach ja, ook daar ben ik op mijn plek, zo ver ben ik inmiddels wel. Ik sta nu ook weleens in België voor heel kleine rukzaaltjes het publiek ervan te overtuigen dat het echt leuk is wat ik doe. Ze kennen me daar niet, ik heb er geen televisieroem. En als het op die plekken lukt, is dat zo lekker, misschien wel lekkerder dan Carré.”

“Die crisis kwam ook niet zozeer voort uit het gevoel dat ik nog meer wilde bereiken in mijn leven, al was Carnegie Hall leuk geweest. Het punt was meer dat ik gewoon óp was. Ik deed alles, er zat geen rem op. Er was een tijd dat als iemand me vroeg hoe het met me ging, ik al in staat was in janken uit te barsten, zo moe was ik.”

“Nou ja, zo erg is het ook allemaal niet, maar ik heb vrijwel altijd aan het einde van het seizoen een grote instorting. Dat is iets wat bij me hoort. Niet dat ik knettergek word, maar ik wil dan alleen nog maar thuis in mijn pyjama op de bank Sneeuwwitje kijken. Het is mijn jaarlijkse zelfherijking; die moet er blijkbaar zijn.”

“Op zo’n moment denk ik zelf van wel.”

“Ach, ik denk dat iedereen een paar thema’s in zijn leven heeft die almaar terug keren. Eentje van mij is dat ik zo nu en dan weer moet besluiten dat ik alleen maar dat moet doen wat ik echt zelf wil.”


“Het is niet altijd makkelijk, nee. Het heeft bijvoorbeeld heel lang geduurd voor ik besloot te stoppen met De Wereld Draait Door. Dat is zo’n erebaan, daar zeg je toch geen nee tegen.”

“Ja. Haha, dat is trouwens een Matthijsisme. Matthijs van Nieuwkerk heeft van die mooie standaardzinnetjes en ‘Dat moet je maar net durven’ is er een van. Maar inderdaad, zo is het wel. Punt is dat ik ontdekte dat ik in wezen geen interviewer wil zijn. Ik wil aan de andere kant van de tafel zitten. Ik wil niet vragen maar maken. Ik wil zélf vertellen.”

“Bij Matthijs draait het natuurlijk ook om Matthijs, dus dat is het toch niet helemaal. Maar ik denk ook dat ik beter ben in liedjes en programma’s maken dan in interviewen. Dat moet je voor jezelf onderkennen.”

“Ik ben gewoon heel ouderwets. Ik ben een kerel van zestig in het lichaam van een vrouw van 34.”

“Nee hoor, juist niet. Dat heeft met een lichte dwarsheid te maken. Ik vind Kyteman helemaal te gek, maar ik vind het ook leuk om eens met andere namen te komen. Jarenlang was het heel bon ton om Herman van Veen kut te vinden en dat vond ik zo flauw. Wat een karaktermoord. Ik vind het leuk om dan iemand die niet cool is juist de hemel in te prijzen. Uncool is het nieuwe cool.”

“Ja, ik heb een enorme hang naar het verleden. Ik mag daar graag lekker over eikelen.

“Zou kunnen. Maar ik wil in ieder geval niet gaaf zijn omdat ik me afficheer met artiesten die anderen ook gaaf vin-den. Dat vind ik pathetisch. Ik houd ook absoluut niet van de enorme status die sommige zogenaamd coole artiesten krijgen. Ik ben bijvoorbeeld helemaal gek van Lou Reed, maar kan me niet aan de gedachte onttrekken dat die man’s morgens ook gewoon zijn sokken aantrekt. Dat vind ik zo leuk. Lou Reed, op zijn bed zittend, die eerst de ene sok en dan de andere aandoet.”


“Dat weet ik niet precies. Het heeft ermee te maken dat ik de dingen graag een beetje onschadelijk maak.”

“Ja, dat zit wel in me. Ik vind het zo raar dat ik me daar bijna voor moet verantwoorden. Kom op, gezellig is toch ook gewoon, ehhh: gezellig. Maar ik ben de enige in mijn vriendenkring die denkt: Ja lekker, kerst! Het is heel ontroerend en fijn dat we dat met z’n allen vieren. Zo gek dat anderen dat niet zien.”

“Ja, ik heb behoefte aan iets collectiefs. Hoe graag ik ook alleen ben, ik ervaar het als heel fijn om deel uit te maken van een groter geheel. Daarom heb ik ook allemaal clubjes om me heen. Ik heb een band waarmee ik al dertien jaar samen speel, de mensen van mijn radioredactie ken ik honderd jaar, ik heb een gezin thuis. Allemaal collectiefjes.”

“Ja. Ik ben van de extremen, Ik kan af en toe vasten omdat ik weet hoe lekker het eten me straks weer zal smaken. Dat is een soort oudtestamentische zelfkastijding die ik mezelf opleg. Zo gaat het ook met alleen zijn. Dat is alleen maar lekker als je weet dat er iemand op je wacht.”