Spring naar de content
bron: johan kleinjan

Links is rechts en rechts is links

Bij de traditionele politieke partijen regeert dwingende eensgezindheid. Zo staat links tegenwoordig pal achter de Navo en is rechts niet meer vies van een grote overheid. Wat zeggen de termen links en rechts eigenlijk nog? ‘Alle partijen zijn min of meer D66 geworden.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Bina Ayar

Nog niet zo lang geleden stond links voor opstandigheid, voor aanschoppen tegen het ‘rechtse’ gezag. Niet koning, kerk of kapitaal moesten de dienst uitmaken, maar het volk. Inmiddels is ‘het volk’ bij links een vies woord. Sterker, wie het aandurft om kritiek te uiten op de elite of zelfs op megabedrijven als Pfizer geldt als een onfrisse populist. De afkeer van ‘het volk’ is nu een belangrijke scheidslijn in de politiek, schrijft ook oud-PvdA-minister en columnist Ronald Plasterk in De Telegraaf. Voor dat verschijnsel gebruikte hij de eerder door Frankrijk-correspondent Kleis Jager gemunte term ‘prolofobie’; een actieve afkeer van ‘tokkies’, ‘wappies’ of ander volk waar links graag afstand van neemt. Sommige partijen sloten zo al bij voorbaat een lokale coalitie met ‘populistische partijen’ uit. 

Teleurstelling over vervlogen idealen bestaat ook aan de rechterkant. Rechts-liberale kernpunten als een kleine overheid, ruimte voor ondernemers en individuele vrijheid hebben in de woorden van sociaal geograaf, ondernemer en publicist Hans van Tellingen plaatsgemaakt voor een ‘alliantie tussen neocommunisten en het grootkapitaal’. Frisse geluiden zijn vaker nog bij de flanken te vinden, vindt Van Tellingen, die zegt dat het huidige links rechts is geworden en het midden radicaal noemt. 

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

De omkering van waarden in het eenzijdige middenveld levert bij Ewald Engelen, publicist en hoogleraar financiële geografie, eveneens lichte verbijstering op. Linkse ‘oorlogshitserij’, het promoten van restrictieve coronamaatregelen of steun voor bomenkap voor biomassa door GroenLinks zijn voor hem ‘onbegrijpelijk’. Toch heeft hij nog linkse dromen: “De huidige ongelijke toegang tot kennis, macht en inkomen is bij uitstek een klassiek-links vraagstuk.” 

Links is tegenwoordig inderdaad wat ‘prolofobischer’ dan rechts, constateert historicus en politicoloog Coen de Jong. “De gewone man wordt geassocieerd met het vasthouden aan tradities of het eigene. Dat heet al snel ‘etnonationalisme’, dat een vieze bijsmaak heeft. Toch zijn de hedendaagse proletariërs niet per se beter af bij rechts. Eigenlijk neemt niemand het op voor hen. Het debat gaat nauwelijks over ‘echte’ onderwerpen als koopkracht, de verarming van de middenklasse of onder druk staande burgerrechten. De termen links en rechts zijn holle marketingslogans geworden. Rechts meet zichzelf een stoer imago aan. Als je jezelf links noemt, zeg je ermee dat je het milieu belangrijk vindt en lief bent voor je buitenlandse buurman. Of dat in de praktijk ook zo is, doet er dan niet eens toe. Het is zelfidentificatie.”

De hedendaagse proletariërs zijn niet per se beter af bij rechts. Eigenlijk neemt niemand het op voor hen

Coen de Jong, historicus en politicoloog

Officieel behoren partijen tot het linkse of rechtse blok, maar de labels kloppen niet meer, zegt De Jong. “In Gooise ribbroekenkringen doet kritiek op milieubeleid het goed, maar een partij als de VVD staat voor hetzelfde klimaatbeleid als de andere regeringspartijen. Andersom was bijvoorbeeld linkse steun voor de Navo, zoals in de Oekraïneoorlog, vroeger ondenkbaar. GroenLinks komt deels voort uit een pacifistische partij. Nu wordt hard ingrijpen in die oorlog gemarket als ‘menslievend’. En dan krijg je dat Claudia de Breij ineens anti-Russisch wordt.”

