Spring naar de content
bron: anp

Bij Reinbert de Leeuw ging het altijd over muziek (en soms over bridge)

Max Pam haalt herinneringen op aan zijn oude bridgepartner Reinbert de Leeuw. “Reinbert genoot zichtbaar van de onderlinge onenigheid van zijn illustere tegenstanders.”

Gepubliceerd op: door Max Pam

Afgelopen vrijdag was de herdenkingsdienst voor Reinbert de Leeuw (1938 – 2020). Ik was daar niet bij, want ik ben inmiddels op een leeftijd gekomen dat ik voor begrafenissen en crematies altijd wel een uitvlucht vind om ze te vermijden.

Reinbert de Leeuw heb ik tamelijk goed gekend, niet via de muziek zoals de meeste mensen, maar via het edele bridgespel. Een tijdje ben ik zijn partner geweest op bridgewedstrijden. Hij was een tamelijk goede bridger, zij het net niet van hoofdklasseniveau. In principe deed hij alles wat hij deed met volledige overgave, maar de muziek won het toch altijd van dat bridgen.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Wel had hij een duivels plezier in het spel. Ik herinner dat wij keer aan tafel kwamen te zitten tegenover Hans Kreijns en Bob van Hellenberg Hubar. Ooit was Kreijns wereldkampioen geweest (met Slavenburg) en Van Hellenberg Hubar had op internationale wedstrijden het Nederlands bridgeteam geleid. Twee cracks dus, maar door een stommiteit mijnerzijds die per ongeluk heel goed uitpakte – dat kan in bridge – wonnen wij de wedstrijd. Kreijns sprong woedend op en begon zijn eigen partner uit te schelden, nooit een goed in idee in een spel dat je samen speelt. Ik zat daar wat verbouwereerd naar te kijken, maar Reinbert genoot zichtbaar van de onderlinge onenigheid van zijn illustere tegenstanders.

Hij bridgede trouwens graag tegen echtparen. Die verpesten vaak hun eigen kansen – en hun huwelijk – omdat zij meer dan andere paren gewoon zijn elkaar verwijten te maken. Ik heb wel eens gedacht dat het leedvermaak dat Reinbert daaraan beleefde te maken had met zijn eigen jeugd. Zijn beide ouders waren psychiater en zelfmoord is een tragedie geweest die niet aan zijn gezin voorbij is gegaan. Hij sprak daar nooit over. Naar buiten toe bestond privé eigenlijk niet in het leven van Reinbert de Leeuw.

Werk, daar ging het over! Muziek!

Naar buiten toe bestond privé eigenlijk niet in het leven van Reinbert de Leeuw.

Eén keer heb ik hem paginagroot geïnterviewd, in 1978 voor Vrij Nederland. De kop boven het dat zegt alles over Reinbert: “Ik vind eigenlijk niemand aardig die in mijn ogen slecht werk aflevert”.

Nu ik het interview na al die jaren nog eens overlees, stuit ik op verschillende typisch-Reinbert de Leeuw-uitingen, zoals deze waarin hij zijn ergernis uitspreekt over Theo Olof, toen een beroemd violist.

Er staat: “Een diepe en ongemaskeerde walging maakt zich van Reinbert de Leeuw meester als hij spreekt over Theo Olof, de animator van Hilversum 4. “Aan niets heb ik in de muziek zo’n gruwelijke hekel als aan oppervlakkigheid, leukheid, eigenlijk aan alles wat Theo Olof is. Met zijn column in De Telegraaf en zijn programma’s voor de Tros is hij het gezicht van de klassieke muziek voor alle mensen die niets van klassieke muziek weten. Hij weet natuurlijk wel wat viool spelen is, daar niet van — dat vind ik juist zo onuitstaanbaar, dat iemand die zo’n oliebol is soms nog goed kan spelen ook — maar hij is iemand die de muziek door de modder haalt. Humor in de muziek, dat onbenullige dat is wat ik het meeste in mensen haat. Dan is er een keer op de televisie een programma over klassieke muziek, mag hij het presenteren en dat gebeurt dan op de meest gruwelijke manier met alle mogelijke clichés. In de serie De vrouw achter de componist, maakt hij, terwijl voortdurend kozakken op paarden door het beeld rennen, een aflevering over Tsjaikovski die nota bene een notoire homoseksueel was”.

