Spring naar de content

‘Ik heb geen toeters en bellen meer nodig’

In zijn nieuwe show staat Arjan Ederveen voor het eerst alleen op de planken. Desondanks is het vintage Ederveen: absurdistisch, over het randje en toch relevant. Een gesprek over theater, relaties en het slijten der dagen. ‘Ik zit in de puberteit van de ouderdom.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ivo van Woerden

‘De heroïnespuit is missing,” zegt Arjan Ederveen (55) tegen een dame van het productieteam. Hij staat in de zaal van het Amsterdamse Polanentheater, waar elk moment de doorloop van zijn onemanshow Ederveenzaamheid kan beginnen. “Weet je zeker dat die niet bij je thuis ligt?” riposteert de dame. “Nee,” antwoordt Ederveen, “ik heb hem hier gister nog gebruikt.”

De spuit hoort op een blok te liggen dat hij straks zal gebruiken als hij in de hoedanigheid van politicus Wouter een presentatie houdt over een ‘carpoolplaats slash tippelzone’. Het blok staat dan model voor een ‘gebruikerskeet’, en de spuit maakt deel uit van een wedstrijdwinnende inzending van een kunstenares. Het is de bedoeling dat de spuit vanaf het dak van de keet water sproeit in een grote lepel. We moeten de spuit er tijdens deze repetitie maar even bij denken.

De heroïnefontein is een treffend voorbeeld van het werk van de man die met Theo en Thea, Kreatief met kurk, 30 Minuten en tal van cabareteske stukken landelijk bekend werd. Absurdistisch, op de grens van het toelaatbare of zelfs erover mits het op de lachspieren werkt, en indirect zegt het bovendien iets over onze maatschappij.

Albert Verlinde is vandaag ook bij de repetities, als producent van deze show. “Wat zo knap is,” zegt Verlinde, “is dat je denkt dat die wereld van Arjan op zichzelf staat. Maar als je het geheel bekijkt, blijkt het pijnlijk herkenbaar te zijn.”

De regisseur is Rick Hoogendoorn, die Arjan nog kent van de Kleinkunstacademie. “Het stuk is gnant, grappig en gevoelig,” vindt Hoogendoorn. “Er is weinig decor, want het is crisis, dus ook op het podium. Voor Ar is het van belang dat hij zijn teksten kent. Als hij die maar beheerst, komt het goed.”


Met die teksten gaat het deze repetitie nog niet zo lekker. Hij krijgt ze maar met moeite in zijn hoofd gestampt, vooral door zijn handicap: dyslexie. Daarom spreekt hij iedere ochtend af met een werkstudent die twee uur lang de tekst met hem doorneemt. Tijdens de doorloop zal ze hem af en toe onderbreken: “Ar. Het is ‘gedooghonden’.”

Ederveen: “Shit! Gedooghonden!”

Anderhalve week eerder vertelt Ederveen dat hij een hekel heeft aan repeteren. “Vreselijk! Het is zo veel tekst!” zegt hij aan de keukentafel van de voormalige Amsterdamse kweekschool waar hij al sinds de jaren zeventig woont. “Pas als het er eenmaal in zit, kun je echt gaan spelen. Dat is het leukste wat er is: met je materiaal aan de slag gaan.”

Maar als hij er zo’n hekel aan heeft, waarom mag HP/De Tijd dan komen kijken? Ederveen blijkt een koopmansgeest te hebben ontwikkeld. Hij weet inmiddels wat ervoor nodig is om zijn waar onder de aandacht te brengen: interviews, televisieoptredens, een glimlach hier, een rubriekje daar.

Dat inzicht bezat hij niet altijd. In oude interviews staat doorgaans dat hij schuchter is. Dat hij moeilijk communiceert en soms alleen heeft ingestemd met het gesprek om niet in het hokje ‘valt niet mee te praten’ terecht te komen.