Het vervagen van linksrechtstegenstellingen is niet los te zien van mondialisering. “Veel besluiten, voorschriften en normen die het leven van Nederlandse kiezers beïnvloeden zijn voorgekookt in de ondoorzichtige wereld van supranationale organisaties als de WHO of tijdens klimaatconferenties,” schreef De Jong eerder in Wynia’s Week. Paradoxaal genoeg leidt de hang naar global governance tot ‘een wereldregering die per decreet regeert vanuit Brussel of Genève, enigszins vergelijkbaar met hoe imperialistische westerse rijken vroeger verre gebieden bestuurden’, iets waar zelfbenoemde liberalen zich juist graag van zeggen te distantiëren. 

De progressieve liefde voor supranationale organisaties als de EU heeft dan ook weinig te maken met het oude socialistische ideaal van ‘Arbeiders aller landen verenigt u’, zegt De Jong. Linkse partijen zijn nu juist gezagsgetrouw, zegt hij. “Je kunt het je niet meer voorstellen, maar vroeger wantrouwde uiterst links bijvoorbeeld de rechterlijke macht. Een partij als D66 was tegen de elite. Diezelfde partijen reageren nu bijna hysterisch op kritiek op machthebbers, rechters of grote instituties. Dat heet dan al snel populisme.” 

Linkse concepten als solidariteit zijn verweven met het volk, maar ‘het volk’ verruilt arbeiderspartijen vaker voor rechtse alternatieven. Het beeld van de working-class hero is in sommige linkse kringen inmiddels ingeruild voor een te dikke Henk of Ingrid die ‘progressieve’ zaken als transgenderisme en macht aan de internationale instituties onvoldoende omarmt. De Jong: “Klasse is door links ingeruild voor non-issues als wokeness of de transgenderdiscussie, die bovendien in strijd is met de oude feministische agenda. Dat heeft niet geleid tot massale steun voor links onder migranten of homoseksuelen. Kwesties die ook voor migranten belangrijk zijn, zoals welvaart of goede gezondheidszorg, zijn ondergesneeuwd in de politiek correcte retoriek. Migranten stemmen waar ze op willen stemmen en niet op gewauwel.”

Illustratie: Johan Kleinjan

Bij zelfidentificatie hoort ook een anti-identiteit. Het mag onduidelijk zijn wat links en rechts nog inhouden, wat voor velen nog altijd zonneklaar lijkt is dat ze vooral niet links of juist niet rechts zijn. Naarmate de ideologische scheidslijnen vervagen, groeit de behoefte om zich af te zetten. Waar je je vroeger met een mooi horloge kon onderscheiden, etaleren mensen nu vaak hun morele superioriteit, bijvoorbeeld door het oproepen tot een verbod op populistische partijen of tot meer censuur. 

“Wat nogal eens wordt vergeten is dat censuur niet één kant op werkt: het kan zich ook tegen je eigen standpunten keren,” zegt De Jong die in zijn boek Dwingeland – Orwell in de polder met een knipoog onze huidige samenleving vergelijkt met Orwells dystopische roman 1984. “Dwingeland is niet rechts of links. Autoritaire tendensen komen aan beide kanten voor. Burgerrechten, zoals vrijheid van meningsuiting, gaan iedereen aan.” 

Achter de schreeuwerige uithangborden ziet De Jong bovenal leegte. “I support the current thing,” stond er op de meme die ondernemer Elon Musk tweette, doelend op de menigte die icoontjes van vaccins razendsnel verruilde voor Oekraïnevlaggetjes. Ewald Engelen beschreef het exhibitionistische moralisme eerder in een column over de dogmatische omgang met ‘de wetenschap’ in coronatijd. “De op sociale media populaire ‘prikselfie’ is een politiek icoon geworden, dat – net als de regenboogvlag, het mondkapje en de voornaamwoorden hij/zij/hen onder e-mails en avatars – je morele superioriteit demonstreert. In dit geval door je geloof in wetenschap te etaleren.”

