Spring naar de content
bron: Screenshot Studio Rusland

Hoe ik Pieter Zwart werd

Ik had al een tijdje last van een onaangenaam, zuigend gevoel. Je kent het wel: je staat in de supermarkt, en je bent glad vergeten wat je ook alweer nodig had. Het enige wat je weet, is dat je zonder dat ding, dat je ging kopen, niet thuis kunt komen. Dus wandel je door de gangpaden, je blik schietend van schap naar schap.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Zo’n situatie kan uren duren. Er hoort ook een gevoel bij.
Nou, dat gevoel, maar dan dag en nacht.

Na een paar verwarrende weken ging ik naar de huisarts.
“Waar doet het pijn?” vroeg die.
“Overal en nergens,” zei ik.
“Misschien zit het tussen de oren,” zei hij.
“Ja,” zei ik, “daar ook.”

De psychologe die ik daarna bezocht, dacht dat het de leeftijd was.
“Welke leeftijd?” vroeg ik.
“Hangt ervan af hoe oud je bent,” zei ze.
Bijna had ik me neergelegd bij het feit dat ik aan een chronisch onaangenaam gevoel leed, tot ik op een avond in de kroeg over mijn situatie vertelde aan een vriend.

Die vriend luisterde, knikte en vroeg tenslotte: “Mag ik eerlijk tegen je zijn?”
Zo’n vraag is meestal de aanloop tot een alles verschroeiende, vriendschapsvernietigende belediging. Dus zei ik: “Ja! Graag!”
“Je gaat het niet leuk vinden.”
“Kom maar op!”
De vriend slikte, nam een hand borrelnootjes, viste de wasabi’s eruit, legde die terug in het bakje, spoelde de rest weg met een slok Texels Skuumkoppe, slikte nog eens, bestelde een nieuw rondje, checkte zijn Facebook, ging plassen, belde even kort met zijn makelaar, nam weer plaats, keek me doordringend aan, zweeg even en zei: “Ik denk dat je een Pieter Zwart-probleem hebt.”

Ge-gen-pres-sung

Minder dan twee weken later wandelde ik ’s ochtends vroeg de hal van een reusachtig kantoorpand binnen.
De hal was zoals alle hallen van kantoorpanden: bedoeld om bezoekers eraan te herinneren dat zij het zo slecht nog niet getroffen hebben. Er stonden enkele pikZwarte fauteuils en een bank van Zwart leer. Aan de muren hingen geen kunstwerken, maar stilgezette voetbalbeelden. En boven de lift hing een ingelijste foto van Jack van Gelder, met daarnaast, in krulletters op de muur, de spreuk ‘Jongens, laten we het over voetbal hebben.’

“Kan ik u helpen?” vroeg een aanstootgevend mooie receptioniste. Ze had een tatoeage op de binnenkant van haar arm.
“Ik heb een afspraak,” zei ik, “met meneer Pieter Zwart.”
Ze keek me onderzoekend aan, ik voelde hoe ik razendsnel door haar Enge Mannen-scanner werd gehaald. Daarna zei ze: “Dat lijkt me sterk. Meneer Zwart is een heel belangrijk persoon.”

Ik knikte. Ik wist ervan. Ik kwam ook wel eens op internet, ik zat ook op Twitter, ik wist dat de invloed van Pieter Zwart in het hedendaagse voetbal nauwelijks nog te onderschatten viel. Zijn artikelen werden gelezen en besproken tot in de hoogste regionen, tienduizenden volgers verdrongen zich met open mond rond zijn verhalen over spelsystemen, vol woorden waar ik nog nooit van had gehoord en grafieken waar ik geen touw aan kon vastknopen.

Langzaam werd alles data, en ik kon nauwelijks eens de geboortedatum van mijn vriendin onthouden. Onder Pieter Zwarts bezielende leiding had het voetbalschrijven zich ontwikkeld tot een exacte wetenschap waar ik met mijn natte vingerwerk al snel niks meer te zoeken zou hebben.
En nu zat ik hier, klaar om mezelf te laten omscholen. Voor het te laat was. Een bevriende redacteur had een afspraak voor me geregeld.

“Wat is uw naam?” vroeg de receptioniste, op de toon van iemand die nog even informeert naar het wel en wee van de kakkerlak die hij zo kapot gaat stampen.
Ik noemde mijn naam en zag hoe ze bleek werd om de neus.
“Die naam zou ik hier niet te hard noemen…,” zei ze. “U bent toch van Studio Voetbal, van die slotrubriek?”
Ik knikte.
“U weet hoe het is afgelopen met de vorige romanticus die hier zomaar even binnenliep?” Ze wees naar een hoek van de ruimte, waar een paspop stond met een gescheurd colbert aan en een bril op waarvan een glas was afgeplakt. Er stond een bordje bij. 6% van Jan Mulder.

De receptioniste huiverde. “Dat is wat er nog van hem over was nadat onze datajongens met hem klaar waren. Die man zei dat je voetbal niet in modellen kunt gieten. Tja, dan vraag je erom. 94 procent van hem was onherkenbaar beschadigd. Maar ik zal meneer Zwart even bellen.” Ze gebaarde naar het deel van de ruimte tussen de ingang en de receptie. “Neemt u maar even plaats in onze halfspace.”
“Wat staat er op je arm?” vroeg ik.
Gegenpressung,” zei ze.

