Spring naar de content

Een puber en zijn hobby’s

Hoe – en vooral waarom – het begon, weet niemand. Op mijn achtste jaar begon ik plotseling kaarten en brieven te sturen naar de Oranjes. Alle verjaardagen zaten al snel als Duitse naamvalrijtjes in mijn hoofd. Bizar maar waar. Altijd kreeg ik een kaart terug. Een tekening van een prins of een tekst van de koningin. Dat zette wel aan tot doorgaan. Dus al spoedig ging er ook met Kerst een kaart richting Soestdijk en Huis ten Bosch. Zo groeide mijn verzameling alleen maar. Honderden kaarten had ik op den duur. Zelfs van de moeder van prins Claus, die me met haar bibberige handschrift terugschreef. Ook buitenlandse vorstenhuizen moesten er op een gegeven moment aan geloven. Maar dat terzijde.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

De eerste persoonlijke ontmoeting met de koninklijke familie – het hoogst haalbare in mijn sector – volgde op 30 april 1987 in de tuinen van Paleis Soestdijk, waar het vijftigjarig huwelijksfeest van Juliana en Bernhard werd gevierd waarvoor ik samen met mijn vader was uitgenodigd, als enige inwoners van Assen – en daarnaast nog 1398 mensen uit alle provincies. Bijzonder ja, maar ik had me ook best uitgesloofd om te komen waar ik op dat moment stond: oog in oog met de Oranjes. Een brief naar de burgemeester van Assen, daarna contact met de Commissaris van de Koningin in Drenthe, onvermoeibaar was ik om mijn doel te bereiken. Het was een speciale dag, waar ik anno 2010 nog af en toe schaterlachend aan terugdenk. Dat schaterlachen is dan vooral bedoeld om anderen de wind uit de zeilen te nemen. Ik weet zelf namelijk ook wel dat je met windsurfen of zelfs postzegels verzamelen, laten we zeggen, een iets minder zijige uitstraling had in de schoolkantine. Maar ja, toen ik als zestienjarige voor Koninginnedag 1988 nota bene een perskaart lospeuterde bij de RVD zodat ik met mijn pocketcameraatje in de persvakken in Kampen en Genemuiden de professionals voor de voeten mocht lopen om De Familie te zien, voelde ik me heus best stoer.

Wat bezielde me in vredesnaam om me zo zonder enige schaamte en terughoudendheid in te laten met de koninklijke familie? Want – en nu wordt het echt een beetje weird voor een puberjongen – ik had ook nog een kast vol lepeltjes, mokken, schalen en andere parafernalia van het Koninklijk Huis. Waarmee ik vervolgens ook nog, met foto en al, in de krant kwam te staan. Ik heb mijn ouders later weleens gevraagd waarom ze me niet tegenhielden en of ze zich geen zorgen over me maakten. “Nee,” zeiden ze dan, “we vonden het wel leuk en apart wat je deed. Weer eens wat anders.” Ja, apart was het zeker, en leuk? Ach, ik heb er tenminste niks ernstigs aan overgehouden, behalve mappen vol kaarten en brieven, fijne herinneringen en een broer die het nog minstens twee keer per jaar grappig vindt de draak met mijn vroegere hobby te steken. Hij doet maar.

Onderwerpen