Spring naar de content
bron: Paul Remmelts

Henk van Straten: ‘Een bad boy is ook labiel, onzeker en bang’

Vandaag verschijnt Niets zal ons redden maar een beetje liefde is oké, de nieuwe verhalenbundel van de schrijver wiens boeken elkaar al jaren in sneltreinvaart opvolgen: Henk van Straten. We belden naar Eindhoven.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Robbert van Rijswijk

Zeg, waar gaat uw verhalenbundel over?
“Over mijn observaties in het dagelijks leven; gênante momenten in de trein, ontroerende momenten, momenten met mijn kinderen, mijmeringen over dieren en schimmels – ga zo maar door. De bundel is een selectie van de stukjes die de afgelopen twee jaar op mijn website verschenen en enkele verhalen die ik exclusief voor mijn abonnees schreef.

“De stukken verschenen gewoon openbaar op mijn website, maar lezers konden ook een abonnement op mijn stukken nemen, waarvoor ze driemaal per maand een bedrag tussen de 2,50 en 10 euro betaalden. Voor hen schreef ik op zondagen dan een exclusief extra verhaal. Op een zeker moment had ik ongeveer duizend abonnees. Dat was inderdaad een in Nederland vrij uniek verdienmodel. Het frustreerde me destijds dat ik de stukjes niet bij een krant kwijt kon, dus dacht ik: ik doe het dan op deze manier wel zelf.”

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

U schrijft in één van de verhalen: ‘Zodra er iets over me wordt geschreven, krijg ik een Google Alert, een mailtje van Google met daarin de link naar het desbetreffende artikel.’ Bent u zo ijdel?
Lacht: “Als je dat onder ijdel verstaat: ja, blijkbaar. Het is handig om te weten wanneer je een recensie krijgt of iets dergelijks. Ik denk niet dat ik de enige ben.”

Wat is de mooiste zin uit uw bundel?
“Die heb ik niet. Ik houd in ieder geval van de laatste zinnen van mijn stukjes. Ik schrijf ze graag. Ik hoop altijd dat de laatste zin op een subtiele manier het hele stukje verheft. De laatste zin is een soort eindklank die je achterlaat met een bepaald gevoel, die moet dus eigenlijk het gevoel van alles wat daarvoor kwam in zich hebben en als indruk achterlaten.”

Hoe snel schrijft u?
“Vrij snel. Als ik eenmaal weet wat ik wil schrijven, gaat het heel rap. Zo’n stukje kon ik in een half uurtje wel op papier hebben.”

Hoeveel verdient u met deze bundel?
“Niet zo veel, niet zo veel. Mijn voorschot bedroeg 3000 euro. Bundels verkopen in de regel superslecht, maar je weet het nooit.”

En wie zijn uw proeflezers?
“De verhalen in deze bundel hebben geen proeflezers gehad. Behalve uiteindelijk mijn redacteur van de uitgeverij, natuurlijk.”

Doet Henk van Straten aan mythevorming?
“Ik denk dat je daar bijna niet aan ontkomt als je autobiografisch schrijft. Zelfs als je probeert om oprecht een zekere essentie van jezelf te vangen, ben je jezelf op een bepaalde manier aan het framen. Ik ben me daar wel bewust van. Eén van mijn verhalen uit deze bundel heet ‘Badboy’, waarin ik bespreek dat sommige mensen mij als een soort bad boy zien. Dus door dat te herhalen, help ik mee aan het creëren van die mythe. Maar vervolgens haal ik dat beeld over mij volledig onderuit door te laten zien wat die bad boy ook is: labiel, onzeker en bang. Daarmee schets ik eigenlijk ook weer een mythe. Het zijn constant slechts delen van de waarheid die mensen te zien krijgen – een soort avatars. Waar, maar gecreëerd en niet volledig.”

Eerder dit jaar was u middelpunt van een lokaal relletje; na uw optreden op een Katwijkse school schreef de schoolleiding een excuusbrief aan ouder(s)/verzorger(s). Hoe zit dat precies?
“Ik kwam voordragen uit We zeggen hier niet halfbroer, wat juist een heel gevoelig en kwetsbaar boek is waarin ik onder meer op een grappige manier herkenbaar probeer te maken hoe het is om op te groeien, hoe het is om puber te zijn. En hè, ik weet: ik sta voor een groep jongeren die niet per se enorm geïnteresseerd is in literatuur. Dus ik probeer me in hen te verplaatsen; ik wil de literatuur niet nog saaier maken dan het voor de meesten van hen al is. Ik heb onder meer – met nadruk op ‘onder meer’ – een passage voorgedragen over masturbatie, over het experimenteren daarmee.

