Spring naar de content
bron: anp

Einde van het ik-tijdperk?

Voorzichtig gloort er een leven ná de pandemie, al lijkt het nog ver weg. Wat voor maatschappij zal het dan worden? Blijft het meeste bij het oude, of zal er meer nadruk komen op samenwerking boven competitie? En wat voor politici horen bij zo’n Nieuwe Orde? ‘Juist nu waarderen mensen onze verzorgingsstaat, die vergeleken met de rest van de wereld toch tamelijk bijzonder is.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frans van Deijl

Nog geen halfjaar geleden stond het Malieveld vol met woedende boeren, gele hesjes, verontwaardigde onderwijzers, verplegers en ander boos volk. Hun onvrede had alles te maken met het neoliberale beleid van onder andere de Rutte-kabinetten, dat neerkwam op voortgaande afslanking en uitholling van de publieke sector. Tijdens die Malieveld-acties werd zonneklaar dat dat beleid, overigens ook jarenlang door de PvdA ondersteund, zijn beste tijd had gehad. 

Toen kwam de coronacrisis en bleek Nederland helemaal geen verzameling van zeventien miljoen egootjes. De op zichzelf gerichte calculerende burger uit het tijdperk ervoor bleek een sociaal dier te zijn dat oog had voor de hulpbehoevende medemens. Hij hield zich ook nog eens vrij redelijk en zonder morren aan de van overheidswege opgelegde beperkingen in zijn dagelijks leven. Zelfs stelde de Nederlander zich al helemaal in op aanzienlijke verlenging van de lockdown met enige maanden tot een jaar, bleek uit onderzoek van I&O Research. En ook daarmee zou hij vrede hebben, ondanks de mokerslagen die de economie te verduren kreeg – die ook hem niet ongemoeid zouden laten –, ondanks de zwarte markten die zouden opkomen, de clandestiene feestjes die werden gegeven. 

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Wat nu? Waren wij getuige van een Nieuwe Mens in een Nieuwe Orde? Dan mocht de ramp tevens een klein mirakel heten waar we misschien als soort beter van werden, aardiger, verstandiger, rustiger. Maar wat blijft er van die Nieuwe Mens over als Rutte ooit de teugels helemaal laat vieren en we terugkeren naar de Oude Orde, naar het business as usual van de oude economie? Of komt die tijd helemaal niet meer terug, en als dat zo is, wat komt daarvoor dan in de plaats? Ander beleid, een anders ingerichte samenleving wellicht, met hoe dan ook andere politici dan Rutte en overige epigonen van het marktdenken? Het zijn zware, verwarrende maar ook boeiende tijden, want de geschiedenis leert dat grote rampen grote invloed kunnen hebben op mens en maatschappij. 

Politiek filosoof Gabriël van den Brink, hoogleraar wijsbegeerte aan de VU, stond op het punt om zijn boek Ruw ontwaken uit een neoliberale droom te presenteren, toen de coronacrisis uitbrak. Er zat niets anders op dan uitstel. Het boek diende ook enigszins te worden geactualiseerd, al bleef de kern gelukkig voor auteur en uitgever recht overeind staan. In zijn boek poogt Van den Brink het grote gevoel van onbehagen in enkele westerse landen, dat veelal leidde tot de opkomst van rechts-populistische bewegingen, te duiden. Hij ontdekte dat dat onbehagen voortkwam uit het sinds het einde van de Koude Oorlog in 1989 te lang vasthouden aan de neoliberale agenda. Die agenda kwam erop neer dat burgers steeds vaker beschouwd werden als ‘klanten’ van publieke voorzieningen die via een contract met allerlei rechten en plichten hun eigen verantwoordelijkheid moesten nemen. Zorg en zekerheid werden op een marktgerichte en gedecentraliseerde manier georganiseerd, in de hoop dat dat maatwerk, kwaliteit en efficiëntie zou opleveren. De keerzijde van die stug volgehouden agenda was dat waarden als zorgzaamheid en betrokkenheid ondergesneeuwd raakten, waarden die van oudsher het roemruchte maatschappelijke middenveld in onze samenleving kenmerkten. Dat middenveld fragmenteerde allengs, terwijl overheid en markt dominanter werden. Aldus ontstond een samenleving waar de gemeenschap uit verdween en waar zelfredzaamheid het credo werd.