Ewald Engelen: “In Nederland is er een enorme behoefte aan consensus. Na de coronacrisis is de oorlog in de Oekraïne aangegrepen voor eenheid. De keerzijde is dat iedereen die dat feestje verstoort moet worden buitengesloten.” Hij merkte dat zelf toen hij een tweet waarin hij de westerse opstelling in de Oekraïneoorlog hekelde na massale ophef moest verwijderen. “Zodra je je buiten de consensus begeeft, word je afgestraft. De bereidheid om naar andersdenkenden te luisteren is heel klein.”

Hoewel de uitsluitcultuur niet uitsluitend links is, valt het op dat de groep die wel ‘bij links mag’ klein is. “De achterban van linkse partijen zijn academisch opgeleide mensen uit voornamelijk de Randstad. De rest, pakweg twee derde van de bevolking, wordt sowieso niet gezien of gehoord in de politiek. Voorheen hadden grote middenpartijen als CDA en PvdA aanzienlijke ledentallen, ze hadden daardoor voeling met de samenleving. Nu de leden wegtrekken, vindt het contact tussen bestuurders en ‘het volk’ via de media plaats, maar ook daar zit alleen de macht aan tafel elkaar te bevestigen in het eigen gelijk.” 

Het verschil tussen de hoogopgeleide laag en de rest doet er ook toe omdat er binnen de universitaire opleidingen ‘socialisatie’ plaatsvindt, zegt Engelen. “Econoom Thomas Piketty noemt het treffend ‘de wereld van de linkse brahmanen’. Het zijn mensen die dezelfde opvattingen delen, dezelfde kranten lezen en zich hetzelfde gedragen. Ze noemen zich vaak kosmopoliet, zijn voor Europese integratie, zien het populisme als een bedreiging voor hun eigen levensstijl en geloven heilig in de heilzaamheid van technocratische expertise.” 

Het neerkijken op mensen buiten de brahmanenkaste beperkt zich niet tot dedain voor praktisch geschoolden. Iedereen die het dominante wereldbeeld bevraagt kan als populist, wappie of extreemrechts worden bestempeld. Dat geldt opvallend vaak juist voor minderheden die hun hokje uit komen, zoals rechtse allochtonen of vrouwen. 

De angst en afkeer van het gepeupel komt deels voort uit het oude idee dat het volk cultureel gezien conservatief zou zijn, denkt Engelen, die ooit lijstduwer was bij de Partij voor de Dieren. “Maar dat klopt niet. Moderne waarden worden breed gedeeld in de samenleving. Bovendien zijn maatschappijbrede problemen als seksisme of racisme niet voorbehouden aan lagere klassen. Anders hadden we in Nederland niet minder vrouwelijke hoogleraren dan in een land als Rwanda.”

Voor Engelen is de tegenstelling tussen links en rechts vooral een economische. “De termen gaan terug naar de Franse revolutie. De voorstanders van het oude feodale systeem stonden rechts in het parlement. Aan de linkerkant stonden de tegenstanders van de standenmaatschappij. Dat was een verschil tussen conservatief en progressief. In latere jaren stond rechts voor de factor kapitaal, terwijl links de factor arbeid vertegenwoordigde.” 

Illustratie: Johan Kleinjan
bron: johan kleinjan

Inmiddels is dat onderscheid eveneens vervaagd: “Na de jaren negentig heeft links globalisering geaccepteerd en is het gestopt met opkomen voor mensen met minder toegang tot hulpbronnen. In de linkerflanken gelden nog wel klassiek-linkse uitgangspunten. Maar ook een partij als de SP was een warm voorstander van de coronamaatregelen waarvan vooral kwetsbaren de dupe waren. Wat de links-rechtsdiscussie verwarrend maakt is het verschil tussen beginselen, partijprogramma’s en beleid. Tijdens verkiezingen gelden de beginselen, maar daarna verdwijnen die naar de achtergrond. Verkiezingen zijn poëzie, maar regeren is proza.”