Dit was het dus. Het epicentrum van de datarevolutie. Als ik me ergens kon laten bootcampen tot een counterpressingfrontsoldaat, dan hier.
De lift klingelde, de elektrische deuren weken vaneen.
Daar was hij, de Systeemkeizer. Meneer Pieter Zwart zat in een draagstoel, die werd getild door twee apostelen. Hij bukte zich om zijn hoofd niet te stoten en zei: “Hallo.”
“Aangenaam,” zei ik, hoewel dat nog te bezien viel. “Ben ik op tijd?”
“Er is maar één moment waarop je op tijd kunt komen,” zei hij minzaam, liet zich van de stoel op de grond glijden en gebaarde dat de apostelen konden verdwijnen. “Zij hebben packing rate-dienst,” zei hij. “Welkom. Ik geef je een rondleiding.”

Ik hobbelde achter hem aan, lift in, lift uit, deur door waarop ‘Pressing’ stond in plaats van ‘Duwen’ en hup, het gebouw in. Dit was het dus, de Tactiekhemel. We passeerden de Opta-lounge, waar jongens en meisjes languit lagen op percentagetekenvormige loungebanken, een kapelletje waar een Pep Guardiola-eredienst op het punt van beginnen stond en een lege ruimte die de Pepijn Lijnders-zaal heette en waar kunstgras met lijnen erop lag.
“Wat is dit?”
“Een voetbalveldje.”
“Zonder doeltjes?”
“We maken liever gebruik van expected goals,” zei Pieter Zwart.

Pieter Zwart
Pieter Zwart tijdens Studio Rusland, de WK-talkshow van de NOS. Beeld:

Daarna ging het langs verschillende opvallend kleine kamertjes waar mensen zaten te werken. Overal flikkerde het felle groen van voetbalvelden.
“Ik heb de architect gevraagd de ruimtes zo klein mogelijk te maken,” zei Pieter Zwart.
Af en toe werden we gestoord in ons gesprek door een medewerker die ons tegemoet kwam om een derdemansituatie te creëren.
“En wat is dit?” vroeg ik, terwijl ik wees op een soort glazen vissenkom midden in het gebouw.
“Dat,” zei Pieter Zwart en hij liet zijn stem een paar octaven zakken, “is voor mensen die maar niet van hun slechte gewoontes af komen.” Er stonden lage boekenkastjes en ongemakkelijke krukken in de ruimte. Op een van de krukken zat een jongen die er inderdaad wat ongezond uitzag, Hij bladerde in een dichtbundel van Henk Spaan.
Pieter Zwart schudde bedroefd zijn hoofd. “Ongezonde gewoonte,” fluisterde hij.

Vlak voor we bij Pieter Zwarts penthouseachtige kantoor kwamen, passeerden we een deur die er nogal stevig uitzag. Pieter Zwart keek me mismoedig aan. “Hier zijn we niet trots op, maar je moet wat als je mensen betrapt op het online terugkijken van Voetbal Inside.” Hij opende de deur naar wat een isoleercel bleek.
“Soms is het nodig,” zuchtte Pieter Zwart. “Hoed je voor zachte heelmeesters.” Hij wees op een luidspreker aan het plafond. “Als we erachter komen dat ze ook nog jouw Studio Voetbal-rubriek terugkijken, zetten we de Heitingator aan.”
“De…?”
“Heitingator. Gewoon een bandje waarop je Johnny Heitinga drie uur onafgebroken een wedstrijd uit de Jupiler League hoort analyseren.”

Wolfgang Amadeus

Even later plofte de in zijn stoel. “Dus jij wilt je laten omscholen? Mooi mooi mooi. Het probleem is alleen: we krijgen honderden sollicitaties binnen. Per dag. Maar ik mag je, en ik wil je een voorstel doen.” Hij leunde nog wat verder naar achteren, de stoel kraakte. “Een of andere uitgeverij wil dat ik een boek schrijf. Kan ik natuurlijk niet aan beginnen – veel te druk voor. Dus dit is het voorstel: jij schrijft dat boek, namens mij. Als het lukt, neem ik je persoonlijk onder mijn hoede en maak ik een statistiekenkanon van je. Akkoord? O ja, het moet over drie maanden af.”

Na die woorden voelde ik hoe het zuigende gevoel dat me maanden had dwarsgezeten van me af gleed. Het enige wat me nu te doen stond, was effe snel een boekje in elkaar flansen en dan in Cruijffsnaam maar hopen dat het de grote Pieter, de Wolfgang Amadeus Zwart van de Voetbalstrategie, een beetje zou bevallen.
“Nu heb ik een videobelafspraak met Julian Nagelsmann, hou me op de hoogte hoe het gaat met mijn boek,” zei Pieter Zwart. Hij wenkte een wat oudere man, met een gezicht dat de sporen van een inspannend leven droeg. De man, die me vagelijk bekend voorkwam, had koffie gehaald en was nu druk bezig was de magneetjes op een magneetbord te arrangeren. En Pieter Zwart gaf me een hand en zei: “Wim Kieft laat je even uit.”

* Voor wie wil weten wat ik ervan gebakken heb: ‘Pieters’ boek heet De val van Oranje en is uitgegeven door Das Mag. Deze column las ik voor op de presentatie van het boek, in De Balie, 13-6-2018.

Onderwerpen