Spring naar de content
bron: anp

De verscheurde krant: hoe de angstcultuur de vrije journalistengeest bij De Telegraaf verdreef

Arthur van Amerongen las met weemoed het boek Verscheurde krant van Telegraaf-journalist Bert Dijkstra. ‘Ik werd er een beetje sentimenteel van omdat De Telegraaf niet meer de monumentale, machtige krant is die hij ooit was.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Arthur van Amerongen

Ik werd een beetje verdrietig van het lezen van Verscheurde krant, het nieuwe boek van Telegraaf-journalist Bert Dijkstra, die eerder de bestseller John van den Heuvel, een lustrum lang extreme beveiliging schreef. Om Louis Couperus maar te parafraseren: ik kreeg een Van oude couranten, de dingen, die voorbij gaan-gevoel.

Ik en De Telegraaf gaan ver terug. Een mensenleven. Ik bezorgde de krant in Ede, nadat ik eerst Trouw en de Volkskrant had rondgebracht, maar De Telegraaf betaalde veel beter. Ik ben helaas geen miljonair geworden omdat ik op een steenkoude zaterdag in december De Telegraaf voor het eerst ging bezorgen met een Solex, die ik voor 25 gulden had gekocht van een duister sujet uit de sloppenwijk van Ede. Het ijzelde en door de loodzware krantentassen begon de toch al haperende Solex te slippen en gleed in een greppel bij een kazerne. Ik heb toen blauw van de kou en vloekend als een ketellapper de brommer en het enorme pak zaterdagkranten achtergelaten. Einde loopbaan. Dan maar geen miljonair. 

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

De Telegraaf zou in diverse fases van mijn leven in verschillende gedaantes terugkeren. Daarover zodadelijk meer, om te voorkomen dat de lezer gaat denken: how can Van Amerongen alweer make this about him

In de Verscheurde krant veranderen vrijgevochten journalisten in slaafse volgelingen van een dictatoriale hoofdredacteur. Verslaggevers die worden betaald om misstanden bloot te leggen, maar op straffe van ontslag moeten zwijgen over de misstanden in het eigen bedrijf. Ze glijden af in een verlammende angstcultuur. Het hoofdstukje ‘HET VERBODEN WOORD’ beschrijft de verstikkende cultuur op de redactie: 

De kantoortuin is nagenoeg verlaten. Ik zit achter mijn bureau en kijk op m’n mobiel, wachtend op berichtjes die komen moeten. Beneden is de redactie aan het vergaderen onder leiding van de redactieraad. Eindelijk weer eens, na jaren, en dat zit me niet lekker. Vorige week heeft de redactieraad een nieuwsbrief rondgestuurd. Stond in dat er klachten waren binnengekomen over angstcultuur op de redactie. Ik heb de leden van die raad één voor één bij me geroepen en ze de huid vol gescholden. Hoe ze het in hun hoofd haalden om zo’n belachelijk woord te gebruiken. Dat ik ’t niet meer wilde horen. Ze knikten één voor één gedwee en nu vraag ik me af of ze inderdaad zwijgen, beneden in dat zaaltje. Nigtevecht zit er als mijn ogen en oren en ik wacht op zijn appjes. Ping. Daar is de eerste. ‘De voorzitter heeft ‘t over het A-woord. Bij herhaling.’ Ik vloek binnensmonds. ‘Hoe wordt daar op gereageerd?’ ‘Er wordt gevraagd wat het A-woord betekent. Voorzitter antwoordt: Dat mag ik niet zeggen van de hoofdredacteur.’ ‘En dat pikken ze?’ ‘Nee, ze blijven doorvragen. Voorzitter zegt nu: ‘Ik noem het woord niet, maar het begint met een A en eindigt op ngstcultuur.’ Gloeiende godver, dat is nog erger dan het woord uitspreken. Lekker beeld krijgen die journalisten nu. Toen Wurgstra er nog zat maakte het me niet uit hoe ze over me dachten, maar met die Canadezen in m’n nek kan beeldvorming beslissen over mijn lot. De hoofdredacteur probeert zijn mensen ervan te overtuigen dat er geen sprake is van angstcultuur op de redactie door het woord te verbieden… Dat is zoiets als een dictator die het volk erop wijst hoe democratisch hij is door de persvrijheid af te schaffen. ‘Hoe wordt er op gereageerd?’ app ik naar Nigtevecht. ‘De voorzitter zegt dat er 25 klachten over angstcultuur zijn binnengekomen, maar je kunt gerust zijn. Voordat er een discussie over los kon barsten, is hij doorgegaan met het volgende agendapunt.’ ‘En dat pikten ze?’ ‘Ja.’ De twee letters brengen iets van opluchting, maar gelijktijdig besef ik hoe misplaatst dat gevoel is. Het grootste gevaar komt niet van de redactie, maar van de directie.

