Spring naar de content
bron: anp

Volt: progressieve peper in de Haagse politiek

Wat krijg je als je een Duitser, een Française en een Italiaan met elkaar in gesprek laat gaan over Brexit en de opkomst van populisme in Europa? Inderdaad, een pan-Europese partij genaamd Volt. De Nederlandse dependance van deze beweging wordt inmiddels door verschillende onderzoeksbureaus op één tot soms wel drie zetels gepeild. Heeft Volt met haar vernieuwende geluid bestaansrecht in een calvinistisch en toch vaak eurokritisch land als het onze?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Pieter Jansen

Het mag dan misschien een van de meer ontwikkelde nationale afdelingen van deze allereerste pan-Europese partij zijn, ook Volt Nederland staat overduidelijk nog in haar kinderschoenen. Het hoofdkantoor van de partij bevindt zich in een ietwat vervallen shared workspace aan de rand van het centrum van Utrecht en (mede) door de coronamaatregelen is het aantal medewerkers – het merendeel vrijwilligers – dat hier dagelijks aanwezig is op één hand te tellen. Ook huidig lijsttrekker Laurens Dassen zette zich lange tijd vrijwillig in voor de partij, maar kan intussen rekenen op een maandelijkse uitkering van 1500 euro. Bepaald geen vetpot, zeker niet in vergelijking met het bedrag dat hij bij zijn voormalige werkgever ABN Amro opstreek, maar hieruit blijkt direct de intrinsieke motivatie van de 35-jarige geboren Brabander.

De meeste kiezers zijn ondertussen wel op de hoogte van Volt. Het niet geringe aantal invloedrijke Nederlanders dat de afgelopen periode voor de partij in de bres sprong heeft daar ongetwijfeld aan bijgedragen. Al dan niet verkapte steunbetuigingen van publieke figuren als Sander Schimmelpenninck en Arjen Lubach – toch gezaghebbend bij het jonge electoraat dat Volt probeert aan te spreken – kwamen de partij meer dan uitstekend uit. Tel daar het betoog van schrijver Geert Mak, die sprak van ‘peper in de politiek’, en de persoonlijke Twitter-campagne van voormalig VVD-Kamerlid Arend Jan Boekestijn bij op en je begrijpt waar Volts bekendheid ten dele vandaan komt.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Dassen denkt echter dat het partijprogramma zelf net zo goed op brede steun kan rekenen bij het Nederlandse electoraat. Grensoverschrijdende problemen als klimaat en migratie vragen immers om grensoverschrijdende oplossingen – een kraakhelder verhaal. Met deze opvatting probeert de partij in alle EU-lidstaten op verschillende bestuursniveaus vaste voet aan de grond te krijgen. Dat Volt nu juist in Nederland als een van de eerste Europese landen goed lijkt aan te slaan, verbaast Dassen niet: “Tachtig procent van de Nederlanders is immers voor Europese samenwerking.”

Hans Vollaard, universitair hoofddocent Nederlandse en Europese Politiek aan de Universiteit Utrecht, stelt dat dit percentage enige nuance behoeft. Nederland is inderdaad een van de lidstaten waarin het EU-lidmaatschap niet of nauwelijks ter discussie staat. Onder kiezers is steun voor een daadwerkelijke Nexit zeer beperkt. Wel heerst in onze maatschappij de nodige kritiek op het huidige functioneren van de Unie en politieke partijen formuleren hier elk op hun eigen manier antwoorden op. Vollaard: “Nederlandse partijen zijn grofweg in te delen in drie groepen: pro-Europa, anti-Europa en wat meer pragmatisch.” Waar pro-Europese partijen als D66 en GroenLinks meer integratie als het antwoord zien, beweren de eurosceptici van FVD, PVV en SGP het tegendeel. Partijen als de VVD en het CDA schaart Vollaard onder de pragmatisten en bij hen is de positie casus-afhankelijk: het ene beleidsterrein vraagt om meer en het andere juist om minder Europese samenwerking.

