Spring naar de content
bron: lumen

Leon de Winter: ‘Ketters hebben mijn sympathie’

Op zijn negentiende won hij als Bossche scholier een schrijfwedstrijd. Een halve eeuw later verschijnt het magische sprookje Stad van de honden. Aan de vooravond van zijn 70ste verjaardag spreekt auteur en columnist Leon de Winter vrijuit over de glorie, de controverses, zijn bronnen en de kern van vijftig jaar schrijverschap. 

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Arjan Peters

Op een vroege ochtend in september besloot Leon de Winter (69) zichzelf te trakteren op een croissantje. In het appartement in Tel Aviv waar hij al jaren verblijft als hij een boek moet voltooien (‘het lukt me daar om niet afgeleid te worden, ik los op in de gestuurde waanzin van het schrijven’) had hij de vorige dag de laatste punt gezet onder het manuscript van Stad van de honden, een virtuoze eigentijdse parabel over vrede, rouw, liefde en hondenpoep. “Geen stad met zoveel honden als Tel Aviv. En heel beschaafde! Als ze een hoed droegen, zouden ze die voor elkaar afnemen.”

Na weken te hebben gewerkt in een strak ritme – vroeg op, niet uit eten, tijdig naar bed – gunde hij zich dat ene croissantje, en sprong op de fiets. “Aan het begin van de wijk Jaffa werd ik op een fietspad aangereden door een jongen met een opgevoerd elektrisch stepje, die met een enorme vaart van rechts kwam. Ik ging onderuit, mijn voet kwam onder de fiets terecht. Voordat ik was opgekrabbeld, bleek die jongen, die naar de andere kant gevallen was, er alweer vandoor te zijn. Omstanders hebben me overeind geholpen. Ben op een bankje bijgekomen, en teruggefietst naar het appartement. Een paar schaafwonden, dacht ik.

Paywall

Wilt u dit artikel lezen? Word abonnee, vanaf slechts 5 euro per maand.

Lees onbeperkt premium artikelen met een digitaal abonnement.

Kies een lidmaatschap