Spring naar de content

Rokers zijn de ijdeltuiten onder de middelenverslaafden

Ik ben een ex-roker. Vanaf de eerste sigaret op mijn elfde – in de laadbak van een bestelbusje op een klein industrieterrein – tot de laatste zo’n tweeënhalf jaar geleden, heb ik met enkele korte tussenpozen in meerdere en mindere mate gerookt.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Lisa Bouyeure

Een poging tot stoppen met Oud en Nieuw werd een jaarlijkse traditie die doorgaans zo’n twee weken standhield. Dankzij slijmerige nicotinepepermuntjes die in mijn keel prikten, verliep de laatste beproeving succesvol en rookte ik sindsdien nooit weer.

Geflankeerd door Jean-Paul Sartre en Albert Camus
Dit weekend verblijf ik in een tuinhuisje in het tiende arrondissement, eens kijken wat Jeff Koons de afgelopen 35 jaar zoal heeft uitgespookt. Macaronnetje hier, bistrootje daar en grondig balen dat ik de sigaret heb afgezworen. Want roken is roken, maar roken in Parijs is toch anders dan roken in, noem eens wat, Schin op Geul. Het staat die Fransen verdomd goed. Ik zie de frêle, licht opgemaakte maar zwaar dampende en drinkende Parisiennes en denk aan de beroemde foto van Coco Chanel en profil met hoedje, parels en peuk. Op een rotan bistrostoeltje onder de luifel van Café de Flore waan ik me graag een kettingrokende Simone de Beauvoir, geflankeerd door Jean-Paul Sartre en Albert Camus.

“De sigaret is hier een cultuursymbool,” zegt een vriendin die ik dit weekend opzoek. “Alle Parijse mannen hebben op hun Tinderfoto een peinzende blik en nonchalant een peuk in hun mondhoek hangen. Franse macho’s showen geen spierballen maar gebruiken hun okergele tanden en grauwe huid als visitekaartje.”

Een bevallige dame met mooie dentuur
Deze week was in De Balie in Amsterdam het jubileumfeest van HP/De Tijd. Honderd jaar oud is die jongen geworden, of althans, de eerste twee letters. Grote broer De Tijd werd al in 1845 opgericht. In de jubileumbijlage staan lezersbrieven uit 1914. “Mag een Dame Rooken? Lezers der ‘Haagsche Post spreken zich uit over het vóór en tegen dezer kwestie.”

Ene Nelly zegt: neen. “Juist in dezen tijd van al of niet vrouwenkiesrecht moeten vrouwen flink doch vrouwelijk handelen, dus: N i e t  r o o k e n!”

J.C. staat welwillender tegenover rokende deernes:
“Ik, voor mij, vind dat het rooken of desnoods het nonchalant tusschen de lippen houden (liefst een beetje naar beneden hangend) van een sigaret, door een bevallige dame met mooie dentuur, haar iets pikants geeft. Misschien komt dit wel door het coquetteeren met de mooie tanden of – door het afstekende rood der lippen – gepaard met de doorgaans (tengevolge van den opkronkelenden rook) gevoileerde oogen. Want dat de vrouw en règle rooken smakelijk vindt? …mijns inziens – geen kwestie van. ’t Is drie vierde een ijdelheidsmanoeuvre.”

Verblind door la Ville Lumière
Roken is een ijdelheidsmanoeuvre, dat wist men al voor de invoering van het vrouwenkiesrecht. De vieze geur, dwangmatige begeerte en gele aanslag op gebit en plafond worden gemaskeerd door de associatie met film noir, Chanel, jazz, Sartre en De Beauvoir, Don Draper, James Dean en andere lonesome cowboys. Mijn gemijmer over de ongeëvenaarde stijlvolheid van sigaretten wordt bruut onderbroken door een beeld uit het verleden. Ik zie mijn jongere zelf een volle asbak ontleden, op zoek naar een peuk waar nog vijf of misschien zelfs zes trekjes van te nemen zijn. Ik denk aan ijskoude vingers in combinatie met zuur dampende rookpalen op tochtige stations en zie mijn geconcentreerde blik als ik met schilderstape een gebroken sigaret probeer te repareren.

Ook ex-rokers hebben soms een reality check nodig, vooral na verblind te zijn door la Ville Lumière.

Beeld via cafedeflore.fr