Spring naar de content

De Jongensclub

De televisie grossiert erin: mannen van zekere leeftijd die hardnekkig blijven doen alsof ze zeventien zijn. Die van voetbal, keten en van elkaar houden en die dan ook voortdurend in elkaars programma’s aanschuiven. Over de ondraaglijke lichtheid van Matthijs, Hugo, Jan en hun vriendjes.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frans van Deijl

Zeventien was de absolute leeftijd van Harry Mulisch, de ‘leeftijd van mijn ziel’. De uitspraak kwam in al zijn necrologieën terug. “Toen ik zeventien was, wilde ik een boek schrijven over Alles. Meer jongens hebben dat. Maar als die vijftig zijn, vinden ze zoiets kinderachtig. Ik niet.” Mulisch was ondanks zijn beweerde ‘absolute leeftijd’ in alles een heer, een toonbeeld van eruditie, beschaving en goede smaak. Sinds zijn dood valt des te meer op dat er op tv alleen nog maar jongens van zeventien voorbij lijken te komen. Dat wil zeggen: mannen van tegen de vijftig of daaroverheen die er ook daadwerkelijk uit willen zien als zeventien. Vaak hebben ze lang haar, lopen ze in gatenjeans en dragen ze cowboylaarzen of All Stars. Ze rijden in heel oude maar gereviseerde Mercedes SLK-roadsters of van die enorme Amerikaanse bakken en spelen in popbandjes. Als geen ander verstaan deze lads de aloude kunst van het keten.

Jongensmannen.

Vooral de televisie grossiert erin. Presentator Matthijs van Nieuwkerk is er een. Zijn dagelijkse programma De Wereld Draait Door is de huiskamer voor een heleboel vriendjes die er geregeld op bezoek komen, voor wat kleine praat of om ongegeneerd hun waar aan te prijzen. Wij noemen Jan Mulder, Hugo Borst, Nico Dijkshoorn, Wilfried de Jong, Youp van ‘t Hek en Henk Spaan. Bij leven hoorde ook Martin Bril erbij. Op de achtergrond maar altijd aanwezig bij vernissages van hun vrienden: Kees van Kooten en Remco Campert.

Van de Herenclub, het gezelschap beroemde intellectuelen en kunstenaars dat elke week een vorkje prikt bij Joop Braakhekke, is na het verscheiden van Hans van Mierlo en Harry Mulisch niet zoveel meer over. De Jongensclub daarentegen is zo vitaal als wat.


Voetbal en een beetje wielrennen, dat zijn de belangrijkste zaken waarover de Jongens praten. Wielrennen is het domein van Wilfried de Jong. Op het omslag van zijn laatste boek De man en zijn fiets zien we zijn 53 jaar oude naakte lijf afgebeeld met een wiel in zijn hand langs de kant van de weg. Waarom voor dat beeld gekozen? Wilde Wilfried laten zien hoe goed hij er nog uitziet?

De Jong is presentator van het sportprogramma Holland Sport, en als daarin een speciale gast komt, dan is Matthijs graag bereid Wilfried daarvoor reclame te laten maken in DWDD. Zo gaan vrienden per slot van rekening met elkaar om. Die gunnen elkaar wat.

Het voetbal is een zaak van Matthijs, Henk, Nico, Hugo, Jan en Youp. De eerste twee runnen samen met Hugo het literaire voetbalblad Hard Gras, Nico schrijft boekjes met in de hoofdrol de fictieve voetballegende Kuif den Dolder. Hugo is commentator bij de Studio Voetbal en speelt zelf zaalvoetbal met een stel vrienden bij de Rotterdamse zaalvoetbalvereniging Wakker In Alles, waarover een zesdelige televisieserie (WIA4) is gemaakt. Jan is profvoetballer geweest bij Anderlecht en Ajax en schrijft daarover. Onlangs verscheen Mulders biografie bij uitgeverij De Buitenspelers (527 pagina’s, drie kilo zwaar en bijna zestig euro in de winkel) van de hand van zes auteurs. Onder hen Hugo Borst, die inmiddels ook met een boekje is gekomen over zijn favoriete voetbalclub Sparta (Waarom ik zo van Sparta hou (en Aad de Mos haat)), ook bij De Buitenspelers).