Nu regent het kennelijk aanvragen. Voordat ons interview begint, neemt het pr-meisje van het bureau dat de promotie verzorgt voor Ederveenzaamheid nog wat keuzes door. Wordt het Koffietijd of KoffieMAX, De Wereld Draait Door of Pauw & Witteman? O, en Libelle wil een duo-interview met hem en Albert Verlinde. Het pr-meisje: “Dat wordt een diepte-interview.”

“Heel goed,” zegt Ederveen met zijn karakteristieke stem. Hij knijpt zijn ogen dicht en zegt met sjeu: “Lekker diep.”


Hoewel hij interviews dus intussen als een noodzakelijk kwaad heeft geaccepteerd, geeft hij toe dat zijn gesprekspartners aan hem nog steeds een lastige hebben. Omdat hij lang niet altijd weet ‘waarom’ hij iets doet. Of ‘waarom’ het is zoals het is. Terwijl juist daar steeds naar wordt gevraagd.

En inderdaad; hij geeft steeds korte antwoorden, waarin hij de vraag altijd even aarzelend herhaalt. Het interview loopt in het begin dan ook niet echt gemakkelijk. Het helpt niet dat het pr-meisje meeluistert en af en toe moet bellen in de tuin. Wat ook afleidt, is de muis die voortdurend op het aanrecht springt.

Maar ja, een mooi artikel is goed voor de handel. Dus als na twintig minuten het pr-meisje vertrekt, staat hij op en zegt hij: “Zo. Nu ga ik plassen en daarna op de bank liggen en tegen je aan praten.” Even later ligt hij inderdaad languit op de bank met een glas rode wijn in de hand.

We komen te spreken over het feit dat hij voor het eerst alleen op de planken staat. Hij is altijd gewend geweest om in duo-verband de planken op te gaan,maar ditmaal kan hij niet terugvallen op Kees Prins, Alex Klaasen of Tosca Niterink. En hij doet het zelfs zonder Pieter Kramer, de regisseur met wie hij sinds Theo en Thea veel heeft samengewerkt.

Alleen hond Stuk zal avond aan avond op het toneel liggen. “Ik heb nog nooit een solovoorstelling gedaan, en ik vind de tijd nu rijp om dat varkentje eens te wassen. Als ik het nu niet doe, dan komt het er niet meer van.” Want over een paar jaar heeft hij geen zin meer om te spelen. Om precies te zijn: over vijf jaar. “Dan ga ik met pensioen. Of tenminste, niet meer het podium op. Ik zal wel altijd blijven schrijven. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.”


Het thema voor de show, eenzaamheid, lag voor de hand. “Het gaat deels over mezelf en deels over hoe de doorsnee mens tegen een relatie aankijkt. Het is gebaseerd op een echtpaar dat vroeger schuin tegenover ons woonde. Die maakten ruzie. Ze gooiden pannetjes melk naar elkaars hoofd. Eerst gingen ze scheiden. Een jaar later gingen ze weer samenwonen in datzelfde huis, ze trouwden en deden alsof er niets aan de hand was.” Maar dit stuk gaat ook over goed en kwaad. “Over dat Hitler en Boeddha allebei in je zitten, en dat ze er op een gegeven moment uit ploppen.”

Ederveen is al twintig jaar samen met Howie, zijn ‘speld in een hooiberg’. Doordat hij zo goed met Howie samen kan zijn maar door hun verstandhouding ook heel goed alleen kan zijn, zegt hij de perfecte basis te hebben. Hij ziet Howie als iemand met wie hij fijn opfietst, maar waar hij soms ook achter kan gaan hangen om ondertussen te kijken naar wat er rondloopt. “Ja, dat mag gerust. Je móét om je heen kijken.”

De pannetjes melk blijven bij jullie op het fornuis?