Dat Volt in het pro-Europese kamp vertoeft is evident en de roep om meer Europa doet het momenteel goed bij kiezers, zo laat I&O Research onderzoeker Peter Kanne weten. Zaken die daarnaast meespelen bij het huidige peilingssucces zijn het jonge en frisse karakter van de in 2017 opgerichte partij alsmede het feit dat ze bovengemiddeld vaak naar boven komen in de verschillende stemwijzers. Kanne: “Dat Volt in die stemwijzers zo goed scoort is voor een nieuwe partij uitzonderlijk te noemen.”

Aanhangers van de groene beweging werden in de beginjaren ook voor gek verklaard en je ziet wat zij intussen hebben bereikt

Hans Vollaard, universitair hoofddocent Nederlandse en Europese Politiek aan de Universiteit Utrecht

De jeugdigheid van de partij is eveneens terug te zien op de kieslijst: een derde is 25 jaar of jonger. Dassen: “Volt vindt het belangrijk dat jonge mensen actief meedoen en aan de tekentafel zitten. Daarom hebben wij geen aparte jongerenafdeling waarin deze groep wordt weggezet in een adviserende rol.” Wel benadrukt hij dat er sprake is van een goede leeftijdsmix binnen de partij, zo wordt het aantal senioren die zichzelf gekscherend de silver Volters noemen steeds groter.

Toch geeft Kanne aan dat de gemiddelde Volt-kiezer jong en vaak ook student is. Het zijn voornamelijk hoogopgeleide mensen, te vinden in de stedelijke gebieden in het westen van het land. Tot zover weinig opmerkelijks, gezien het sociale en progressieve programma van de partij. Wat wel opvalt in het onderzoek van I&O is dat Volt – anders dan de meeste progressieve partijen – meer mannen dan vrouwen lijkt aan te trekken. “Het verschil is niet gigantisch, maar het kan best zijn dat mannen wat meer gecharmeerd zijn van die internationale focus”, aldus Kanne.

In de media wordt Volt veelal afgeschilderd als een vrolijke partij, maar dat de aanhangers zich niet zouden opwinden over bepaalde zaken is een misverstand. Dassen: “Zelf ben ik bijvoorbeeld woest over de manier waarop er nu met migranten aan de randen van ons continent wordt omgegaan en zo kan ik nog wel een aantal dingen opnoemen.” De benadering van de partij is vervolgens wel altijd positief. Volt ziet de toekomst rooskleurig in wanneer men op een constructieve manier met elkaar blijft samenwerken.

Wat daarbij volgens Dassen niet helpt is de manier waarop in de Tweede Kamer over, of in veel gevallen juist niet over de Europese Unie wordt gesproken. Ondanks het substantiële aantal pro-Europese partijen valt hier volgens hem nog een wereld te winnen. Als voorbeeld noemt hij de Kamers reactie op de starre houding van minister Hoekstra in de EU-onderhandelingen over het coronaherstelfonds van vorig jaar zomer: “Zelfs dan hoor je van die pro-Europese partijen niet het hele verhaal. Natuurlijk moeten landen als Italië hervormen, maar niemand durfde in Den Haag destijds ook maar te reppen over de wederzijdse afhankelijkheid die nu eenmaal bestaat tussen Nederland en de Italianen.” Dat wij als klein handelsland met een open economie ontzettend veel baat hebben bij de gemeenschappelijke markt, waarbinnen Italië voor ons een belangrijke partner is, laten partijen op zo’n moment liever even buiten beschouwing.

Bovendien is Brussel nog altijd een geliefd doelwit van politici wanneer zij zoeken naar een excuus voor slecht functionerend nationaal beleid. Europese wetgeving wordt ontworpen voor alle lidstaten, dus sluit niet altijd even goed aan op de situatie in Nederland. “Hierdoor wordt het voor nationale politici eenvoudig om de schuld in de schoenen van Europese beleidsmakers te schuiven”, erkent ook Vollaard. Wat zij er vervolgens niet bij vertellen is dat Nederlandse regeringsvertegenwoordigers net zo goed over dit beleid meebeslissen. Verder wijst hij op een fundamentele fout in het Nederlandse denken over de Unie. Het idee dat de EU in de eerste plaats de gemeenschappelijke markt faciliteert is in ons land zeer dominant, maar dat dit alleen maar leidt tot het opheffen van regels is volgens Vollaard een illusie: “Een vrije markt is juist een enorm vliegwiel voor meer interne regelgeving.”