Juist omdat politici het proces van globalisering als onvermijdelijk voorstellen, gaan burgers hun nationale identiteit benadrukken.

Gabriël van den Brink, hoogleraar wijsbegeerte VU

Van den Brink bestudeerde de kwartaalonderzoeken van het SCP naar het welbevinden van de bevolking, en dat over een periode van tien jaar. Zijn diagnose is onder veel meer ‘dat zich momenteel een noodlottige dialectiek voltrekt’. “Juist omdat politici het proces van globalisering als onvermijdelijk voorstellen, gaan burgers hun nationale identiteit benadrukken. Hoe langer de beleidsmakers inzetten op zelfredzaamheid, hoe sterker het verlangen naar gemeenschap toeneemt. Elk streven om in de zorg te komen tot marktwerking, maakt dat de daar werkzame professionals tot protesten overgaan. Naarmate activisten ons alledaagse racisme scherper aan de kaak stellen, zal de weerstand bij gewone Nederlanders toenemen. Overal waar de voorstanders van vrijhandel hun overtuiging uitdragen, dringen de gedupeerden aan op protectionisme. Terwijl sommigen meer politiek correcte taal spreken, laten anderen zich steeds grover uit – het is waar dat deze dialectiek door technologische vernieuwingen als internet of social media versterkt wordt, maar in de kern gaat het om een politieke zaak.”

De vraag die Van den Brink zichzelf vervolgens stelt, is hoe wij ons het menselijk bestaan voorstellen. Moeten we ons leven op een competitieve wijze inrichten, zoals liberale denkers dat willen, of op een coöperatieve manier, waarbij vrijwillig samenwerken en eigen initiatieven van burgers het uitgangspunt vormen? Van den Brink kiest voor de laatste variant. “In het echte leven,” verduidelijkte hij in de Volkskrant, “handelen veel burgers niet als homo economicus maar als leden van een nationale gemeenschap. Ze zijn sociaal betrokken, zetten zich als vrijwilliger in voor anderen en gaan graag over tot vrijwillige samenwerking, zoals de bloei van allerlei lokale coöperaties voor energie of zorg illustreert.”

Van den Brinks pleidooi lijkt eerherstel voor het maatschappelijk middenveld, voor de ermee verbonden zorgzame, verantwoordelijke samenleving. Inderdaad, een boodschap die zo in het verkiezingsprogramma van het CDA kan, immers intellectueel eigenaar van dit gedachtegoed dat alweer dateert uit de jaren van Elco Brinkman en nadien van minister-president Jan Peter Balkenende. Oud-minister en CDA-ideoloog Hans Hillen beaamt dat, maar zegt: “Het CDA mag dan als partij in omvang kleiner zijn geworden, de noden en wensen van de mens zijn ten diepste hetzelfde gebleven. Eerlijk gezegd heb ik weinig op met dat begrip ‘neoliberalisme’. Ik weet niet zo goed waar dat voor staat. Volgens mij is dat neoliberalisme ook niet zozeer de vijand, maar zit de vijand in onszelf. We leven in een ongekend open wereld waar het nieuws sneller dan ooit rondgaat. Nieuws waar we ook allemaal een mening over hebben. Daarbij hebben we het qua welvaart nooit eerder zo goed gehad als nu. In die nieuwe wereld is de mens op zichzelf gericht en niet meer op een groep. Je hebt elkaar nu eenmaal veel minder nodig. Echte betrokkenheid ontbreekt. Kijk naar de sportclubs, die haast geen ouders meer kunnen vinden die vrijwilligerswerk willen doen. Ouders dumpen hun kind bij de sportclub als een soort alternatieve kinderopvang. ‘Hier is mijn kind, vermaak hem want daar betaal ik contributie voor.’ Die mentaliteit. Nee, het is geen kritiek of een verlangen naar vroeger, het is een constatering, een gegeven, een nieuwe werkelijkheid waar we het mee moeten doen.”

