Spring naar de content

De illusie van de smartphone

Sommige mensen hebben meer pech dan anderen. Als ik over het strand loop en er zijn jongens met een frisbee aan het overgooien, dan weet ik eigenlijk van tevoren al dat ik de frisbee tegen mijn hoofd zal krijgen. Meer specifiek nog: in mijn gezicht, zo ergens in de buurt van mijn ogen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Olga Kortz

Karma
Geen idee waar ik dat aan verdien. Maar het gebeurt gewoon altijd. Altijd. Als ik met vrienden in het park zit te picknicken, fungeer ik meestal als levend schild om de rondvliegende voetballen, tennisballen, kegels, brandende fakkels en diabolo’s op te vangen. Het is de reden waarom ik zolang het niet windstil is binnen blijf. Het zou een vreemd toeval zijn níet onder omgewaaide bomen of verdwaalde dakpannen terecht te komen.

Altijd sigaretten
Aan de andere kant heb ik natuurlijk veel geluk. Het is recessie, maar ik verdien nog altijd net genoeg om nooit zonder sigaretten te hoeven zitten. Ik heb leuke vrienden die ook nog weleens willen informeren hoe het met me gaat. Zaterdagavond kreeg ik van maar liefst vijf verschillende mannen een drankje aangeboden. Er zaten geen drogerende middelen in.  Een andere jongen tekende een hartje op mijn hand. Op het moment dat ik nummers wilde gaan uitwisselen, kwam ik erachter dat ik mijn telefoon niet meer had. Ja natuurlijk. Logisch. Het was me al twee keer eerder overkomen dit jaar. Dus waarom niet nog een keer. Ik probeerde nog tranen op te wekken, maar dat lukte niet. “Wat een pech,” zei de jongen. Maar ik wist dat hij geen gelijk had. Dit viel in de categorie geluk.

Rust
Ik kon alleen nog rust in mezelf waarnemen. Geen smartphone. Niemand zou nog op WhatsApp kunnen zien tot hoe laat ik had liggen spoken. Niemand zou weten dat ik
‘s nachts niet meer had liggen spoken, omdat ik zonder smartphone ook niet meer kon tinderen. Ik zou geen gênante tinderfoto’s of tindergesprekken meer kunnen delen met mijn vrienden, wat erop neerkwam dat mijn vrienden en ik weer over normale zaken zouden kunnen praten als we elkaar zouden zien. Ik zou mijn papieren stratenboekje weer bij me dragen naar een afspraak in een onbekend deel van de stad.

“Dit is geen pech,” antwoordde ik. Maar de jongen was verdwenen. Zoals alle jongens uiteindelijk verdwijnen. Als ik al niet verdwenen ben. De smartphone maakt de verdwijning niet onmogelijk, zoals we graag geloven. De smartphone stelt de verdwijning enkel een beetje uit.