Spring naar de content

‘Ik ben gewoon nooit zenuwachtig’

Karsu Donmez (1990) is pianiste en zangeres. Net van school volgden onder meer Paradiso, het Concertgebouw, North Sea Jazz Festival en tweemaal Carnegie Hall in New York. Haar album Live aan het IJ is net uit.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

‘ Eh wacht, even denken. O ja, dat gaat zo: het heet Something on the Rocks. Je weet wel, als je whisky bestelt, dan zeg je ‘on the rocks’. En dit meisje is zo verdrietig en zo alleen, het maakt haar niet uit wat er in zit, doe maar wat – on the rocks. Dat gaat zo: The color must be blue. Let it go straight to my heart so it has something to do. Je hart gaat sneller kloppen als je drinkt, om zo die alcohol te kunnen verwerken. En dan: Baby poison me with an injection of love. Why does nobody warn you that lies exist, that dreams can fail and that fragance goes away. I’ll keep his heart but he gave mine back. Is best volwassen, ja. Ik heb het zelf niet meegemaakt, maar het gebeurt. Je kunt in zo veel levens kijken dankzij het internet.

Meestal begin ik met een groove, een baslijn. Daarna komt de drum erbij. En met het refrein komt de gitaar met de bluesakkoorden. Ja, dat neem ik meteen op en dat schrijf ik het helemaal uit. Als ik zo bezig ben, ga ik door tot het af is. Met Something on the Rocks was ik elf uur ‘s avonds begonnen en om een uur of vijf ‘s ochtends was het af. Dan ben ik eigenlijk helemaal uitgerust, maar ik hang dan toch een briefje op de deur voor mijn ouders met ‘maak me niet wakker, ik heb gewerkt’. Een paar uur later beluister ik het nog een keertje en dan weet ik dat het goed is – of niet natuurlijk. Ik schrijf heel veel, maar slechts vijf of tien procent is daadwerkelijk op het podium te horen. Hoewel, ik laat me ook weleens overtuigen door een ander. Ik bedoel, dat het toch wel goed is, misschien.

Het optreden vind ik het leukst, omdat je dan eindelijk doet waar je zo hard voor geoefend hebt. Omdat je dan met een achtkoppige band die dingen die ik om vier, vijf uur ‘s ochtends creëer voor al die mensen staat te spelen. Dat is ontzettend gaaf. Toeren ook – tussen het wachten door nog een uurtje shoppen en die jongens die dan achter ons aansjokken en dan maar in een café gaan zitten met een biertje. En dat was ook cool: ik stond gisteren in de Media Markt in Zuidoost en zag mezelf bij de jazzsectie staan, tussen Ray Charles en Ella Fitzgerald. Daar sta je dan! Meteen een filmpje gemaakt.


Ja, natuurlijk is het snel gegaan. Je treedt op op school, daarna op wat feestjes en opeens in Paradiso, De Wereld Draait Door, het Concertgebouw, Pauw & Witteman, Carnegie Hall – dat gaat dan blijkbaar zo. Na Carnegie Hall zag ik een dagboek van toen ik zeven was, waarin ik een tekening had gemaakt van mezelf zoals ik dacht dat ik er uit zou zien als ik ouder was: heel hoge hakken, een rode jurk en rode lippen. En toen ik in Carnegie Hall stond, zag ik er precies zo uit. Ik dacht: zou het niet vet zijn als we een tijdmachine hadden, en dat ik tegen dat kleine meisje kon zeggen: ‘Hé dude, het gaat echt lukken later!’

Ik vind al die complimenten heel leuk en het is ook echt een eer, maar het is gewoon wat ik doe. Ik weet precies wat ik kan en niet kan. Ik weet ook niet hoe dat komt. Mensen vragen me altijd of ik zenuwachtig ben. Ik heb weleens interviews gezien van andere artiesten die nog zenuwachtig zijn, en dan zijn ze al dertig en hebben ze meer opgetreden dan ik. Dan kan ik wel zeggen: “O ja, ik heb wel een zekere spanning, maar dat is gezonde spanning,” maar eigenlijk is dat helemaal niet waar. Ja, Carnegie Hall is groot – duizenden mensen en rijen balkons boven elkaar – maar ik sta vooral te popelen; kom op, ga zitten, we gaan beginnen! En als het dan afgelopen is, glimlach ik heel vriendelijk en maak ik zo’n buiging, maar van binnen gaat het ‘yeah baby!’ Ik ben gewoon nooit zenuwachtig.”

Volgende keer: Daniel Libeskind