En: “Olof pakt zijn viool en speelt ook maar alles door elkaar: van Opus Popus tot Bruno Maderna. En Peter Schat zou ook bijna een vioolconcert voor hem hebben gecomponeerd. Stuitend! Olof stond weer eens zoveel jaar op het podium en dan organiseert hij zijn eigen jubileum. Hij heeft Peter toen gevraagd een jubileumstuk te schrijven en Peter ging daar aanvankelijk nog op in ook, maar goddank gaat het niet door. Zo iets is een bron van ergernis tussen Peter en mij. Olof vertegenwoordigt slechts de buitenkant van de muziek en mij interesseren alleen musici die zich zelf kunnen identificeren met de muziek die zij spelen”.

Helemaal Reinbert.

Hij stelde hij hoge eisen aan zichzelf, maar ook aan anderen. Dat leverde verhitte discussies op, die vaak tot diep in de nacht op de Amsterdamse kunstenaarssociëteit De Kring werden uitgevochten. Na een daarvan omschreef Renate Rubinstein hem in haar VN-column als ‘een volkscommissaris’. Dat liet hij niet op zich zitten. Hij drong aan op haar royement en kreeg het voor elkaar dat Renate voor een jaar als lid van De Kring werd geschorst. De avond dat zij terug mocht komen, heb ik haar met een taxi opgehaald van haar huis op de Wallen en haar tot aan de deur van De Kring gebracht. Ze werd met open armen ontvangen, dat dan weer wel.

De arbeidsethos van Reinbert de Leeuw was oneindig. Een keer werd ik opgeroepen door het ziekenhuis. Bij Reinbert was tbc geconstateerd en degenen die met hem omgingen, moesten zich laten controleren. Ik had niets, maar mocht er van Reinbert aan niemand iets over vertellen. Hijzelf ging pillen slikken, hij zou een kuur nemen, zodat hij gewoon kon doorwerken. Dat deed hij ook, maar ik zag wel hoe hij daarmee zijn lichaam sloopte.

Reinbert de Leeuw leefde volkomen naar zijn eigen standaarden, naar zijn eigen normen en waarden. Om muziek te maken heb je andere mensen nodig, maar in hoeverre Reinbert die andere mensen ook voor andere zaken nodig had, is mij nooit helemaal duidelijk geworden. Zo heb ik hem bijvoorbeeld nooit met een vrouw gezien. Opmerkelijk, want beroemde dirigenten en musici zijn doorgaans vrouwenmagneten. Vrouwen cirkelden wel om heen, maar daar had hij eigenlijk niets mee, hoewel hij – naar het schijnt – even verliefd is geweest op Barbara Sukowa. Vanwege haar muzikaliteit ongetwijfeld.

Hij stelde hij hoge eisen aan zichzelf, maar ook aan anderen.

Als ik het mij goed herinner, trok hij zich in 1976 terug met Harry Mulisch, ergens in een fijn hotel in Frankrijk. Reinbert schreef aan de muziek van de opera Axel – Jan van Vlijmen was de tweede componist – terwijl Mulisch het libretto voor zijn rekening nam. Toen zij terug kwamen, vroeg ik aan Mulisch wat zij in Frankrijk deden als zij niet aan de opera werkten.

“In een luie stoel liggen”, antwoordde Mulisch.

“En vrouwen?”

Mulisch hield zijn hand voor zijn kruis en zei: “Daar zit bij Reinbert helemaal niets”.

Vele uren heb ik met Reinbert doorgebracht, niet over vrouwen pratend, maar met de speelkaarten in de hand. Waren er nog geen vier spelers aanwezig om te kunnen bridgen, dan speelden met z’n tweeën gin rummy hollywood style. In die tijd had je niet alleen een brede autoweg over het Museumplein, maar mocht je ook nog parkeren pal voor De Kring op het Leidseplein. Reinbert probeerde dat altijd, of voor de ernaast gelegen bioscoop City.

Op een nacht waren wij weer aan het bridgen, toen wij om zes uur ’s ochtends naar buiten werden geduwd. Geen nood, want daar stond de auto van Reinbert, een Autobianchi, een wat luxere uitvoering van de Fiat 500. Besloten werd het kaartspel in dat autootje voort te zetten. De zanger Tabe Bas en ik wrikten ons op de twee minuscule achterbankjes, