Spring naar de content
bron: anp

Delphine Lecompte: ‘Ik saboteer mijn eigen succes’

Delphine Lecompte (45) is dichter en columnist. Op 28 april verschijnt haar nieuwe boek Wie heeft Delphine Lecompte vermoord? HP/De Tijd toog naar Brugge om te horen of haar culturele universum net zo eigenzinnig is als haar literaire universum.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

Boeken

“Ik vind het belangrijk dat een schrijver moedig is en controversiële standpunten durft in te nemen. Schrijvers zijn tegenwoordig allemaal zo braaf en kneuterig. Er is weinig lef en branie in de literatuur. Tot mijn grote ergernis sprongen honderden schrijvers en dichters enkele weken geleden op de bres voor Pim Lammers. (Lammers, aangekondigd als schrijver van het Kinderboekenweekgedicht, kreeg doodsbedreigingen omdat hij in het verleden een verhaal over pedofilie schreef – red.) Anton Dautzenberg en ik kregen ook doodsbedreigingen omdat we pleitten voor meer mededogen voor de pedofiele medemens. Waar waren die honderden verontwaardigde mensen toen? Ik heb ze niet gehoord, maar ze nemen het wel op voor die lieve, kleffe, kleurloze jongen die op literair vlak weinig voorstelt. Uiteraard verdient hij het niet om met de dood bedreigd te worden, maar het is ook flauw om te zeggen dat het schrijven van een gedicht je geen doodsbedreigingen waard is, zoals hij heeft gedaan. Je moet het juist als een compliment beschouwen dat fundamentalistische christenen en extreemrechtse zotten aanstoot nemen aan je werk. Het laatste wat je als dichter moet doen is capituleren of weglopen. Ik blijf mijn standpunten verdedigen, omdat ik dat belangrijk vind, zelfs als dat betekent dat ik onder politiebegeleiding naar een lezing moet. Ik houd er nog steeds rekening mee dat er op een dag een gek voor me staat die me iets aandoet, maar dat weerhoudt me er niet van om voor mijn mening uit te komen.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

“Ik heb net uit: Verhalen uit het gekkenhuis van J.M.A. Biesheuvel. Ik heb dat boek heel graag gelezen, omdat de schrijver zelf zo duidelijk onderdeel is van zijn verhalen. Hij schrijft niet met de blik van een buitenstaander, zoals de door mij bewonderde Arnon Grunberg in Thuis ben je, maar met de blik van een ‘gek’ die zelf in een gekkenhuis zit. Ik heb zelf ook enkele psychiatrische opnames gehad en herken veel in zijn weergave. De moeiteloze kameraadschap, bijvoorbeeld. Een stoet aan kleurrijke personages trekt in zo’n inrichting voorbij. Daar is geen maskerade, niemand doet zich anders voor dan hij of zij is, je zit meteen op de kern. Less than Zero van Bret Easton Ellis heb ik samen met mijn moeder opnieuw gelezen. Het is niet zo dat we constant samen boeken lezen, al heeft ze wel een uitstekende smaak, maar bij dit boek leek ons dat leuk. Wat me opviel is dat ik veel minder goed tegen de wreedheid kon dan de eerste keer dat ik hem las. Misschien word ik week, ik weet het niet. Schuld en boete blijft een van m’n favorieten. Ik heb tolk Frans-Russisch gestudeerd uit liefde voor de Russische literatuur, maar de opleiding niet afgemaakt. 

“Sommige mensen hebben de oude Russische schrijvers de deur uit gedaan als statement tegen de oorlog in Oekraïne. Daar begrijp ik helemaal niets van. Dostojevski heeft nota bene in een strafkamp gezeten en wordt nu gecanceld omdat hij in een verkeerd land geboren is. Compleet absurd vind ik dat, net als de ophemeling van alles wat met Oekraïne te maken heeft, trouwens.”

Kunst

“Ik mis de morsigheid, de heftigheid, de verdorvenheid en de aberraties in de kunst van nu. Ik hou van kunstenaars die de grenzen van de goede smaak opzoeken en overschrijden en die gewelddadig zijn of gewelddadige thema’s exploreren. Francis Bacon is daar een goed voorbeeld van. Alleen al zijn levensverhaal: opgegroeid met een militaristische, homofobe vader met een manege die zijn stalknechten geld gaf om zijn verwijfde zoon mores te leren. Het werkte averechts: de kleine Francis vond de stalknechten juist erg prikkelend. Die duistere, tumultueuze jeugd is een vruchtbare voedingsbodem gebleken voor zijn kunst. Er zit zoveel pijn, zoveel donkerte, zoveel rauwheid en zoveel lelijkheid in zijn schilderijen. Je kunt nauwelijks kijken naar een schilderij als Head VI. Die mond, die tanden… Je hoort hem bijna schreeuwen. Joseph Beuys is een andere favoriete kunstenaar. Ook in zijn werk is het weer de lelijkheid die me aanspreekt en ook hier spreekt zijn levensverhaal mij aan. Als piloot is hij in de oorlog neergeschoten. De mensen die hem meer dood dan levend uit zijn wrak hebben gehaald, smeerden hem in met vet en wikkelden hem in vilt om niet dood te vriezen. Die materialen zie je terug in bijna al zijn werk. Beuys heeft zijn leven lang geconfabuleerd. Dat begrijp ik wel, dat is ook helemaal niet erg, dat doe ik zelf ook. Als ik schrijf dat ik als vijfjarige een pedofiele tuinman heb verleid, dan is dat deels verzonnen, al belde m’n moeder wel in paniek op toen ze dat las.

Francis Bacon, Head VI

“Als kind nam mijn moeder mij mee naar musea, waarvoor dank, mama. Ik werd altijd aangetrokken door de lelijkheid en de woestheid en de felle kleuren van de expressionisten. Impressionisten vind ik verschrikkelijk; die schilderen altijd van die snoezige bevallige tafereeltjes. Maar misschien komt het ook door mijn vervelende herinneringen aan dermatologen. Ik had als kind een problematische huid en moest daarvoor vaak naar de huidarts. In elke wachtkamer hing wel een reproductie van een vlinderjacht of picknicktafereel door een of andere impressionist. Zo lieflijk, zo burgerlijk, zo gezapig… De aarde is niet lieflijk en mooi, er zit verrotting in de aarde, letterlijk. Nee, ik hou niet van sentimentaliteit. De enige die met dat soort sentimentele tafereeltjes wegkomt is Vincent van Gogh. Hij was de eerste gekwelde kunstenaar waar ik als kind mee dweepte en dat is ook nooit meer voorbijgegaan. Nog steeds kijk ik op Google Afbeeldingen naar zijn Slaapkamer te Arles. Twee jaar geleden zag ik het schilderij voor het eerst in het echt. Ik was geschokt hoe knullig het is geschilderd. Ik dacht: heb ik hier zo mee gedweept? En toch blijf ik ernaar kijken.

“Ik hou van religieuze kunst. Van de rare psychotische werken van El Greco, en van Het Laatste Oordeel van Jeroen Bosch uiteraard. Een van mijn favoriete schilderijen is Laatste Avondmaal van Gustave Van de Woestyne, de broer van Karel Van de Woestyne. Het is een heel groot schilderij, en lelijk, lelijk! In het midden zit een antipathieke, bleke Christusfiguur. Daaromheen zitten allemaal korzelige, kribbige apostelen. Als het zijn bedoeling was om met dit onvriendelijke werk mensen warm te maken voor de katholieke kerk, dan is hij daar vast niet in geslaagd, maar toch hou ik ervan, omdat het zo stekelig en weerbarstig is. De papeter is ook een schilderij van hem waar ik uren naar kan kijken. Je ziet niets meer dan een droevige oude man, arm ook, echt arm, die met een houten lepel door de pap roert. Vlaamser kan niet. Het schokt mij elke keer als ik het zie. Dat is wat grote kunst moet doen: het moet wringen, op je zenuwen gaan werken. Mensen zijn niet zuiver op de graat. Dat wil ik terugvinden in de kunst. Misschien komt dat door mijn katholieke opvoeding. Op school kreeg ik te horen dat ik bij voorbaat zondig was. Ja ja, dan stapel ik er nog een paar zonden bovenop, ik ben toch al een zondaar. Dat is geestig aan het katholicisme: dat je telkens kunt herbeginnen met zondigen. Even biechten en je kunt weer verder. Vraag maar aan de pedofiele priesters en paters.”

Slaapkamer te Arles, Vincent van Gogh

Theater

“Ik ben geen theaterganger, maar ik lees wel veel toneelteksten, veel meer dan romans. Hier in de kast staat alles van Tennessee Williams, te beginnen met A Streetcar Named Desire. Het is jammer dat hij zo tragisch aan zijn einde is gekomen. Ik weet niet of je het verhaal kent? Hij had een oogaandoening, waardoor hij zichzelf elke avond oogdruppels moest toedienen. Hij had daarbij de gewoonte om het dopje van de flacon tussen zijn tanden te houden en zijn hoofd achterover te smijten. Toen, op een onfortuinlijke avond, waarschijnlijk onder invloed van drank en drugs, is dat dopje in zijn keel geschoten. Henrik Ibsen lees ik graag, Arthur Miller, Shakespeare… Dat is het laatste toneelstuk dat ik heb gezien: The Tragedy of Macbeth van Joel Coen. Het is een film, maar het voelt als theater. Waarom ik graag toneelteksten lees? Ik hou heel erg van dialogen. Ik probeer die altijd heel waarachtig te doen klinken in mijn eigen teksten. Ze moeten niet te netjes zijn. Allee, als het geloofwaardig is, moet het soms een beetje onbenullig zijn wat de personages zeggen, in kromme zinnen, in spreektaal. Het boeit mij altijd hoe toneelschrijvers die dialogen weergeven. Mijn gevoel voor taal is meer linguïstisch dan literair. Ik heb bijvoorbeeld een grote liefde voor de etymologische oorsprong van woorden, maar ook voor mensen met een migratieachtergrond die uitdrukkingen verhaspelen. Hoe ongewild poëtisch dat kan zijn.”

Muziek

“Ik heb last van slapeloosheid en luister in de nachtelijke uren veel naar hairmetal: Guns N’ Roses, Krokus, W.A.S.P., Twisted Sister, Poison… Echt heel erg. De teksten zijn natuurlijk zo misogyn als maar kan, maar ik vind het heerlijk. In 2020 volgde ik een ontwenningskuur en werd alles dof. Ik heb toen de hairmetal opnieuw ontdekt: epische, sonische tapijten die ik nodig had om iets van feestelijkheid en rumoer en woestheid in mijn leven terug te brengen. 

Axl Rose

“Maar ook progrock werd een baken, hoe bombastischer hoe liever: Rush en Marillion op kop. Het is een soort escapisme: de muziek voert je weg naar hogere sferen. Ik vind escapisme overigens geen vies woord. Axl Rose is al heel lang in mijn leven. Toen hij op mijn vizier verscheen, ik was een meisje van twaalf, droeg hij op televisie een witte strakke broek en zong Welcome to the Jungle. Er hing een sfeer van gevaar rond die man en die band. Dat trok me erg aan. Heel anders was dat bijvoorbeeld met Nirvana, waar iedereen in die jaren mee dweepte. Ik vond dat maar niets. Kurt Cobain kon bij mij op de scouting zitten, bij wijze van spreken. Nee, geef me dan maar Axl Rose, die aardbeiblonde rotzak, mijn goddelijke, charismatische, snerende, opvliegende, gehavende en onbetrouwbare rockicoon. Ook hier spreekt zijn levensverhaal mij weer aan. Dat verschrikkelijke verleden van seksueel misbruik, zowel door zijn vader als door zijn stiefvader. Vanuit een achterlijk Hillbilly-gehucht naar L.A., daar in aanraking komen met transseksuelen en mensen met een migratieachtergrond, daaraan moeten wennen. Dat wordt hem nog steeds nagedragen: dat hij racistisch en homofoob is. Hoe verklaar je dan zijn innige samenwerking met Slash? One in a Million is ook wel een heel foute tekst, maar ik begrijp ook waar hij vandaan komt. Hij is opgevoed in een achterlijk, bekrompen en racistisch gehucht, heeft dat verschrikkelijke verleden… Daar stap je niet zo overheen. Ik heb ze helaas nog nooit live zien optreden door mijn agorafobie. Ik hoop dit jaar mee te gaan naar Graspop. Dat zou een overwinning op mezelf zijn. Mijn vriend heeft kaarten, dus dat moet lukken.

“Ik heb mijn nieuwe geliefde bijna vier jaar geleden leren kennen. Ik voer hem in mijn columns vaak op als de voormalige vrachtwagenchauffeur of de versleten ex-trucker. Hij ziet er ook echt wel karikaturaal truckerachtig, redneckachtig uit. Toen ik voor het eerst in zijn beschimmelde huurwoning kwam, zag ik daar een Confederate flag hangen. Ik kende hem al, ik wist dat hij niet racistisch en xenofoob was, en dat die vlag daar hing als ode aan Lynyrd Skynyrd en The Allman Brothers Band. Door hem heb ik die bands ook leren kennen; vooral The Allman Brothers Band spreekt me aan. Ik ben door mijn tedere trucker wel heel erg van hardrock gaan houden. AC/DC kende ik natuurlijk van de bekende nummers, maar ook hun platen met Bon Scott zijn fantastisch, soms verrassend poëtisch en gevoelig. Ze worden vaak afgeschilderd als puberale, hitsige en onnozele jongetjes, ook door dat kostschooluniform van Angus Young, maar daarmee doe je ze tekort. Metallica vind ik heerlijk, solide, robuust. Echt straf dat ze een album maakten met Lou Reed: Lulu. Compromisloos, taai, bizar, legendarisch en onbeluisterbaar. Maar zo moedig van een populaire metalgroep om die samenwerking met de norse opstandige weerspannige dwarse zwartgallige antipathieke Lou Reed aan te durven! Weg van de geijkte paden. Dio, Thin Lizzy en Black Sabbath heb ik ook door de versleten ex-trucker leren kennen, al zal ik die laatste helaas nooit meer live zien, want ze zijn pas gestopt met toeren. Ozzy Osbourne werd te oud.”

