Spring naar de content
bron: ANP/Freek van Asperen

Hans Dorrestijn: ‘Ik ga al net zo weinig naar het museum als naar het theater’

Op dit moment werkt hij aan een nieuwe theatervoorstelling en zit hij midden in de opnames voor een nieuw seizoen van het humoristische natuurprogramma Baardmannetjes. Komende week (op 19 juni) eert het Amsterdam Kleinkunst Festival hem met een speciale avond in het DeLaMar Theater. Wat leest, luistert en ziet Hans Dorrestijn (76) als hij niet met cabaret of ornithologie bezig is?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Nick Muller

Boeken

“Ik heb altijd een boek bij me als ik op pad ben, want in zo’n hotelkamer verveel je je ’s avonds natuurlijk kapot. Nu is dat, omdat ik samen met Nico de Haan door het land trek voor een nieuw seizoen van Baardmannetjes, de essaybundel Op dood of leven van Michel de Montaigne. Zijn essays gaan over alledaagse zaken als angst, vriendschap, gezondheid, nierstenen en de dood. Ik kan niet begrijpen dat deze teksten meer dan vierhonderd jaar geleden zijn geschreven. Dat had ook gisteren kunnen zijn. Heel sterk vind ik zijn essay over de dood en hoe je daarmee om kunt gaan. Montaigne was beïnvloed door de stoïcijnen. Die propageren dat je te allen tijde gelijkmatig moet blijven, zelfs als een van je kinderen sterft. Daar sta ik natuurlijk haaks op. Ik ben onder minder erge tegenslagen al bijna bezweken. Maar juist daarom vind ik die essays zo goed: zelfs zoiets als de dood blijkt voor sommige mensen relatief.

“Vroeger vond ik boeken over de natuur geen literatuur, maar daar ben ik van teruggekomen. De vlucht van de hommel van Dave Goulson vind ik bijvoorbeeld een meesterwerk. Goulson is een wetenschapper die zich met bijen bezighoudt en daar heel aanstekelijk over kan schrijven: hij weet beschrijvingen uit zijn jeugd te verweven met een informatief relaas over de bij. Je moet het maar kunnen. Ik ben op dit moment bezig in Schol in de Noordzee– Een biografie van de platvis en de Nederlandse visserij van Roelke Posthumus en Adriaan Rijnsdorp. Het boek staat vol met wetenschappelijke feiten. Meestal wordt dat ontzettend saai, maar zij verstaan de kunst om relatief veel droge informatie over de schol op een aantrekkelijke manier te brengen. Ik las gisteren dat de schol tot de zeventiende eeuw ‘de pladijs’ werd genoemd. Dat vind ik dan toch leuk om te weten.

“Lars Jonsson kan dat ook heel goed: droge informatie niet droog opschrijven. Neem zijn Vogels van Europa. Daarin worden alle vogels die hier voorkomen op een heel exacte manier beschreven, terwijl er toch gevoel in die beschrijvingen wordt gelegd. Neem de beschrijving van de barmsijs: ‘Grijs en bruin met pluizig kleed en iets toegeknepen ogen. Heeft korte, spitse, strogele snavel. Kleine zwarte kinvlek en een rode voorhoofds- en kruinvlek. Kleed: variabel. Mannetjes vaak met roze zweem op borst en flanken. In zomer karmijnrode borst en voorhoofd.’ Dat is toch prachtig? Toevallig heb ik in deze beschrijving een taalkundige fout ontdekt. Je zegt namelijk niet: karmijnrode voorhoofd. Dat is een verkeerde samentrekking. Maar dit terzijde.

“O, en ik moet je nog even iets vertellen. Op het Boekenbal heb ik Stella Bergsma ontmoet. Ken je haar? Ik was moe en vroeg of ik naast haar mocht komen zitten. Dat mocht. En ik zou bijna niet met haar durven praten, want ze zag eruit als een gravin, ze had iets statigs en iets koels, maar op een gegeven moment vroeg ik dan toch maar waarom ze daar was. Ze antwoordde: ik heb net een roman gepubliceerd. Dat bleek Pussy album te zijn. Ik ga echt niet alle debuten lezen, maar ik had een voorgevoel dat dit een heel goed boek moest zijn. Ik heb het de week daarna meteen gekocht, want ik wilde niet dat ze het me zou geven, en ben steil achterovergeslagen. Baf. Mijn voorgevoel was goed. Die meid heeft op Willem Frederik Hermans-achtige wijze een geweldige downperiode in haar leven beschreven na een mislukte liefde.

Ik heb me kapotgelachen, maar ben ook ontroerd geweest. En nu propageer ik dit boek. Omdat ik vind dat iedereen het moet lezen.”

Theater

“Kijk, ik leid geen uitgaansleven, want ik woon in een dorp. Als ik in Amsterdam had gewoond, had ik zeker een abonnement gehad op Het Concertgebouw. Nu komt het er gewoon niet van, ook omdat ik geen rijbewijs heb en na afloop van een voorstelling met het openbaar vervoer niet meer thuis kan komen. Plien en Bianca spelen nu bijvoorbeeld in een toneelkomedie van Alan Ayckbourn, Slippers. Zou ik dolgraag willen zien. Maar ik kom er niet toe.

“De laatste voorstelling die ik heb gezien is de voorstelling over Adèle Bloemendaal van Paul Groot en Sanne Wallis de Vries. Ook alweer even geleden. Na afloop heb ik Paul een compliment gemaakt dat hij waarschijnlijk nooit meer zal vergeten. Ik vroeg hem: ‘Hoe heb je Adèle zo gek gekregen dat ze al die teksten heeft ingesproken?’ Hij keek me met open bek aan. Hij zei: dat heb ik zelf gedaan. Verrek. Ik wist dat hij goed kon imiteren, maar ik had het niet gehoord, terwijl ik Adèle toch redelijk goed heb gekend.

“O, nog iets leuks: laatst was ik bij DWDD – daarom is het ook goed dat ik dat soort dingen doe, dan kom ik nog eens iemand tegen – en zat daar die geweldig leuke zanger. Hoe heet-ie ook alweer… Ali B, ja!

Het hele artikel leest u op Blendle.
Bent u geïnteresseerd in meer artikelen van
HP/De Tijd? Lees ze hier op onze gloednieuwe app.