Uiteraard mocht Jan in DWDD in aanwezigheid van zijn familie gedurende ongeveer tien minuten zijn bio aanprijzen, die als veelzeggend motto ‘Alles voor het meisje’ meekreeg, om vervolgens achterop een motorfiets in ijltempo door de stad naar Studio Plantage te worden getransporteerd, naar het direct op DWDD volgende Holland Sport van Wilfried de Jong, die een volle uitzending aan zijn persoon wijdde. Youp ten slotte, fysiek de minst ontwikkelde van de jongensclub, organiseert elk jaar bij hem thuis een voetbalquiz. Overige deelnemers: Matthijs, Henk, Kees Jansma en Danny Blind. Ze hebben een beker, en ieder jaar komt er een leuke gast bij, meestal uit het milieu van voetballers en trainers.


De Jongensclub, waarvan geen enkel lid onbemiddeld is, maakt eens in de zoveel tijd een uitstapje, naar steden als Londen, Barcelona of Milaan. Meestal voor een belangrijke voetbalwedstrijd. Matthijs vertelde er in 2007 over in de aan hem gewijde special MATTHIJS. (van de makers van de succes-glossy LINDA.): “Het was half een ‘s nachts in een restaurant in Milaan. Een vriendenreis om de derby AC Milan-Inter te bekijken. Inter won, we waren in opperbeste stemming. We zaten op het terras, de nacht was koel, iets te koel. Toen kwam het bord op tafel. Pasta pomodori. Zo eenvoudig. Waren het de kleuren wit, rood en groen? Was het de roes van de overwinning (doelpunt Ronaldo)? Of was het doodeenvoudig het beste bord op het beste moment? Ik kreeg er geen tranen van in mijn ogen, zoals Johannes van Dam ooit bij het proeven van rabarberijs, maar ik sprak wel met mezelf af dat ik in de rest van mijn leven geen kans onbenut zou laten de pizzeria te noemen die mij leerde dat eten gelukkig kan maken: La Bruschetta, vlakbij de Dom.”

Vriendenreizen. Pure jongensromantiek.

Popmuziek hoort er ook bij, al wordt deze liefhebberij minder breed gedragen. Nico Dijkshoorn is naast dichter ook een zelfbenoemd rocker en speelt gitaar in een bluesbandje. Met Leon Verdonschot en de bands The Hank Five en Denvis treedt hij op in hun ‘muziekpoëzierocknroll-theatershow’, getiteld Ook voor vrouwen. Matthijs van Nieuwkerk presenteert sinds jaar en dag de popquiz Top 2000 à gogo en reserveert in zijn dagelijkse praatprogramma altijd een minuutje voor een nieuwe jonge band, zanger of zangeres. Giel Beelen mag vaak nieuwe plaatjes aankondigen, en als hij dan iets leuks laat horen, dan knikt Matthijs tevreden ritmisch mee.


Jongens zijn het, Matthijs, Jan, Hugo en de rest, maar wel keurige jongens. Anders dan hun hang naar rock-‘n-roll doet vermoeden zijn ze niet van de drank, de cocaïne of andere hedendaagse genotmiddelen. En de vrouwen? Over Matthijs is vaak beweerd dat hij sinds zijn debuut op de televisie de ene na de andere scharrel verslond, maar wat daar ook van waar is, de ex-hoofdredacteur van Het Parool is al jaren getrouwd met zijn jeugdliefde Karin van Munster. Nico Dijkshoorn is gescheiden en heeft een nieuwe vriendin, maar een womanizer is hij niet.

Johanna Mulder vertelde laatst in het maandblad esta dat haar man Jan er twee langdurige buitenechtelijke relaties van vijf en tien jaar op na had gehouden. Maar weggaan? No way. Johanna kent Jan vanaf haar dertiende.

Youp is een flirt, maar meer in woord dan in daad. Vooral sinds de roddelbladen enkele jaren geleden berichtten over een affaire met een dame uit Breda, wat hem bijna zijn huwelijk kostte.