Sjuul Paradijs kon ook hard en driftig zijn, maar bezat in elk geval een zekere warmte. (Hij nam, als Amsterdamse banketbakkerszoon, vaak gebakjes mee om conflicten te beslechten). Paul Jansen was koel en berekenend.

Het boek wordt gepresenteerd als fictie, maar is op feiten gebaseerd. De Telegraaf, ooit de machtigste krant van Nederland, is de afgelopen jaren dramatisch gedaald qua oplage en abonnees. Toen Paul Jansen hoofdredacteur van De Telegraaf werd, maakte hij grotendeels een einde aan de actiejournalistiek die Sjuul Paradijs had ingevoerd. Er kwam meer verdieping, maar de krant werd ook grijzer en voorspelbaarder. Er werd plotseling ook veel meer vergaderd, iets wat vroeger bij De Telegraaf tot een minimum beperkt bleef. En er kwam meer politiek in de krant, niet verbazingwekkend gezien Jansens achtergrond, want in 2007 volgde hij zijn mentor Kees Lunshof op als chef van de parlementaire redactie. Lunshof heb ik één keer ontmoet toen ik in correspondent in Jeruzalem was en heb hem toen tot zijn grote vreugde een rondleiding gegeven langs de diverse nichtenkitten van de stad. In 2010 werd Paul Jansen door zijn collega’s tot de invloedrijkste en best ingevoerde duider van het Binnenhof gekroond, maar kon als hoofdredacteur niet goed met zijn ondergeschikten omgaan. Dat is een van van de redenen waarom Wim Hoogland op een gegeven moment aan de hoofdredactie werd toegevoegd. Wim Hoogland lag goed bij de redactie. Sjuul Paradijs kon ook hard en driftig zijn, maar bezat in elk geval een zekere warmte. (Hij nam, als Amsterdamse banketbakkerszoon, vaak gebakjes mee om conflicten te beslechten). Paul Jansen was koel en berekenend. Zijn rol bij de overnamestrijd tussen Mediahuis en Talpa typeert hem aardig. Tot het laatste moment wekte hij zowel bij de Belgen als bij John de Mol de indruk dat er met hem zaken konden worden gedaan. De vorige directie van De Telegraaf – onder leiding van Geert-Jan van der Snoek –  had Sjuul Paradijs er met een oprotpremie uitgegooid, Paul Jansen benoemd als nieuwe hoofdredacteur en reeds John de Mol als nieuwe eigenaar gekozen. De directie kwam met het plan om de krant op te knippen in de vijf grote merken, elk met hun eigen hoofdredacteur (Telesport, Privé, Vrouw, DFT, Autovisie), met daarboven De Telegraaf als overkoepelend orgaan. Paul Jansen ging daarin mee. Mediahuis gooide het plan na de aankoop van TMG in de prullenbak en Jansen schakelde gewoon over. Er zijn veel mensen vertrokken onder Pauls Jansens bewind, dat gedetailleerd wordt beschreven in Verscheurde krant

Het boek is natuurlijk fictie maar, ik heb voor u even de cast nader geïnspecteerd. 

