Spring naar de content

Mijn moeder krijgt te goede zorg

Meestal neem ik mijn moeder mee naar buiten voor een wandelingetje in de rolstoel, onder het motto ‘frisse lucht is goed voor de mens’. In werkelijkheid doe ik het vooral voor mezelf – om iets te doen te hebben gedurende het bezoek.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Beatrijs Ritsema

De halfverlengde rolstoel, waarin ze met gestrekte benen hangt, is zwaar om mee te manoeuvreren. Stoepranden vormen obstakels en het park een vreugdeloze bestemming, maar de handeling van het voortduwen houdt althans de schijn op dat er iets gebeurt. Mijn moeder merkt allang niets meer en de frisse buitenlucht interesseert haar even weinig als de klassieke muziek die standaard uit haar radio sijpelt.

Er bestaat geen duidelijke term voor haar conditie. In het Engels heet het totally incapacitated: uitgeschakeld, gevloerd, buiten gevecht gesteld. Haar spieren zijn verstijfd, ze kan zich nauwelijks meer bewegen, ze is grotendeels blind, ze kan niet meer praten en ze slaapt voortdurend (of ze houdt zich slapende, dat kan ook). Reageren op wat je tegen haar zegt doet ze niet, behalve soms met een schouderophalende beweging. Of dit komt doordat ze ook nog met doofheid is geslagen of omdat ze niet geïnteresseerd is in wat er tegen haar wordt gezegd, is onduidelijk. Het enige wat ze wél doet is eten (gepureerd voedsel dat haar gevoerd wordt) en drinken wat haar slokje voor slokje in de mond wordt gespoten met een soort injectiespuit.

Mijn moeder is bijna negentig en zit sinds een herseninfarct al twaalf jaar in het verpleeghuis. Dat ze niet meer kan praten is pas van de afgelopen drie jaar, maar daarvoor zat ze er ook niet voor niets. Mensen zitten nooit zonder dringende noodzaak in het verpleeghuis.

Meestal neem ik mijn moeder dus mee naar buiten, maar vandaag niet. Vandaag wordt het eten voeren, het enige andere taakje waarmee ik me verdienstelijk kan maken. Als een van de verzorgsters binnenkomt om vruchtensap toe te dienen, zeg ik dat mijn moeder er beter uitziet dan de vorige keer. Het stadium van schaamte om over de patiënt te praten, alsof ze er niet zelf bijzit, is allang gepasseerd. Toen lag ze rochelend in bed, terwijl er slijm uit haar mond droop, omdat haar hoestreflex niet goed werkte. Nu zat ze weer aangekleed en wel als vanouds niet-aanwezig te zijn.

“Ja,” zegt de verzorgster, “ik dacht toen echt dat het afgelopen was. Op een gegeven moment kon ik geen pols meer voelen, maar een uur later was ze weer helemaal hersteld. Uw moeder is een taaie.” “Ja, ’t is ongelooflijk,” zeg ik. “Komt natuurlijk ook door de kwaliteit van de zorg hier in dit huis,” vervolgt de verzorgster, terwijl ze de kin van mijn moeder voorzichtig droogdept, “de lat ligt bij ons hoger dan elders. Wat wij doen zou natuurlijk overal de standaard moeten zijn.”

Slechte zorg is een drama, maar goede zorg kan misschien ook z’n doel voorbij schieten. “Mijn moeder was nooit iemand om zich te laten kisten,” zeg ik en ga weer verder met vanillevla naar binnen lepelen.

Onderwerpen