Wat de Jongens verder delen, is een liefde voor literatuur. Geen hoogdravend werk, maar de ogenschijnlijk lichtere kost die ze vroeger op hun havo/vwo-lijst lazen omdat die boekjes vaak zo lekker dun waren: Kaas van Willem Elsschot, Titaantjes van Nescio, The Old Man and The Sea van Hemingway, Een dagje naar het strand van Heere Heeresma, en, niet te vergeten, Het leven is vurrukkulluk van hun held en voorbeeld Remco Campert.

Ze schrijven zelf ook allemaal, vaak over sport, en zijn behalve door Campert ook geïnspireerd door Johnny van Doorn (Dijkshoorn), Theo Thijssen (Van Nieuwkerk), Gerard Reve (Mulder), Cornelis Vaandrager (wijlen Martin Bril), of Billy Collins (Van Kooten, die de ‘magische’ gedichten van deze Amerikaanse dichter recentelijk vertaalde en becommentarieerde in het boekwerkje Zó wordt u gelukkig).


Voetbal dus, veel voetbal, popmuziek, vrouwen en literatuur met een kleine ‘l’. Het zijn niet bepaald de thema’s waar de Herenclub van Mulisch over praatte. De Heren hadden het over de Grote Kunst, de filosofen, het leven, over de samenleving, de politiek.

De Jongensclub ontbeert maatschappelijk engagement. Om die reden zullen tal van andere, bevriende collega’s die vaak in het gezelschap van de jongensmannen worden gezien nooit tot de club toetreden. Jort Kelder haat sport en is geobsedeerd door dure Italiaanse schoenen en getailleerde jasjes. Een ander potentieel lid is Joost Zwagerman, maar hij is misschien toch te serieus en te intellectueel. Op Marc-Marie Huijbregts zijn alle Jongens dol, maar hij zal niet door de ballotage komen vanwege zijn ostentatieve nichterigheid. Felix Rottenberg komt eveneens in beeld, maar heeft als nadeel dat hij alleen belangstelling heeft voor politiek.

De beminnelijke wetenschappers Robbert Dijkgraaf en Bas Haring zijn potentials, maar ook voor hen geldt dat zij zich na enkele etentjes met de Jongensclub waarschijnlijk stierlijk zouden vervelen. Johan Derksen en René van der Gijp? Kun je mee lachen, dat staat vast, maar vermoedelijk vindt de Jongensclub hen toch te veel alléén ‘voetbal’. Peter R. de Vries? Heeft alles in zich om toegelaten te worden, al zou zijn presentatie dan wel wat losser mogen. Het schijnt dat er buiten het zicht van de camera’s bijzonder gelachen kan worden met de boevenvanger.

Politiek zitten de jongensmannen veilig aan de linkerkant, al is het niet te nadrukkelijk. Die voorkeur heeft vast ook iets te maken met GroenLinks-boegbeeld Femke Halsema, die zich bij deze mannen in een warme belangstelling mag verheugen. Andere geliefde politici zijn D66-voorman Alexander Pechtold en Jack de Vries. De laatste zou vast graag aanschuiven bij de Jongensclub, maar heeft een te hoge christelijke uitstraling. Pechtold maakt meer kans, want hij is van de juiste politieke stroming en een liefhebber van auto’s, zij het dan niet van de Mercedes of de Mustang maar van de Volvo.


De Jongensclub maakt zich niet snel druk. Ja, over een bal die al dan niet volledig achter de doellijn is geweest, dan knalt de heilige verontwaardiging van het scherm. Maar verder?

Matthijs van Nieuwkerk wordt door door zijn ‘tafelheren’ Marc-Marie en Arie Boomsma nog weleens plagerig gevraagd wat hij vindt van iets, en dan duikt de presentator steevast weg. Stel je voor dat hij een mening te berde brengt die sommige van zijn kijkertjes niet bevalt, dan zappen ze weg. Van Matthijs weten we eigenlijk niks, en dat wil hij vooral zo houden, want dan weet je zeker dat je niemand voor het hoofd stoot. Interviews geeft Matthijs – en dan ook nog maar heel soms – alleen aan bevriende VARA-jongens en -meisjes. Dan blijkt doorgaans dat hij bitter weinig te melden heeft.