Herman Vliet is Paul Jansen, de inmiddels afgetreden hoofdredacteur die correspondent wordt voor De Telegraaf in de Verenigde Staten. Helga de Bruin is Esther Wemmers, met de sympathieke Kamran Ullah de nieuwe hoofdredacteur en het gewezen liefje van Paul Jansen, Eugène Nigtevecht is Wouter de Winther, Askook Paling is Jaap de Groot, de sportjournalist met dat gekke haar, Suikerbuik is Sjuul Paradijs, Bob Rots is John van den Heuvel, Humphrey Braakhekke is Evert Santegoeds en Jan Berends is Bert Dijkstra. 

Verscheurde krant leest als een trein en veroorzaakte veel opschudding bij De Telegraaf, en vooral nadat Mark Koster & Rutger de Quay Bert Dijkstra uitgebreid hadden geinterviewd voor Villamedia.

Hij is niet gedreven door wrok of rancune om zijn verhaal te doen, legt Dijkstra uit. ‘Ik ben gedreven door verwondering. Die verwondering is ontstaan omdat ik mijn vak enorm heb zien veranderen.’

Dijkstra is geen ‘oude witte man die niet tegen verandering kan’, zegt hij. ‘Ik zie in het hele medialandschap dat de CEO’s steeds meer macht hebben gekregen. Vroeger zei de hoofdredacteur tegen de directie: “Ga jij maar lekker buitenspelen, wij maken hier de krant”. Nu bemoeit de directie zich steeds nadrukkelijker met allerlei zaken.’

Even is het stil aan tafel. Zijn er überhaupt nog medewerkers die met plezier naar hun werk gaan? ‘Ik ben ze niet tegengekomen.’ Veel (ster)verslaggevers en kopstukken zie je ook niet meer op de redactie – net zoals Dijkstra, die veel vanuit huis werkt en op pad is. ‘Iedereen heeft z’n eigen eilandje gecreëerd.’

Eigenlijk is het een lelijk verhaal wat hij vertelt, concludeert Dijkstra aan tafel. ‘Soms is de waarheid heel lelijk. Ben ik een ouderwetse journalist als ik zeg dat waarheid altijd gezegd moet kunnen worden?’ Op de redactie zal de publicatie van z’n boek niet bij iedereen met lof en slingers ontvangen worden, weet hij ook al.  Sommigen zullen een bloedhekel aan hem krijgen – het ligt niet in de traditie van De Telegraaf om de vuile was buiten te hangen. ‘Dan is dat maar zo. Er zijn er genoeg die tóch al een bloedhekel aan mij hebben’, zegt hij – klein grijnsje in z’n gezicht. 

Ik schreef dat ik een beetje sentimenteel werd van het boek omdat mijn oude vertrouwde krantenlandschap totaal verdwenen is en omdat De Telegraaf niet meer de monumentale, machtige krant is die hij ooit was. 

Ik kreeg toen kennis aan Philippe Remarque, mijn latere hoofdredacteur bij de Volkskrant, die stukken schreef voor De Groene en correspondent was voor De Telegraaf in Moskou. Ik vond dat een fascinerende combinatie. 

In mijn linkse periode (beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald) was het not done om met De Telegraaf gesignaleerd te worden. Ik werkte bij De Groene Amsterdammer en daar moest men niets hebben van De Telegraaf. Ik kreeg toen kennis aan Philippe Remarque, mijn latere hoofdredacteur bij de Volkskrant, die stukken schreef voor De Groene en correspondent was voor De Telegraaf in Moskou. Ik vond dat een fascinerende combinatie. Ook Sylvia Witteman schreef ooit voor De Telegraaf. Martin van Amerongen, de hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer, ging regelmatig borrelen met Telegraaf-journalisten in Hotel De l’Europe dus in de praktijk viel de aversie van tegen De Telegraaf wel mee.

Toen in augustus 1995 De Telegraaf de NRC dreigde over te nemen, was er paniek in deugend Nederland. De NV Holdingmaatschappij De Telegraaf, eigenaar van het gelijknamige dagblad en een twintigtal aangesloten werkmaatschappijen, wilde de Nederlandse Dagblad Unie (NDU) kopen, die door uitgever Reed Elsevier in de etalage was gezet. De NDU-stal (NRC Handelsblad, Algemeen Dagblad en enige provinciale bladen) was felbegeerd, maar De Telegraaf-holding kon als enige gegadigde moeiteloos de vereiste zevenhonderd miljoen op tafel leggen. Het concern had een reserve van driekwart miljard en geen noemenswaardige schulden, zodat het desnoods nog eens voor een aanzienlijk bedrag aan aandelen kan uitzetten. De puissant rijke familie Van Puijenbroek bestierde de Telegraaf-holding en die machtspositie dankte de familie, zo schreven Aart en ik, aan honderddertig jaar feodale uitbuiting, kuiperijen en rooms-katholieke machtspolitiek, of zoals het in Goirle heet: ‘ruilen en tuitelen’.

