Spring naar de content

Recensie: De oase van Matisse

“Toen Matisse stierf, liet hij zijn odalisken aan mij na,” sprak Picasso kort na de dood van de kunstenaar tegen een bezoeker aan zijn studio. Die had hem gewezen op de overeenkomst tussen de oosterse naakten van Henri Matisse (1869-1954) en de serie odalisken waar Picasso een paar weken na diens dood aan was begonnen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Lisa Bouyeure

In de tentoonstelling De oase van Matisse, die vanaf vandaag te zien is in het Stedelijk Museum Amsterdam, hangt het werk van de Franse grootmeester zij aan zij met dat van tijdgenoten, inspiratiebronnen en navolgers. Het is met 21 cut-outs, 27 schilderijen en een heleboel tekeningen, textiel, affiches en foto’s de grootste tentoonstelling van Matisse in Nederland ooit. Op de begane grond zijn schilderijen, tekeningen en beelden te zien, en een verdieping hoger de vaak kleurrijke en omvangrijke knipselwerken uit de laatste jaren van zijn leven.

Publiekslieveling van het Stedelijk De parkiet en de zeemeermin (1952-1953) werd in het atelier van Matisse omringd door andere knipsels, die hier als zelfstandige werken worden geëxposeerd. Toenmalig directeur Ann Goldstein gaf het meer dan 7,5 meter brede werk vorig jaar in bruikleen aan Tate Modern en het MoMA voor de tentoonstelling Henri Matisse: The Cut-Outs, onder voorwaarde dat de zeemeermin en de parkiet vriendjes mee terug zouden nemen.

Een bezoeker voor De parkiet en de zeemeermin (1952-1953)
Een bezoeker voor De parkiet en de zeemeermin (1952-1953)


Geometrische zwart-witfiguren als voorbode

Als bezoeker zie je de 26-jarige kunstacademiestudent Matisse langzaam en gefaseerd veranderen in de knipselgrootmeester die hij in zijn laatste levensjaren werd. Werken van andere kunstenaars uit de collectie van het Stedelijk, onder wie Cézanne, Seurat, Kirchner, Picasso en Rothko, plaatsen zijn kunstenaarschap in een nieuw licht. Zo ging Rothko, gebiologeerd door de kleur van Het rode atelier (1911), in 1949 weken achtereen naar het MoMA om het pas aangeschafte doek te bestuderen. Zijn Omber, blauw, omber, bruin (1962) naast Goudvis (1912) van Matisse is dus logischer dan het in eerste instantie lijkt.

In de eerste zaal hangen twee doeken van Matisse uit 1895 naast inspiratiebronnen Van Gogh en Manet, door wiens kleurgebruik en vereenvoudigingen de jonge kunstenaar werd geïnspireerd. Een paar zalen verder hangt een vroeg knipselexperiment: een rouwklagerskostuum voor het ballet Le chant du rossignol (1920). De cape met geometrische zwart-witfiguren, een voorbode van de grote cut-outs een verdieping hoger, hangt niet onterecht op zaal met abstracte werken van Mondriaan, Van der Leck, Malevich en Van Doesburg, die sterke overeenkomsten in vormentaal laten zien.

Magische binnentuin
De laatste jaren van zijn leven was Matisse vanwege ziekte grotendeels aan huis gekluisterd. De muren van zijn atelier, dat tevens zijn slaapkamer was, werden volgehangen met knipselcomposities van planten, bloemen en vogels die met hulp van assistentes precies het juiste ritme en evenwicht kregen. “Ik heb voor mezelf een kleine tuin om me heen gemaakt, waarin ik kan wandelen,” zei hij daarover. Het Stedelijk is er met een combinatie van de beroemde papierknipsels en uitvoeringen in zeefdruk, weefsel en glas-in-lood in geslaagd om de eerste verdieping om te toveren tot zo’n magische binnentuin, een oase waar de bezoeker zich tegelijkertijd in Polynesië en Oceanië kan wanen. En, het allerbelangrijkst, in de geesteswereld van een briljant kunstenaar.

‘De oase van Matisse’ is tot en met 16 augustus te zien in het Stedelijk Museum Amsterdam.

 

Zaal op de eerste verdieping met cut-outs uitgevoerd in verschillende materialen
Zaal op de eerste verdieping met cut-outs uitgevoerd in verschillende materialen