Jan Mulder mag in DWDD-rubriek getuigen van zijn ‘maandelijkse ergernissen’. Over zijn stijl schreef Joost Niemöllerin 2000 in dit blad: “Iets zeggen om te proeven hoe het voelt als je dat zegt, het vervolgens voor de volle honderd procent gaan menen en achteraf de relativiteit inzien van wat je zegt en bij wijze van spreken net zo goed het omgekeerde kunnen verdedigen. Dat is Jan Mulder als columnist en als becommentariërend media-personage.”

Tien jaar later kan worden vastgesteld dat daarin weinig verandering is opge-treden. Leuk blijft Mulder wel, maar dat is het dan ook: leuk.

Net als Youp, die dat woord zelf ook voortdurend in de mond neemt. Onlangs zei hij in dit blad: “Ik heb een simpele boodschap: heb het leuk, maak er wat van. Mensen maken een sauna in huis, ze leggen zwembaden aan en zijn zielsongelukkig. Als je een beetje normaal doet, geniet je ook. Ik doe leuke dingen. Ik ga met mijn zoon naar AC Milan tegen Inter, ik ga elk jaar met een vriendenclubje een week naar een Europese stad. De leukste mensen die ik ken zijn ook mensen die het leven op die manier leuk maken. Het zit niet in wat je hebt, maar wat je bent.” Tja.


De thematiek van Youps voorstellingen is al dertig hetzelfde: het verdriet van de burgerman, de vergeten dromen van de kantoorklerk. Misschien is het tijd voor wat anders. En past dat gevloek en getier nog bij een man van 56 jaar? Nee, maar wel natuurlijk bij een zeventienjarige, godverrrrdomme.

De enige die zich in dit opzicht van een andere kant laat zien, is Hugo Borst, die zich met de Sunday Foundation inzet voor de rechten van kinderen in Sierra Leone. Het is een onomstreden project en Borst loopt er geen enkel risico mee, maar het is in elk geval íets.

Nog het meest doen de jongensmannen denken aan Peter Pan, het toneel- en romanpersonage van J.M. Barrie dat maar niet volwassen wil worden. In de psychologie bestaat zelfs het Peter Pan-syndroom, waaraan mannen lijden die zich op middelbare leeftijd puberaal, onvolwassen en narcistisch gedragen, en die benauwd zijn om zich te binden. Dat gedrag zou een uiting zijn van de diepgewortelde wens van die mannen om ‘bemoederd’ te worden.

Ook Hollywood heeft het fenomeen van de jongensman ontdekt. Het afgelopen jaar is een aantal films verschenen waarin mannenvriendschappen centraal staan. De moderne man, zo luidt de boodschap, heeft recht op goede vrienden om lief en leed mee te delen, in goede en slechte tijden, in gezondheid en ziekte, om avonturen mee te beleven, boomhutten te bouwen of om met de motor langs Route 66 te sjezen. Het meisje speelt een ondergeschikte rol. ‘Bromance films’ worden zulke films genoemd, een samentrekking van brother en romance. In deze films gaat het niet over de verworvenheden van vrouwen- of homo-emancipatie, maar over mannenemancipatie. De vrouwenemancipatie is doorgeslagen en nu zijn de mannen bezig met een inhaalslag.


Hoe het ook zij, de Jongens hebben hun posities ingenomen en wekken niet de indruk die spoedig te zullen verlaten. Is dat erg? Neuh, op zichzelf niet, hun opgewektheid kan aanstekelijk zijn. Het zijn in zekere zin ook levensgenieters en levenskunstenaars. “Je moet het leven een beetje kunnen plukken, daar ben ik goed in,” zei Matthijs van Nieuwkerk ooit.

Toch is de onstuitbare opmars der jongensmannen minder onschuldig dan hij lijkt. Hun populariteit zegt namelijk iets over de smaak van de kijkers, die hen immers láten glorïeren. In deze tijd wil men kennelijk gewone jongens op de beeldbuis, die wars zijn van al te stellige opinies over de multiculturele samenleving of de toekomst van de verzorgingsstaat, van moeilijk gedoe over het werk van Hegel of Schopenhauer. Gewone jongens die zich liever niet omringen met echte intellectuelen (nog even en deze mensensoort is in de ban gedaan), die heel erg veel van voetbal houden, die kijken naar een serie als Oh Oh Cherso en daarover oeverloos napraten, die met droge ogen beweren dat het repertoire van Charles Aznavour van een hogere orde is, die schaamteloos de huidige generatie cabaretiers pluggen die meesters zijn in het genereren van de snelle, gemakkelijke lach zonder enige boodschap (vies woord), moraal (vies woord) en gelaagdheid (vies woord).