Aart Brouwer (dat zijn herinnering tot een zegen mag zijn) en ik verdiepten ons in de Puijenbroek-dynastie en dat resulteerde in een spraakmakend verhaal, dat gretig werd gelezen door de collega’s van het NRC. Voor De Groene Amsterdammer interviewde ik Jan Spierdijk, de legendarische chef kunst van De Telegraaf, die tot zijn grote verdriet vooral bekend werd als Koos Tak, het feuilleton van Rijk de Gooyer en Eelke de Jong in de Haagsche Post. 

Omdat Spierdijk voor De Waarheid had gewerkt, kon hij alleen nog bij De Telegraaf terecht, en omdat hij voor De Telegraaf schreef, werd hij door weldenkend links Nederland niet serieus genomen. Dientengevolge werd zijn literaire werk vrijwel niet besproken, een euvel dat de geweldige literatuurrecensent Ivan Sitniakowsky en romancier Pieter Waterdrinker ook niet bespaard bleef. 

Spierdijk: De Waarheid was de grootste krant van Nederland. Jan Brusse deed er de kunst. Na hem kwam Gerrit Kouwenaar. Toen ik bij De Waarheid wegging, kon ik bij een heleboel kranten niet meer terecht. Het liefst was ik bij Het Parool gaan werken. Typisch Nederlands, ik vind dat afschuwelijk. Bij De Telegraaf kon ik nog wel terecht, dat getuigde toch van durf van die hoofdredactie. Sommige mensen lazen De Telegraaf alleen vanwege de kunstrubriek, daar ben ik nog steeds heel blij om.

Ach, wat waren dat een mooie tijden. Journalisten waren nog cowboys, en geen ingedutte insipide klerken. Dat komt nooit meer terug, mensen.

Spierdijk had met zijn kunstredactie, die door de directie van De Telegraaf werd omschreven als rood en anarchistisch, vrij spel. Hij haalde er Dimitri Frenkel Frank, Adriaan Venema, Eelke de Jong en Haya van Someren binnen. Spierdijk vertelde mij: “In veel opzichten was De Telegraaf een anarchistische krant. Lees Adriaan Venema er maar op na. Ik had hem aangenomen nadat ik zijn plakboek met artikelen uit de Provinciale Zeeuwse Courant had ingezien. Later zei ik nog tegen Venema: als je schrijver wilt worden, moet je hier ontslag nemen. Dimitri Frenkel Frank en Eelke de Jong werkten onder mij. Haya van Someren is ook hier begonnen. God, wat een brutaal wijf was dat. Ik heb nog nooit een vrouw meegemaakt die zo kon vloeken. De jongens van kunst gingen nooit met de andere redacties om, dat was maar een vervelend zootje. Er werd vreselijk veel gezopen. Fotograaf Anton Veldkamp probeerde eens met zijn auto het Americain binnen te rijden. Je kon alles maken, als je je werk maar goed deed. Ze belazerden de boel echter bij het leven, de salarissen waren laag in het begin. Ik heb een keer gezegd: we zitten met zijn allen in een hok en ik vind het niet nodig dat jullie onderling taxibonnen ruilen. Ik moest die dingen tekenen voordat ze naar de hoofdredactie gingen. Eelke de Jong had de gewoonte om onderweg van de hoofdredactie naar de kassa de bonnen te vervalsen. Een lekker dier. Lag hij ’s nachts te slapen in de grote leren fauteuil van hoofdredacteur Stokvis omdat hij te dronken was om zijn bed te halen.