Als je sociaal, progressief en duurzaam ingesteld bent en positief tegenover kernenergie staat, is Volt momenteel de enige partij waarbij je terechtkunt

Peter Kanne, senior onderzoeksadviseur bij I&O Research

Dat de Europese dimensie zou ontbreken in het Nederlandse debat vindt Vollaard echter te simpel gesteld: “Europa wordt misschien niet altijd apart benoemd, maar zit tegenwoordig overal in verweven. Neem het klimaat, daarover wordt in de verkiezingsdebatten specifiek naar Europese en internationale afspraken verwezen.” Europa is wat hem betreft de laatste jaren juist steeds prominenter aanwezig. Ter illustratie noemt hij de Kamerdebatten met de minister-president die tegenwoordig zowel voor als na een Europese top worden gevoerd. En inderdaad, het klopt dat Europese politici en beleidsmakers bij het grote publiek minder bekendheid genieten, maar in veel gevallen zijn nationale vertegenwoordigers minstens zo belangrijk bij Europese besluitvorming. “Mensen hebben gemiddeld genomen een goed beeld van sleutelfiguren als Merkel of Macron en zijn min of meer op de hoogte van hoe de strijdlijnen binnen de EU lopen”, zo stelt Vollaard.

Volts expliciete nadruk op Europa kan volgens Kanne tegelijkertijd een valkuil zijn. Buitenlandbeleid is doorgaans niet hoog op de belangenlijstjes van kiezers terug te vinden, zeker niet bij nationale verkiezingen. Dat Europa nu weinig wordt aangehaald in verkiezingsdebatten verbaast hem dus niet en de campagnestrategie van Volt is daarom ook bedachtzaam: Europese samenwerking is niet het doel, maar slechts een middel. Dat we de rest van het continent aan onze zijde nodig hebben om bepaalde hedendaagse uitdagingen het hoofd te bieden is voor een grote groep kiezers niet meer dan logisch. Overigens erkent Dassen best dat niet alles op Europees niveau dient te worden aangepakt: “Het is alleen wel zo dat bijna elk beleidsterrein tegenwoordig een Europese dimensie kent en die wordt nu vaak niet benoemd.”

De hervormingen die volgens Volt binnen de EU nodig zijn, lijken op het eerste gezicht wat overambitieus. Zo pleit de partij voor afschaffing van het vetorecht in de Raad, het recht van initiatief voor het Europees Parlement en verregaande integratie op gebied van defensie en veiligheid. Dassen geeft toe dat Volt hiermee inzet op de lange termijn, gezien het feit dat dergelijke aanpassingen momenteel nog niet op brede steun in alle lidstaten kunnen rekenen. Maar realistisch of niet, Vollaard is van mening dat politici er net zo goed zijn om bepaalde lijnen uit te zetten: “Aanhangers van de groene beweging werden in de beginjaren ook voor gek verklaard en je ziet wat zij intussen hebben bereikt.”

Kijken we naar de partijen waarmee Volt op dit moment concurreert, geeft Kanne aan dat kiezers vooral van D66 en GroenLinks lijken te komen. Plek drie wordt ingenomen door de Partij voor de Dieren – qua klimaatstandpunten niet verrassend, maar op EU-gebied laten Ouwehand en de haren zich toch een stuk kritischer uit dan Volt. Al met al lijkt D66 het meest te vrezen te hebben van de nieuwe partij. Hierbij kan deelname aan de afgelopen regering met een aantal eurokritischere partijen meespelen bij de afwegingen van kiezers. Volgens Vollaard is het voor de Volters hopen dat D66 hen in de komende dagen nog persoonlijk zal aanvallen, zodat de verschillen tussen beide partijen beter zichtbaar worden.

Logischerwijs proberen de sociaalliberalen hier voorlopig ver van te blijven: electoraal gezien valt er op dit terrein weinig voor hen te winnen. Naast het bescheiden vragenvuurtje dat lijsttrekker Kaag vorige week woensdag bij Jinek voor haar kiezen kreeg over Volt, deed Marietje Schaake, voormalig Europarlementariër voor D66, in dit opzicht eerder wel al een vermeende poging op Twitter. Zij wees op het feit dat Volts verkiezingsprogramma geen duidelijke standpunten ten aanzien van ontwikkelingshulp en buitenlandse handel kent. Dassen haalt in zijn verweer het Europese beleidsdocument van Volt aan, waarin wel degelijk over deze zaken wordt uitgeweid. Tegelijkertijd geeft hij toe dat de partij nog niet op elk gebied volledig uitgewerkte standpunten heeft: “We blijven een beginnende beweging.”