En ná de pandemie, wordt het dan allemaal anders? Hillen: “Ik geloof er niks van. Na de pandemie gaan we gewoon verder op de oude voet, waar we gebleven waren. De coronacrisis van 2020 zal in ons collectieve geheugen opgeslagen worden in het rijtje met bijvoorbeeld de autoloze zondag van 1973. Nee, zeker niet met de Tweede Wereldoorlog, ben je mal. Dat was van een heel andere orde. Vele malen erger dan dit.”

De coronacrisis van 2020 zal in ons collectieve geheugen opgeslagen worden in het rijtje met bijvoorbeeld de autoloze zondag van 1973.

Hans Hillen, CDA-ideoloog

Hillen behoorde ook ooit tot het campagneteam van het CDA. Nu we hem toch aan de lijn hebben, vragen we hem naar zijn oordeel over Hugo de Jonge, de CDA-minister van Volksgezondheid en beoogd kandidaat-lijsttrekker, die sinds het wegvallen van Bruno Bruins en eigenlijk ook van minister Grapperhaus, alleen nog optrekt in het kielzog van ‘staatsman’ Rutte. “Hugo doet het goed. Is verstandig, al zal pas op langere termijn echt iets te zeggen zijn over zijn functioneren. Dat geldt ook voor Mark Rutte en Wopke Hoekstra.”

Toegegeven, het is een zijpad, maar hoe duidt de immer invloedrijke CDA’er de opstelling van Thierry Baudet in deze crisis? “In het eerste Kamerdebat met Rutte ging Baudet er vol in, wat hem in de peilingen meteen stemmen kostte. Daarna heeft hij zich wijselijk gedeisd gehouden. Elke politicus buiten Rutte, De Jonge, Hoekstra, Slob en Koolmees die zich onder deze omstandigheden wil profileren, wordt door de kiezer afgestraft.”

Een tweede zijpad: de recente spijtbetuiging van Maxime Verhagen, die in Christen Democratische Verkenningen stelde dat het CDA in 2010 nooit met de PVV van Geert Wilders had moeten aanschuiven bij het kabinet-Rutte I. Een soortgelijk dilemma kan zich volgend jaar voor het CDA opnieuw voordoen, met Baudets Forum voor Democratie. Hillen: “Ik heb geen enkele spijt van de samenwerking met de PVV. Het was een bewuste keuze, gegeven de verkiezingsuitslag, om zo aan de kiezers te laten zien of Wilders meer kon dan alleen wat roepen vanaf de zijlijn. Om hem, zeg maar, examen te laten doen in het dragen van regeringsverantwoordelijkheid. Ik heb maar van één ding spijt en dat is dat het geen vier jaar heeft kunnen duren. Door de extra bezuinigingen halverwege de rit kon Wilders tamelijk schadevrij wegkomen en had Rutte de gelegenheid om het aangeslagen CDA te dumpen.”

En over een eventuele samenwerking tussen Forum en CDA, ergens in 2021, zegt Hillen: “Forum is zeker niet mijn partij, maar als de uitslag aanleiding zou geven tot samenwerking tussen CDA en Forum in één kabinet, dan moet het CDA dat serieus overwegen. Als je vertrouwen hebt in je eigen kracht, dan durf je dat aan. Politiek is niet voor bange mensen.” 

Nee, geen coöperatieve samenleving, de oude economie moet zo snel mogelijk hersteld worden. Meent Wybren van Haga, ondernemer en sinds najaar 2019 zelfstandig Tweede Kamerlid, na bijna veertig jaar lidmaatschap van de VVD en na enige jaren deel te hebben uitgemaakt van de VVD-fractie. Volgens deze ‘laatste klassieke liberaal’ in de Tweede Kamer past de menselijke behoefte om gewoon lekker geld te verdienen bij deze oude economie. En die behoefte hoort in het rijtje van ademen, eten, plassen, poepen, de liefde bedrijven en meer van dergelijke alledaagsheid. Verhalen dat de crisis een kans is om de samenleving anders in te richten, met meer onderlinge hulp, saamhorigheid en intermenselijke betrokkenheid, beschouwt Van Haga als ‘mooipraterij’. Onrealistisch vooral, want zodra deze ellende voorbij is, keert de mens gewoon weer terug naar business as usual en lijkt het erop alsof die op zichzelf gerichte, calculerende burger van heel die crisis niets verheffends heeft opgestoken.