Ach, wat waren dat een mooie tijden. Journalisten waren nog cowboys, en geen ingedutte insipide klerken. Dat komt nooit meer terug, mensen. Ik ben zelfs nog een paar maanden in dienst geweest bij De Telegraaf omdat ik bij De Limburger enige tijd eindredacteur was. De krant was toen nog eigendom van De Telegraaf. Mijn wanhoopsdaad (buroredacteur, aaaargh) was ingegeven door de liefde, want mijn toenmalige verloofde was chirurg in het AZM in Maastricht en ik had mijn goedlopende toko in Jeruzalem opgegeven voor haar. Mijn altruïstische daad eindigde in een drama, maar dat leest u in mijn memoires die vijftig jaar na mijn dood gepubliceerd zullen worden. 

Mijn hechte vriendschap met Rob Hoogland resulteerde weer veel later in de cultrubriek Foute Jongens bij HP/De Tijd en in het Grote Foute Jongens Boek deel 1 en deel 2.  Mark Rutte schreef het voorwoord van deel 1 en nodigde ons uit in het Torentje. Dat was zonder de macht van Hooglands Telegraaf natuurlijk nooit gelukt. Ik ben de spreekwoordelijke luis in de pels en dus de natuurlijke vijand van macht en gezag. Met lood in de schoenen begaf ik mij daarom naar het Heilige der Heiligen van het vermaledijde moederland, het Torentje in ‘s-Gravenhage, om met oom Rob Hoogland het eerste exemplaar van ons Grote Foute Jongens Boek overhandigen aan premier Rutte. 

Hoogland voelde zich in zijn hoedanigheid als Mister Telegraaf bijzonder op zijn gemak tussen hoogwaardigheidsbekleders in een voor mij ondoordringbaar parallel universum: de bestuurskamer van Ajax, werkgeversorganisatie VNO-NCW, de Rotary, de Lions Club, de Koninklijke Haagsche Golf & Country Club te Wassenaar, de Orde van Vrijmetselaren, de Bilderbergconferentie, Soestdijk, de Hilton Haringparty, Gladio, de TEFAF en, last but not least: de kerstborrel van Thomas Lepeltak, de enige echte Stan Huygens (God hebbe zijn ziel). 

Ik heb niet zoveel met protocol, maar ik vroeg toch maar even aan meneer Rutte hoe ik hem aan moest spreken. Ik vermoedde iets als uwe excellentie, maar dat fluisteren de koempels in Heerlen ook tegen Frenske Timmermans. De premier beukte mij joviaal tussen de schouderbladen en riep: ‘Voor jou ben ik gewoon Mark, Tuurtje!’ 

‘s Anderendaags stond ik pontificaal met Mark en oom Rob in De Telegraaf. Als dit maar goed op mij afstraalt, hoorde ik mijzelf monkelen. En ja hoor. Op internet werd ik uitgescholden voor rotte vis. Ik was een kontenlikker van de macht. En dat terwijl ik ooit nog rookbommen smeet naar de Gouden Koets! 

Tout grachtengordel, inclusief René van der Gijp, kwam op de historische presentatie in 020 af en het bleef nog lang onrustig. 

Ik troostte mezelf met de gedachte dat ik Mark toch een beetje op de kaart had gezet en dat zijn street credibility aanzienlijk was gestegen door zich met mij te afficheren. In het eerste exemplaar schreef ik: “Voor de geweldigste premier van het geweldigste naoorlogse kabinet van dit geweldigste land.” Ik moest ook nog wat langer mee. 

Tout grachtengordel, inclusief René van der Gijp, kwam op de historische presentatie in 020 af en het bleef nog lang onrustig. De Telegraaf mag dan flink zijn uitgekleed, letterlijk en figuurlijk, maar heeft wel de meest spraakmakende columnisten in huis, met Wierd Duk, Rob Hoogland, Ronald Plasterk, Afshin Ellian, Leon de Winter, Nausicaa Marbe, Roderick Veelo, John van den Heuvel, Eddy Terstall en Kitty Herweijer. Met hun cursiefjes halen ze het bloed onder de nagels van deugend Nederland vandaan, en wat dat betreft is er niks veranderd bij De Telegraaf.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.