Niets van aantrekken, meneer! Eindelijk een schrijver die niet saai is!

“Dat was helemaal niet om te choqueren. Dat is natuurlijk gelijk het beeld dat je van mij krijgt – daar heb je hem weer met z’n tatoeages. Maar dat was totaal niet de bedoeling. Toen ik thuiskwam, bleek één leraar er toch aanstoot aan te hebben genomen. Tsja, Katwijk, de zwartekousengemeente is daar nog in leven. Op geen enkele andere school was het een probleem geweest. De schoolleiding schreef een brief naar de ouders met daarin iets als: wij hebben literatuur hoog in het vaandel staan en normaal gaat het allemaal helemaal goed, maar deze keer hebben we een inschattingsfout gemaakt.

“Gelukkig kreeg ik via sociale media allerlei berichtjes van leerlingen die het een hartstikke leuke lezing vonden. ‘Niets van aantrekken, meneer! Eindelijk een schrijver die niet saai is!’”

Klopt het dat u uw eerste boeken achteraf maar niets vindt?
“Ja. Ik heb de neiging om heel snel afstand te nemen van wat ik maak. Zodra een boek af is, wil ik het aan iedereen verkopen, maar al snel stap ik daar vanaf en wil ik eigenlijk dat je m’n volgende boek leest, waarin ik pas écht laat zien wat ik kan.

Jamal Ouariachi zal ook deze bundel wel weer kut vinden.

“Wat betreft mijn eerste boeken, die schreef ik nog bij uitgeverij Lebowski. Lebowski was in die tijd, alweer meer dan tien jaar geleden, een uitgeverij met veel haast — te veel haast. Terwijl, het was goed geweest als ze mij daar wat meer hadden afgeremd. Al vind ik mijn eerste boeken op zich nog wel goed voor de levensfase waarin ze verschenen, en de ideeën erachter nog steeds heel ambitieus.”

‘Een draak van een boek,’ zo luidde een bespreking van uw vorige boek; uw prozastijl werd ‘allerbelabberdst’ genoemd. Gaat deze bundel die kritiek pareren?
“Bedoel je die bespreking van Jamal Ouariachi? Nou, het gaat Jamal Ouariachi in ieder geval niet verbazen; hij zal ook deze bundel wel weer kut vinden. Het gaat hem er namelijk helemaal niet om of hij het boek goed vindt. Het gaat hem om heel andere dingen. Hij heeft persoonlijke redenen, denk ik. Afgunst of verongelijktheid, of omdat hij eruitziet als een gnoom. Ik weet het niet. Hij heeft het kennelijk nodig voor zijn zelfwaardering.”

Ik ben me ervan bewust hoe sneu het is, maar ik kan er niets aan doen.

Welke schrijvers schaart u onder uw vrienden?  
“Rutger Lemm en Lisa Bouyeure.”

Wie zijn uw favoriete Nederlandstalige schrijvers? 
“Marja Pruis, P.F. Thomese, en Gerbrand Bakker.”

Tot slot: op het huis van welke schrijver zou u wel een precisiebombardement willen laten uitvoeren?  
“Op geen enkel huis. Nee, zeker niet, joh; iedereen is een kind van God. Nee, laten we het maar niet doen, anders ontstaat er weer allerlei polemiek en daar heb ik geen zin in. Bovendien, ik ben niet zo haatdragend. Wel moet ik toegeven dat mijn eerste reactie bij schrijvers wier boeken vijf sterren krijgen in de krant meestal is: kut. Andersom, als een schrijver één ster krijgt, ben ik blij. Na twee minuten is die primaire reactie wel weer weg, hoor. Ik ben me ervan bewust hoe sneu het is, maar ik kan er niets aan doen.”

Niets zal ons redden maar een beetje liefde is oké van Henk van Straten verschijnt bij Uitgeverij Nijgh en Van Ditmar.