Maar kreeg Van Haga dan geen rillingen toen half Nederland bijvoorbeeld applaudisseerde voor het verplegend personeel? “Nee, daar kreeg ik juist pijn van in mijn buik,” reageert hij. “Dat was een farce. Jarenlang hebben we de zorg en het onderwijs uitgeknepen, ook de VVD waartoe ik behoorde. En dan nu ineens deze schijnheiligheid. Nee. De enigen die altijd en consequent hebben geageerd tegen bezuinigingen op de zorg en het onderwijs waren de PVV en Forum voor Democratie.”

De enigen die altijd en consequent hebben geageerd tegen bezuinigingen op de zorg en het onderwijs waren de PVV en Forum voor Democratie

Wybren van Haga, onafhankelijk Tweede Kamerlid

Hij beseft dat hij zich er niet geliefd mee maakt, maar eigenlijk ziet hij de lockdown, intelligent of niet, als een uiting van massahysterie. Jort Kelder had gelijk met zijn beschrijving van de doorsnee corona-patiënt als een te dikke, rokende tachtiger, al klonk dit ook voor Van Haga allemaal wat cru. De kern van Kelders betoog onderschrijft hij: de maatregelen staan niet in verhouding tot het effect op de algehele volksgezondheid, en vooral niet tot de economische rampspoed die ons te wachten staat. Van Haga schaart zich eveneens achter de relativerende woorden van filosoof Marli Huijer, zoals laatst opgetekend in een Volkskrant-interview.

De coronacrisis heeft voor Van Haga een en ander blootgelegd, zoals Nederlands ‘belabberde’ voorbereiding op de pandemie. Er waren te weinig ic-bedden voorhanden, geen mondkapjes, geen tests en desinfecteringsmiddelen meer en amper voldoende medicijnen. “Terwijl een man als Thierry Baudet – en hij was de enige – op 28 januari al in de Kamer waarschuwde dat er een ramp van ongekende grootheid op ons afkwam, en dat we ons beter moesten voorbereiden, nu het nog kon. Maar er werd niet naar hem geluisterd.”

De crisis heeft aangetoond dat Nederland voortaan weer medicijnen, mondkapjes en wat dies meer zij in eigen land moet maken, en zulks niet meer moet uitbesteden aan partners in het buitenland (China). Overigens ziet Van Haga wel een lichtpuntje wat dit aangaat: het belang van het lokale ondernemerschap wordt weer meer gezien. Men koopt weer liever spullen bij de slager en de bakker om de hoek, dan dat die uit verre landen gehaald moeten worden. Zoals hij – tweede lichtpuntje – ook vaststelt dat mensen na al dat thuiswerken met jengelend gebroed om zich heen de eigen plek op het kantoor zullen gaan herwaarderen. 

Om vervolgens weer in somberheid – zo men wil: realisme – te vervallen, want als uithangbord van Ondernemend Nederland ervaart hij dagelijks wat er voor deze doelgroep allemaal misgaat als het gaat om de van overheidswege beschikbaar gestelde vergoedingen en regelingen. ‘Kafkaësk’, noemt hij de bureaucratie die eromheen is ontstaan. Hij geeft het voorbeeld van de zzp’ende tennisleraar die wel een op een les mag geven, maar dan niet op een tennisbaan. Derhalve heeft hij geen inkomsten en is hij aangewezen op een vergoeding die veel lager ligt en tijdelijk is. Terwijl de eveneens zzp’ende personal coaches eveneens individueel cliënten begeleiden, maar dat wel kunnen doen in bos of park. En dus gewoon hun inkomsten behouden.

Juist nu waarderen mensen onze verzorgingsstaat, die vergeleken met de rest van de wereld toch tamelijk bijzonder is.