“Een relatie gaat op en neer. Naarmate je langer samen bent, leer je de patronen te herkennen. En dan weet je: we zitten nu weer in een soort vicieuze cirkel waar we niet uitkomen. Laten we nu even ophouden, het heeft geen zin, we komen niet verder. Soms denk ik: misschien moeten we in relatietherapie. Maar daarna denk ik dan: Fuck de relatietherapie! Ik ben zelf mans en intelligent genoeg om onder ogen te zien hoe de vork in de steel zit. Ik heb niet het gevoel dat een psycholoog mij de schellen van de ogen kan laten vallen. Ik denk wel dat ik een goede relatietherapeut zou kunnen zijn voor anderen.”


Waarom?

“Omdat ik heel ervaren ben. Ik heb een open en brede blik op relaties.”

Komen mensen naar u toe met hun problemen?

“Niet echt, nee. En ik zou overigens ook geen therapeut willen zijn. Maar ik kan mensen wel op andere gedachten brengen, doordat ze bijvoorbeeld mijn toneelstuk zien.”

In Ederveenzaamheid zit naast Ederveen zelf weer een scala typetjes. Draagt hij een bril, dan is hij Wouter, de politicus die hogerop wil komen en een bepaald onfrisse belangstelling heeft voor sokken. Met een mutsje op is hij Geurtje, Wouters vrouw, die thuis de boel runt en vrijwilligster is bij een praatboerderij waar binnenkort een stiltecentrum zal worden geopend. Doet hij een riem om waar een staart aan hangt, dan is hij Ron de Rioolrat, die altijd wel een ranzig scoopje heeft. Hond Stuk houdt het, mits wakker, allemaal vanaf de bank in de gaten.

“Ik heb het gevoel dat ik een heel goede voorstelling heb geschreven. Ik ben heel erg tevreden met wat ik gemaakt heb. En dat gebeurt niet zo vaak.”

Waarom nu dan wel?

“Ik word heel erg teruggeworpen op mezelf. Ik heb teksten geschreven die ik in mijn eentje ga spelen. En ik doe het allemaal heel simpel: geen toeters en bellen. Ik voel me gewoon zeker.”

En dat is iets nieuws?

“Dat is de laatste twee jaar zo. Ik ben in een andere levensfase terechtgekomen. Ik heb het gevoel dat ik in de puberteit van mijn oude dag zit. Toen ik een jaar of vijftig werd, was ik heel erg onzeker. Ik voelde dat ik ouder werd, maar ik had nog wel heel erg de drive om te jagen. Om ‘s avonds laat op pad te gaan. Maar op een gegeven moment vind je dat zonde van de volgende ochtend. Je moet dan nog zo veel doen en daar raak je dan mee achter. Ik dacht: nou, dat doe ik niet meer. Dat is eigenlijk best bevrijdend.” Na een korte stilte: “Het gaat ook gewoon vanzelf. Je hoeft er niks aan te doen.”


Is er een moment dat je denkt: die ouderdom maakt me eigenlijk helemaal niets uit?

“Het is niet zo dat er als het ware een dubbeltje in een automaat valt en je dan een ‘ploink’ voelt. Het is meer een beweging. Je stroomt mee en je accepteert dat.”

Wat is de volgende fase?

Lachend: “Er zit een zin in het stuk: ‘Ouderdom is de enige tijd in je leven waar je niet op kan terugkijken.'”

Maar dat is toch wrang?

“Het voorland is natuurlijk rampzalig. Ik heb geen angst voor de dood. Rond mijn veertigste heb ik allerlei mensen verloren aan aids. De dood is er toen heel erg bij mij ingewreven. Daar heb ik van geleerd en daar pluk ik nu, en dat klinkt misschien wreed, de vruchten van. Ik weet dat het leven nou eenmaal is zoals het is. Verder denk ik er niet te veel over na. Er zitten zo veel negatieve kanten aan ouderdom.”

Uw vader werd vergeetachtig en kreeg de ziekte van Alzheimer.