Film

“Mijn moeder, die heel gecultiveerd is, liet me als kind kijken naar Fitzcarraldo van Werner Herzog. Ik had al het een en ander in mijn bagage – ik groeide op bij mijn grootouders en zag voor mijn vijfde al alle films van Polanski, Pasolini en Lynch – maar deze film sprak enorm tot mijn verbeelding. Mede doordat mijn moeder vertelde hoe onuitstaanbaar Klaus Kinski tijdens de opnames was geweest. Meestal zijn het de regisseurs die vreselijke tirannen en sociopaten zijn, maar bij deze film was het de acteur. Kinski tiranniseerde de filmploeg zelfs zo erg dat inboorlingen in de jungle waar de film werd opgenomen aan de regisseur vroegen: moeten wij iets ondernemen? Moeten we hem afmaken voor je? Herzog heeft daar later nog een documentaire over gemaakt. 

“En zo maak ik een perfecte overgang naar West Side Story, voor mij ook een baken. Ik zag de originele film voor het eerst in een openluchtcinema in de Provence, gelukkig niet gedubd in het Frans, met de onvergetelijke muziek van Leonard Bernstein en die teksten op Gee, Officer Krupke en America zijn altijd nog geestig, zo snedig, zo ontzettend actueel en relevant. Later hebben ze nog geprobeerd om op plaat een operette-achtige versie te maken met allemaal diva’s, waaronder José Carreras. Het botste gigantisch tussen al die ego’s. Dat spreekt me dan weer heel erg aan. Axl Rose, Klaus Kinski, José Carreras: ik heb een zwak voor diva’s. Ik hou van onuitstaanbare mensen die volharden in stugheid en norsheid. Het is een opvallend kenmerk van grote kunstenaars: ze lijken zo in beslag te worden genomen door hun verschroeiende visie dat alles daarvoor lijkt te moeten wijken. De meeste kunstenaars zijn monsters. Hele vervelende, lastige, onhebbelijke, neurotische mensen.

Fitzcarraldo

“Hoe kun je neerkijken op humor? Dat is ook een grote ergernis van mij. Dat gewichtigdoenerij of ernst vaak wordt aangezien voor intelligentie. Humor wordt gezien als goedkoop vertier, terwijl humor juist het allermoeilijkste is. Je zult nooit een humoristische film een prijs zien winnen. The Marx Brothers? Billy Wilder? Een komedie van Woody Allen? Nooit iets gewonnen. Of mijn poëzie op waarde wordt geschat? Nee, ik heb nog nooit een literaire prijs gehad, wat opvallend is, want er worden er heel wat uitgedeeld. Zou dat snobisme zijn, of omdat ik heb deelgenomen aan De Slimste Mens? Dat laatste denk ik niet, want daarvoor lieten ze me ook al links liggen. Vanaf mijn debuut ben ik vaak geïnterviewd, omdat ik altijd heel openhartig ben over mijn demonen en zelfverminking en psychiatrische opnames. Dat vinden journalisten interessant om over te schrijven en lezers om over te lezen. Ik kan er ook niets aan doen dat ik psychosegevoelig ben en zo’n morsig, zelfdestructief leven heb geleid. Literatuurwetenschappers en mensen die in literaire jury’s zetelen hebben niet graag dat een dichter te veel gezien wordt. Dat is verdacht. Ik word soms afgeschilderd als aandachtshoer, maar ik ben het tegendeel: ik ben een kluizenaar die constant door de pers wordt lastiggevallen. De meeste verzoeken sla ik af. Het komt misschien ook omdat ik mijn eigen succes saboteer. Als ik vind dat een schrijver te pedant, pocherig, hooghartig en zelfingenomen is, zoals Ilja Leonard Pfeijffer, dan deel ik plaagstootjes uit in een column, goed wetende dat mij dat ongetwijfeld zal schaden.” 

Lecompte in het kort

Delphine Lecompte (1978) is dichteres en columniste voor Humo. Ze studeerde enige tijd voor tolk Frans-Russisch maar moest de opleiding afbreken door een opname in een psychiatrisch ziekenhuis. Hierna ging ze enige tijd werken in de bejaardenverzorging. Lecompte debuteerde in 2004 in het Engels met de roman Kittens in the Boiler. Voor haar debuutbundel De dieren in mij (2009) ontving ze de C. Buddingh’-prijs en de Prijs voor Letterkunde van de Provincie West-Vlaanderen. In 2020 maakte Lecompte haar debuut als prozaïste met Beschermvrouwe van de verschoppelingen. Op 28 april verschijnt haar nieuwe boek Wie heeft Delphine Lecompte vermoord? bij uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts.

Met uw donatie steunt u de onafhankelijke journalistiek van HP/De Tijd. Word donateur of word lid, al vanaf €4 per maand.