Gabriël van den Brink, hoogleraar wijsbegeerte VU

Van Haga is na zijn gedwongen vertrek uit de VVD-fractie verdergegaan als eenpitter, zoals dat heet. En zoals hij praat over ondernemers, klinkt het alsof hij zijn draai heeft gevonden. Doet hij mee aan de verkiezingen van 2021? Hij is er nog niet uit, want hij ziet zichzelf niet als lijsttrekker van een partij die vooral mikt op het midden- en kleinbedrijf, op zzp’ers. Er bestaat in die branche volgens hem veel onderlinge verdeeldheid over tal van zaken. Politiek geëngageerd zijn ze allang niet meer, want te vaak teleurgesteld in Den Haag. “Het liefste zou ik een invloedrijke backbencher willen zijn in een bestaande partij. Ja, Forum voor Democratie zou in aanmerking komen, maar dat is op dit moment niet aan de orde. Maar in zo’n wat grotere partij kan ik me in blijven zetten voor al die tienduizenden ondernemers die het de komende tijd echt ontzettend zwaar gaan krijgen en voor wie de politiek doorgaans geen oog en oor heeft.”

De vraag die wij ten slotte filosoof Van den Brink voorleggen is of zo’n coöperatieve samenleving niet een al te ideaal, te utopisch model is. Van den Brink: “Ik hoor vaker dat men mijn pleidooi niet realistisch vindt. Maar dan zeg ik: wat is de realiteit? We zien nu meer dan ooit hoe de realiteit van het ene op het andere moment radicaal kan veranderen. In het dagelijkse leven werken mensen veel meer samen dan we denken. Kijk naar de zorg, waar de politiek heeft geprobeerd deze marktconform te laten draaien. Maar dat is slechts een deel van de werkelijkheid gebleken, want in de ziekenhuizen trekken artsen en verpleegkundigen zich weinig van die markt aan. Ze proberen gewoon hun werk goed te doen en daarbij is samenwerking zonder meer noodzakelijk. Ja, ik heb een positief mensbeeld. De meeste mensen deugen inderdaad. Zij denken heus niet bij alles aan zichzelf. Mensen bestaan bij de gratie van vele anderen.”

Wat voor soort politici passen in die door Van den Brink gepropageerde samenleving? Rutte in elk geval niet, dunkt ons, maar wel een Asscher? Probleem voor de huidige PvdA-leider is dat sinds Wim Kok in de jaren negentig de ‘ideologische veren’ van de sociaaldemocratie meende af te moeten schudden, ‘links’ de liberale agenda nauwelijks minder gemotiveerd hanteert dan Mark Rutte en de VVD. Terwijl de oorspronkelijke achterban van de PvdA er niets van moest hebben, en daarom maar zijn heil zocht bij eerst Pim Fortuyn, daarna bij Geert Wilders, en nu vooral bij Thierry Baudet. 

Van den Brink: “De coöperatieve samenleving is nauw verweven met de nationale staat, met de nationale gemeenschap. Je ziet bij Baudet, en daarvoor bij politici als Pim Fortuyn en Geert Wilders, dat zij een herwaardering nastreven van die staat, die gemeenschap. Juist nu waarderen mensen onze verzorgingsstaat, die vergeleken met de rest van de wereld toch tamelijk bijzonder is. Een derde van het electoraat klampt zich vast aan de eigen staat, wat door de huidige generatie politici volstrekt onvoldoende wordt onderkend. Die politici, ook de linkse en de groene, volgden tot op heden de neoliberale agenda, wat impliceert dat Nederland alleen nog maar als onderdeel van Europa of de wereld zou bestaan. En dat het fenomeen van de globalisering voor iedereen voordelig is. Daarmee doen die politici een flink deel van de nationaal gerichte burgerij tekort. Hen wegzetten als nationalistisch of zelfs als fascistisch was altijd al onterecht en ongepast. Inmiddels beseffen we dankzij de coronacrisis allemaal dat een goed functionerende nationale overheid onmisbaar is.”

Ruw ontwaken uit een neoliberale droom van Gabriël van den Brink (Prometheus, €25) ligt vanaf de tweede helft van mei in de winkel.

Word lid van HP/De Tijd