Spring naar de content

Lachen met Houellebecq

Weinig seks en drammerij in het nieuwe boek van de Franse rasprovocateur. Maar des te meer rake typeringen, prachtige zinnen en humor.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

In zijn vijfde roman, De kaart en het gebied, voert Michel Houellebecq zichzelf als personage op. Vermoedelijk wil hij daarmee een voetnoot plaatsen bij de structuralistische discussie over de rol van narratologische identiteit in de roman, of probeert hij via een omweg aan te tonen dat de fictionele realiteit te verkiezen is boven de willekeur van de tastbare werkelijkheid. Of hij vond het gewoon grappig.

Het personage Michel Houellebecq is niet de hoofdpersoon, maar speelt wel een essentiële rol in het verhaal. De hoofdpersoon is Jed Martin, een succesvolle kunstenaar die Houellebecq vraagt een tekst te schrijven over zijn werk, als extraatje bij zijn nieuwe collectie schilderijen. Martin, een eenzelvige figuur, vat een soort vriendschap op voor de in een volstrekt isolement levende schrijver, en gaat een paar keer bij Houellebecq op bezoek in de hoop dat die hem inzicht kan bieden in zijn moeizame leven. Dan neemt het verhaal een bizarre wending en wordt het boek een halve politiethriller en een half portret van de kunstenaar als oude man.

De kaart en het gebied zorgde voor veel opschudding in Frankrijk. Nu eens niet omdat Houellebecq (de schrijver, niet het personage) een complete bevolkingsgroep of zijn moeder schoffeerde, maar omdat hij enkele fragmenten bijna letterlijk van Wikipedia had overgenomen. Encyclopedische passages over de huisvlieg en de stad Beauvais. Hij werd beschuldigd van plagiaat. Het deed weinig af aan de lof van de critici en het commerciële succes. Binnen een paar weken waren er 200.000 exemplaren verkocht, en vorig jaar november werd de roman bekroond met de Prix Goncourt, de hoogste Franse literaire onderscheiding.

Het is Houellebecqs meest toegankelijke roman tot nu toe. De kaart en het gebied bevat veel typische Houellebecq-ingrediënten – vereenzaamde, sociaal onhandige personages (vooral de mannen), vermakelijk gekanker, lichamelijke aftakeling, essayistische passages, de vrolijk makende treurigheid van televisiekijken en supermarktketens. Toch is het een volstrekt ander boek dan Mogelijkheid van een eiland of Elementaire deeltjes. De schrijver lijkt meer te mikken op vermaak dan op het uiteenzetten van een allesoverkoepelend wereldbeeld. De inzet is, zeg maar, meer literair dan filosofisch. En tegelijkertijd legt hij minder nadruk op een van zijn meer tastbare thema’s: kutjes. Seks, liefde en de onvermijdelijke ontgoocheling die daarmee gepaard gaat, spelen hoogstens een bijrol in De kaart en het gebied.


Het komt de roman ten goede. Hoe sterk en uniek veel van zijn vorige werk ook was, Houellebecq lezen was niet altijd een onverdeeld genoegen. De meer wetenschappelijke stukken konden taai en drammerig zijn, en de stukken over (al dan niet betaalde) liefde ongeloofwaardig en clichématig. De alinea’s die Houellebecq dit keer aan de liefde wijdt, zijn beduidend minder sterk dan de rest.

Dat valt vooral op omdat verder vrijwel elke alinea, elke zin misschien wel, raak is (wat trouwens mede te danken is aan de wederom perfecte vertaling van Martin de Haan). Houellebecq wordt vaak in de eerste plaats gekarakteriseerd als maatschappijcriticus of provocateur, alsof hij niet ook een geweldige zinnenschrijver is. Hij is in staat om met één detail gecompliceerde personages en situaties neer te zetten. Zoals deze scène: toen Jed Martin moest wachten op een politiecommissaris, ging hij zitten, bladerde hij door een oud politietijdschrift, ‘en kwam toen op het idee om door het raam te kijken’. Een minder goede schrijver dan Houellebecq had hem simpelweg uit het raam laten kijken. Nu, door een paar woorden extra en een net iets ander accent, wordt een banale, registrerende zin persoonlijk en herkenbaar. We zitten meteen in Martins hoofd. We krijgen een idee van zijn verveling, en van de hoop om daaraan te ontsnappen. Als hij later wordt gebeld door de politie, zegt hij dat het telefoontje hem niet stoort. Dat is niet waar: “Hij keek net naar een bloemlezing uit DuckTales op Disney World.” Alleen DuckTales was al redelijk grappig geweest. De bloemlezing maakt het ultiem lullig – én sympathiek.

Geen andere schrijver is bovendien zo trefzeker in de keuze van bijvoeglijke naamwoorden. De bloedmooie Olga, Jed Martins vriendin, werkt bij Michelin. Ze onderzoekt wat toeristen precies aan Frankrijk aanspreekt, en al snel ontdekt ze het succes van ‘gerechten op basis van rare dieren’. De verteller (de roman is geschreven in de hij-vorm) kiest niet voor het voor de hand liggende ‘exotische dieren’, of ‘zeldzame’, nee – het worden ‘rare dieren’. Waardoor hij meteen tot leven komt. Over een ander verhaalfiguur zegt de verteller: “Haar beroepsleven kwam kortom neer op het onderwijzen van tegenstrijdige absurditeiten aan streberige imbecielen.” Streberige imbecielen. Iets heel anders, en veel ergers, dan gewone imbecielen.


De kaart en het gebied is een bloemlezing van sterke zinnen. Spannend, soepel geschreven, en vooral erg komisch. Houellebecq zet zijn onverminderd nihilistische inzichten veel minder dik aan – wat niet betekent dat ze niet blijven hangen. Integendeel. Zijn grootste prestatie is juist dat hij je om de grootst denkbare ellende in de lach kan laten schieten.

Michel Houellebecq: De kaart en het gebied. Arbeiderspers, €19,95. Ook verkrijgbaar via www.ako.nl.