“Dat is ook eng. Aan de andere kant is het geluk van alzheimer dat je er zelf het minste last van hebt. Je zit gevangen in de gaten die in je hoofd vallen, maar het zijn de mensen in je omgeving die daar mee om moeten gaan. En ik ben eigenlijk helemaal niet zo bang uitgevallen. Ik heb altijd het avontuur opgezocht. En zo erg ben ik er bovendien ook weer niet mee bezig. Ik ben pas 55. Het enige wat ik merk is dat ik minder doe. Ik zit heel graag op een stoel en kijk naar de miertjes en de piertjes buiten. Heerlijk. Daarom zeg ik gerust: ‘Nee, ik speel niet vijf dagen achter elkaar maar vier dagen.’ Meer doe ik gewoon niet!”

Ederveen krijgt drie tot vier aanvragen per week om naast zijn schrijf- en acteerwerk van alles en nog wat te doen. Even een typetje te komen spelen. Aan een quiz meedoen. Een stukje schrijven. Op bijna alles zegt hij ‘nee’, zodat hij zich kan concentreren op de dingen die er voor hem toe doen. Financieel heeft hij die schnabbels niet nodig. “Ik heb het geluk om te kunnen zeggen dat dat voor mij niet zo belangrijk is. Ik kom toch wel aan mijn inkomen.”


Uw pensioen is geregeld?

“Allemaal geregeld. Ik kan mijn eigen bonen verbouwen.”

Toch zei u ‘ja’ tegen een reclame voor Online waarin uw typetje Ron Selling wordt gebruikt.

“Omdat ik anders een dief van mijn eigen portemonnee ben. Ik ben gekke Henkie niet! Ik heb altijd geprobeerd om niet in een hokje te vallen. Om veelzijdig te zijn, een soort ongrijpbaarheid te hebben. Zo’n keuze hoort daarbij.Tegelijkertijd ontkom ik er zelf niet aan. Ik denk bij anderen ook aan hokjes. Dat doet iedereen.”

Maar de hokjes zijn te dwingend?

“Dat weet ik niet, hoor. Ik probeer zelf in ieder geval mensen die me definitief vast willen pinnen voor te zijn. Door commerciële dingen af te wisselen met artistieke vrije producties. Dus juist Ron Selling spelen in een reclame en daarnaast een zelfgeschreven onemanshow maken. Dat is een goede combinatie en houdt elkaar in evenwicht.

“Ik vind het belangrijk om alvast te weten wat een volgend project gaat worden. Na deze onemanshow ga ik weer een familievoorstelling voor het Ro Theater schrijven. Ik heb heel leuke ideeën: we nemen het Romeo en Julia-thema en de West Side Story. Het wordt eigenlijk een soort Cats, maar dan met hondjes.”

U kunt ogenschijnlijk moeiteloos het ene na het andere project doen. Zijn collega’s daar nooit jaloers op?

“Dat hoop ik. Ik zegen mezelf dat ik zo veel kan doen en dat mensen het nog leuk vinden ook. Joh, en als ze jaloers zijn, draai ik snel de knop om. Ik zit er niet mee. Net als met het BN’erschap. Het zal allemaal wel. Ik ben me er heel bewust van dat als je geen televisie meer máákt, je moet zorgen dat je op de een andere manier toch op tv komt. Anders denken de mensen dat je dood bent en niet meer bestaat. Als je je eigen handel moet verkopen, zul je toch met je hoofd op televisie moeten komen en lachen. Het hoort er gewoon bij.


“Maar het allerleukste blijft optreden. Zoals een kok het ‘t leukste vindt om zijn gasten het eten als stille muisjes op te zien eten. En dat ze dan zeggen: ‘Oeh, dank je wel, meneer de kok. Wat, euh, bijzonder: bieslook en aardbeien.’ Dat doe ik ook. Ik gooi een aantal dingetjes in de pan en dan maak ik er een soufflé van.”