Onlangs verscheen een bundel met teksten van onder anderen Nico Dijkshoorn en Hugo Borst. Veelzeggende titel: Puur gelul.

Platheid zit in elk mens, maar ermee te koop lopen is een andere zaak. De jongensmannen van de beeldbuis lijken er niet mee te zitten, en in de tamelijk hoge kijkcijfers die hun programma’s scoren, zien zij hun gelijk bevestigd.


De popularisering van het gewone, van de lagere cultuur, dateert al van langer, misschien wel sinds het onbegrijpelijke megasucces eind jaren negentig van de realitysoap Big Brother. Maar de jongens in dit verhaal doen nog iets meer, bewust of onbewust: zij verhéffen het gewone, het platte en oppervlakkige, het leuke, het nietszeggende, het lichtverteerbare. Aldus verlenen zij er een pseudo-gewicht aan, en daarmee een legitimatie aan hun eigen prominente aanwezigheid.

De Jongens vormen een voorhoede van een nieuwe, informele elite die de klassieke epigonen, zeg maar de mannen van de Herenclub, terugsturen naar hun oude, vertrouwde holen. En zelfs daar zijn de laatsten niet veilig. De klassieke zender Radio 4, voorheen baken van rust en muziek, moet ineens populairder worden, dus praten nu allerlei uitgerangeerde tv-presentatrices (Maartje van Weegen, Margriet Vroomans en tot voor kort Annette van Trigt,) de ingekorte muziekjes aan elkaar en verluchtigen een en ander met nieuwtjes, interviewtjes en quizjes. De laatste keer dat de publieke omroep de opera van Verdi uitzond, diende de liefhebber op te blijven tot half een ‘s nachts. Vroeger keek de oude elite alleen op zondagavond televisie. Naar Keek op de Week, naar Adriaan van Dis of naar Diogenes; naar de VPRO in elk geval. Maar die zondagavond bestaat ook al niet meer. De oude elite heeft het televisietoestel uit huis gedaan.

De lichtheid van de jongensmannen, van deze emancipatoren van de platte smaak, heeft op den duur niet alleen iets ondraaglijks, maar het is ook de vraag of onze anti-autoritaire, individualistische tijd niet meer behoefte heeft aan mannelijke voorbeelden, aan rolmodellen, die over meer kunnen praten dan Ajax en die niet ieder onderwerp meteen samenknijpen in vragen als ‘hoe ziet uw topvijf eruit?’ of ‘wat is het ergste wat u ooit heeft mee-gemaakt – even snel?’ Aan mannen, kortom, die niet zo allejezus ik-gericht zijn, maar meer wij-gericht. Die zich politiek durven bloot te geven en zich uitspreken over maatschappelijke zaken, ook al is hun mening minder salonfähig en maken ze er geen vrienden mee. Let op, zij hoeven geen moraalridders te worden, geen betuttelaars of zedenprekers; de jaren vijftig liggen echt achter ons. Maar het aanbod zou wat meer diepgang mogen hebben, het zou best wat moeilijker, ingewikkelder en minder hapklaar mogen zijn. Denken doet geen pijn. Op iets kauwen en herkauwen levert vaak heel mooie inzichten op.


Kinderen moeten leren dat iets wat ze niet begrijpen, niet meteen hoeft te worden weggegooid of uitgekotst. Je best ervoor doen, weerstand voelen en die overwinnen; het zijn belangrijke pedagogische waarden die kinderen ook via de televisie mogen worden aangereikt.

De Jongens hebben het overwicht, maar voor het juiste evenwicht zou de Jongensclub best wat meer vaders kunnen aantrekken. Vaders althans in de overdrachtelijke, sociologische betekenis van het woord.

Het is een prima onderwerp voor bij een van de wekelijkse diners van de Herenclub in Le Garage. Maar de Jongens? Uitgesloten. Het is weer crisis bij Ajax – veel interessanter.