Waar we naartoe willen is echte Europese politiek

Laurens Dassen, lijsttrekker van Volt Nederland

Iets waar Volt zonder meer over heeft nagedacht – en waarmee zij zich onderscheidt van de progressieve concurrentie – is kernenergie. Hoe graag de partij van Dassen ook zo snel mogelijk naar een volledig hernieuwbare energiemix zou willen, zonder onderzoek te doen naar de mogelijkheden met kernenergie lijken de klimaatdoelstellingen van 2050 volgens Volt intussen onhaalbaar te worden. Analyses van I&O tonen aan dat vooral jongeren een stuk minder dogmatisch zijn over deze manier van energieopwekking, zelfs bij een partij als GroenLinks. Kanne: “Als je sociaal, progressief en duurzaam ingesteld bent en positief tegenover kernenergie staat, is Volt momenteel de enige partij waarbij je terechtkunt.” Hij plaatst daarbij wel de kanttekening dat het mensen er evenzeer van kan weerhouden om voor de pan-Europese partij te kiezen.

Wat de peilingen betreft geeft Kanne aan dat het überhaupt koffiedik kijken blijft. Het is duidelijk dat nieuwe partijen als Volt aan momentum winnen door zichtbaar te zijn in verschillende peilingen, maar de voorspellende waarde van deze momentopnames is altijd beperkt. Uit Kannes onderzoek blijkt dat zo’n twee derde van de ondervraagden er nog niet zeker van is naar welke partij hun stem zal gaan. Bovendien kunnen er in de komende dagen nog andere dynamieken ontstaan. Blijft de populariteit van D66 gestaag toenemen en zakt de VVD nog iets verder terug, wordt het voor progressieve kiezers misschien interessant om alsnog voor de gevestigde Democraten te gaan.

Mocht Volt de huidige peilingen weten waar te maken, staat Dassen in elk geval een aantal jaar in de Tweede Kamer te wachten. Hij zegt als uiteindelijke doel te hebben om met de partij in de regering terecht te komen, maar in zijn eerste termijn lijkt hem dit nog niet opportuun. Een D66 dat niet al te veel verliest zou de partij daarom goed uitkomen – de kans dat zij dan wel weer zullen meeregeren lijkt daarmee namelijk groter. Vollaard denkt dat het voor Volt op die manier gemakkelijker zal zijn om onderscheidend te blijven in de Kamer.

Bij verkiezingssucces zijn financiële middelen en een vast podium de komende tijd geregeld. De crux zit hem bij nieuwe partijen de laatste jaren echter vooral in het al dan niet netjes kunnen afhandelen van interne conflicten. Na wat onenigheid binnen Volt Europa is een aantal van de oprichters eind 2019 al een nieuwe beweging gestart. “Het is te hopen dat ook de Nederlandse organisatie hiervan geleerd heeft en niet bij de eerste de beste conflictsituatie uit elkaar valt”, aldus Vollaard.

Dassen is desalniettemin vol vertrouwen en gaat ervan uit dat zijn partij op 17 maart drie man sterk de Kamer binnenstormt. Als je hem vraagt naar Volts ambities op de lange termijn, beperkt hij zich vanzelfsprekend niet tot Den Haag: “Waar we naartoe willen is echte Europese politiek.” Het Nederlandse parlement is daarin een eerste stap en Dassen is ervan overtuigd dat een goed resultaat deze week ontegenzeggelijk zal afstralen op partijafdelingen in de rest van Europa. Volt heeft wat dat betreft nog een lange weg te gaan, maar misschien is de beweging juist wel waar deze eeuw al ruim twee decennia op wacht. Met politici die weer écht durven dromen – over de landsgrenzen heen, wars van oude politieke ideologieën en met een verbindend en constructief verhaal.