Spring naar de content
bron: ANP

‘Geschokte’ Kamerleden over Syrië zijn ronduit naïef

Nederlandse kabinetten onder leiding van premier Rutte gaven de afgelopen jaren militaire hulp aan strijdende partijen in Syrië. Dit gebeurde met medeweten van het parlement. Nederland leverde militaire uniformen, pick-up trucks en communicatieapparatuur. Officieel betrof het hier steun aan ‘gematigde’ strijdgroepen, die zich niet schuldig zouden maken aan oorlogsmisdaden. Maar zo bleek uit het spitwerk van Nieuwsuur in werkelijkheid was er wel degelijk sprake van steun aan groeperingen, die het niet zo nauw nemen met de mensenrechten. Vraag is nu: wie is hiervoor verantwoordelijk?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Ton F. van Dijk

De militaire hulp vormt onder meer een groot probleem omdat het Openbaar Ministerie van CDA-minister Grapperhaus Nederlandse jihadisten vervolgt, die zijn teruggekeerd uit Syrië juist omdat ze lid waren van dezelfde strijdgroepen, die door de Nederlandse regering werden gesteund. De angst bestaat dat deze ‘oorlogsvrijwilligers’ nu de dans ontspringen en niet kunnen worden vervolgd omdat de overheid zelf (indirect) betrokken was bij het schenden van mensenrechten in Syrië. Niet ondenkbaar, in het Verenigd Koninkrijk werd de vervolging van teruggekeerde strijders om die reden al gestaakt.

Affaire raakt direct aan Nederlandse veiligheid

Het niet vervolgen van teruggekeerde jihadisten, die zich mogelijk schuldig maakten aan oorlogsmisdaden, leidt ertoe dat de teruggekeerde strijders weer deel uitmaken van onze samenleving. Geradicaliseerd of niet. Dat laatste is onverteerbaar en betekent bovendien een aanzienlijk veiligheidsrisico voor de burgers in Nederland, die juist door hun eigen overheid beschermd moeten worden.

Het is een affaire die dus direct raakt aan de veiligheid in ons land. Nieuwsuur en aan dit programma gelieerde journalisten van de NOS riepen dan ook iets harder dan verstandig was, dat een parlementaire enquête nu onvermijdelijk is. Dat zou heel goed zo kunnen zijn, maar eerst moet er maar eens in de Kamer over de zaak worden gedebatteerd op basis van de feiten. Dan pas kan worden bekeken welke gevolgen deze kwestie dient te hebben en of het zwaarste onderzoeksmiddel waar de Kamer over beschikt – het horen van getuigen onder ede – inderdaad noodzakelijk is.

Hoe zit het met de verantwoordelijkheid van het parlement?

In de media wordt daarbij vooral gekeken naar de rol van het kabinet. Tweede Kamerleden haastten zich meteen na het bekend worden van de affaire via Twitter melding te maken van hun ‘ontzetting’ en zeiden geheel in lijn met hun dagelijkse routine ‘geschokt’ te zijn. Maar hoe zit het eigenlijk met de verantwoordelijkheid van het parlement zelf in deze? Immers de hele operatie werd onder voorwaarden goedgekeurd door een meerderheid in de Kamer. Een van die voorwaarden was dat alleen hulp zou worden gegeven aan ‘gematigde’ strijdgroepen. Maar hoe realistisch is dat uitgangspunt?

Toen de Nederlandse commandant Thom Karremans in 1995 terugkeerde uit Srebrenica en al snel duidelijk werd dat duizenden moslimmannen als het ware onder toeziend oog van Nederlandse militairen waren gedood sprak hij de legendarische woorden: “Er zijn geen good guys en geen bad guys”. Een uitspraak die hem zeer kwalijk genomen werd omdat voor iedereen volstrekt duidelijk was dat de Serviërs onder leiding van generaal Mladic de veroorzakers van alle ellende waren.

De woorden van Karremans waren om die reden niet erg slim. Maar toch zal iedereen die weleens in oorlogsgebied vertoeft heeft, kunnen vertellen dat alle partijen in zo’n situatie zich schuldig maken aan schending van mensenrechten. Dat is namelijk de essentie van oorlog. Totale anarchie en wetteloosheid maakt van mensen roofdieren, of je nou moreel aan de goede of foute kant van de geschiedenis staat.

Totale anarchie en wetteloosheid maakt van mensen roofdieren

Er zijn inderdaad geen ‘good guys en bad guys’, maar alleen maar getraumatiseerde – veelal jonge – militairen die de grens van menswaardigheid al lang zijn gepasseerd. Gelegitimeerd door leiders die hen de ideologische brandstof aanreiken om hun barbaarse daden te rechtvaardigen.

En zo is het natuurlijk ook in Syrië. De idee dat je steun zou kunnen verlenen aan strijdgroepen die zich in de context van een oorlog – waar gifgassen zijn gebruikt tegen de burgerbevolking – keurig zouden gedragen, omdat ze uniformen dragen die door Nederland onder voorwaarden ter beschikking zijn gesteld is ronduit naïef. Dergelijke ‘schone’ oorlogen bestaan niet. Steun aan op leven en dood strijdende groepen betekent per definitie dat je bloed aan je handen hebt. Zeker ook die politieke partijen die het besluit destijds van een parlementaire meerderheid hebben voorzien in de Tweede Kamer en nu zeggen ‘geschokt’ te zijn.