De prozaïsche werkelijkheid is volgens Engelen een neoliberale orde. In zijn boek Ontwaak! – Kom uit uw neoliberale sluimer beschrijft hij hoe volgens hem in de neoliberale wereld schijnwelvaart, milieuverontreiniging en sterke ongelijkheid heersen. “Met neoliberalisme bedoel ik de ideologie waarin de markt wordt beschermd tegen de welvaartsstaat via de bureaucratie van de staat. Die opvatting van de markt heeft geleid tot enorme schaalvergroting. Zoals gigantische ziekenhuizen en megagrote bedrijven en overheidsinstellingen.” Mkb’ers en burgers trekken in die orde aan het kortste eind, zegt hij. “De bakker om de hoek kan geen afspraken maken met de Belastingdienst. Tegen die grote machtsconcentraties en de ongelijke verdeling van inkomen en kennis ageren zou een klassiek-linkse taak zijn, maar linkse middenpartijen staan nu voor de status quo.”

“In veel opzichten lijkt het huidige links op het oude rechts,” vindt ondernemer en sociaal geograaf Hans van Tellingen, die zijn slapende lidmaatschap van de VVD inruilde voor een bestuursfunctie bij Belang van Nederland. “In de jaren zestig en zeventig streed links voor vrede en de verheffing van het volk. De linkse strijd voor emancipatie was een strijd voor gelijkwaardigheid en vrijheid. Rechts stond toen voor de status quo. Sinds de mars door de instituties hangt links tegen de macht aan. En dat niet alleen: elitair links heeft nu het alleenrecht op ‘de waarheid’. Elk tegengeluid, hoe rationeel ook, wordt in de kiem gesmoord.

“Mensen als Neil Young en Joni Mitchell waren vroeger mijn helden. Nu willen ze afdwingen dat Spotify een podcast verwijdert omdat de inhoud daarvan hun niet bevalt. Het oude links is conformistisch geworden.” 

Zelf was Van Tellingen in zijn tienerjaren ook links: “Ik heb in de jaren tachtig met andere studenten meegedaan met de bezetting van het gebouw van de studiefinanciering. Ik merkte dat in die kringen net zo goed totalitaire ideeën leefden, er was weinig respect voor andersdenkenden. Rond die tijd bezocht ik ook het communistische Oost-Europa. Daar zag ik dat het linkse gedachtegoed tot dictatuur kan leiden en het linkse economische beleid vaak armoede brengt.

“Zonder ondernemers is er in feite geen welvaart. Het MKB is de banenmotor van Nederland. Twee derde van de bevolking haalt zijn inkomen ervandaan.” Inmiddels lijkt het erop dat oude socialisten meer begrip hebben voor ondernemers dan middenpartijen of zelfs zijn vroegere VVD, zegt hij ook. “Veel elitair-linkse mensen halen hun neus op voor ondernemers. Die zijn alleen maar bezig met geld verdienen, denken ze, terwijl het hardwerkende burgers zijn die bijdragen aan de algehele welvaart. Maar ook een partij als de VVD behartigt niet meer de belangen van ondernemers. Tijdens coronatijd werd ondernemen praktisch onmogelijk gemaakt. Voor de klimaatmaatregelen geldt hetzelfde: die treffen voornamelijk ondernemers en het gewone volk.”

Ook andere rechts-liberale idealen zijn verkwanseld, zegt hij. “Onder het mom van ‘gezondheid’ en ‘veiligheid’ grijpt de overheid steeds dieper in het persoonlijke leven van burgers. Alles wordt gereguleerd, terwijl de samenleving gebaat is bij een beetje chaos en creativiteit. Hetzelfde geldt voor de liberale scheiding tussen privé en publiek, die bestaat ook niet meer.” 

Van Tellingen noemt zich nu klassiek-liberaal. “Economisch gezien ben ik gematigd rechts en voor zo min mogelijk bemoeienis met ondernemers. Verder zal het mij een worst wezen of je ho, he of bi bent of welke kleur iemand heeft. In de persoonlijke levenssfeer geldt wat mij betreft honderd procent vrijheid. Toch ben ik mild cultureel conservatief, want ik ben geen voorstander van een grote EU, wat als progressief geldt. Economische samenwerking is prima, maar de EU hoeft van mij geen bestuurlijk-juridische identiteit te worden. We hoeven niet allemaal te versmelten tot gelijkvormige modelburgers.”