Een soufflé die thuishoort in een sterrenrestaurant?

“Nee, ik maak een heel goeie omelet. En het is moeilijk om een goeie omelet te maken. Net als dat het moeilijk is om een goede kruimige aardappel op tafel te zetten. Dat kunnen niet veel mensen. Toneelspelen is een ambacht.”

Hoe lang heeft u dat al in de vingers?

“Toen ik het nog niet eens deed, wist ik al dat ik het goed zou kunnen.”

Maar u bent afgewezen op de toneelschool. Een ander zou denken: dan maar iets anders.

“Het heeft me er niet van weerhouden. One way or the other heb ik doorgedrukt.”

Ederveen doet zijn inspiratie op straat op, bij de kassa van de Albert Heijn, bij de buren of bij zijn vriend. “Door de dyslexie lees ik heel weinig. Ik ga binnenkort op vakantie naar India. Dan lees ik misschien één boek. Een dun boek.”

Hij kijkt ook weinig televisie. “Dat medium interesseert me niet meer. In de Theo en Thea-periode en ook toen ik Kreatief met kurk deed, vond ik alles op televisie interessant. Ik keek alles. Alles. Nu kijk ik nergens naar. Zelfs speelfilms kunnen me niet boeien.”

Waarom niet?

“Je wordt door de maatschappij en de media banger gemaakt dan nodig is. Laat mij maar in mijn tuin zitten. Ik kan goed kijken en observeren.”

U wordt voortdurend gevraagd of en wanneer u weer een televisieprogramma gaat maken. U antwoordt dan: ‘Ik doe het niet meer, want het is niet leuk om met een idee te zeulen.’


“Nee, het lukt me niet. Ik stop mijn tijd, energie en creativiteit in dingen waarvan ik weet dat ze wél doorgaan. Hilversum, de netmanagers en de omroep: vreselijk!”

Hoe groot is de druk desondanks om met Theo en Thea door te gaan? En nog een reeks 30 minuten te maken? Of om met iets nieuws te komen dat net zo’n cult-status krijgt?

“Toen we Theo en Thea maakten, zeiden mensen al: de vorige uitzending was leuker. Het was altijd zo dat ze wat je al gedaan had, leuker vonden. Daar heb ik dus geen boodschap aan.”

U wilt niet gezien en gewaardeerd worden?

“Natuurlijk wel! Daar ben je acteur voor. Alle acteurs zijn egotrippers en vinden het geweldig dat er naar ze gekeken wordt en dat men voor ze klapt. Maar stel dat er straks niemand komt en dat het niet zo leuk wordt als ik vooraf heb gedacht, dan denk ik: pech gehad. Dan houdt het op en ga ik poppenkast spelen op de Dam.”

De try-outs van ‘Ederveenzaamheid’ zijn inmiddels begonnen. Kaarten zijn verkrijgbaar via De Nationale Theaterkassa: www.ntk.nl

Geboren: 9 september 1956 te Hilversum

1981 Kleinkunstacademie

1981-1984 theater: De Duo’s met Kees Prins

1984-1988 tv: Theo en Thea met Tosca Niterink

1989 film: Theo en Thea en de ontmaskering van het tenenkaasimperium

1993-1994 tv: Kreatief met kurk met Tosca Niterink

1995-1996 tv: 30 Minuten (winnaar Zilveren Nipkowschijf)

1996 tv: Borreltijd!

1999 hoofdrol in de musical Oliver

2001 tv: 25 minuten

2005 theater: Echt iets om naartoe te leven met Joop Admiraal

2007 theater: Lang en gelukkig (verfilmd in 2010)


2009 theater: musical Hairspray

2010 theater: Tocht met Jack Wouterse (nominatie Louis d’Or)

2010 theater: Moord in de kerststal

2010 – 2011 tv: panellid Wie van de drie

2011 theater: Ederveenzaamheid