Frisse en vrije geluiden ziet hij eerder bij de flanken, zegt Van Tellingen, die het huidige midden radicaal noemt. “Er is niets gematigds aan het coronabeleid, de klimaatregelen of de opdoemende digitale surveillancestaat.” 

Tijdens de coronacrisis sprak hij zich regelmatig uit tegen de coronamaatregelen, wat ertoe leidde dat hij werd gevolgd door de overheid. “Mijn beroep is data verzamelen. Al vrij vroeg in de crisis was het duidelijk dat het sterftecijfer van corona te vergelijken was met een zeer stevige griep, maar ook dat de draconische dwangmaatregelen zinloos waren en meer kwaad dan goed deden. Dat bleek uit tal van studies en was ook bij de regering bekend.

“De manier waarop grondrechten werden geschonden in de coronacrisis doet mij denken aan de DDR. Ook het klimaatbeleid kent inmiddels communistische trekjes. Boeren worden onteigend vanwege stikstofnormen die niet realistisch zijn. De plannen voor een Europese digitale identiteit zijn ook radicaal. Liberale waarden zijn vervangen door een alliantie tussen een grote overheid en het grootkapitaal, zoals techbedrijven die actief meewerken aan censuur of lobbyen voor digitale controlemiddelen. Het gematigde midden is vooral antiliberaal.”

Alle partijen zijn min of meer D66 geworden, om socioloog Willem Schinkel te citeren

Ewald Engelen, publicist en hoogleraar financiële geografie

De antiliberale tendensen laten onverlet dat individuele politici wel integer kunnen zijn of dat er aan de linkerkant eveneens mensen zijn die zich verzetten tegen de toenemende dwang van de staat, zegt Van Tellingen. Bovendien brokkelt het midden ook af. “Ze moeten wel samenklonteren, want een absolute meerderheid hebben ze niet.”

Linksom of rechtsom, in het midden waar rechts en links in de woorden van Ronald Plasterk ‘kluitjesvoetbal spelen’ valt weinig te kiezen, vinden ook Ewald Engelen en Coen de Jong. Engelen: “Tussen partijen als de VVD, PvdA en de ChristenUnie zijn nauwelijks verschillen. Alle partijen zijn min of meer D66 geworden, om socioloog Willem Schinkel te citeren. Maar dan wel zonder het liberale hervormingselan van weleer.” 

De eensgezindheid in ‘het midden’ wordt weleens gezien als noodzakelijk voor ‘stabiliteit’ in tijden van polarisatie. Toch zijn daar vraagtekens bij te plaatsen, zoals politiek journalist Syp Wynia eerder deed. Het midden waait vooral met alle winden mee, schreef hij, doelend op zwalkend beleid rond tal van kwesties, waaronder de AOW-leeftijd. Ook op de noodzaak van uniforme supranationale samenwerking om opeenvolgende mondiale ‘crises’ het hoofd te bieden valt af te dingen, zegt De Jong: “Het probleem van globale technocratie is dat die kan leiden tot een absoluut machtsmonopolie, waarin anders dan bedoeld juist niet de rechten van iedereen worden gewaarborgd.”

Vervagende tegenstellingen tussen rechts en links leveren niet alleen verwarring op, maar ook steeds meer politieke versplintering. “Het jammere van zoveel splinterpartijen is dat kritische geluiden nauwelijks nog doordringen tot het centrum van de macht,” zegt De Jong. Van Tellingen en Engelen zijn optimistischer. Engelen: “Het laat ook zien dat noodzakelijke tegengeluiden zich kunnen organiseren. De technocratische eenheidstaat is niet het onvermijdelijke eindstation.”

Ondanks de orwelliaanse omkering van linkse en rechtse waarden in een Land of Confusion blijven tegenstellingen tussen liberaal en autoritair, arm en rijk, en tussen bestuurders en burgers bestaan. Nieuw zijn die tegenstellingen niet, maar ze zouden genoeg stof moeten doen opwaaien om de leegte te verdrijven.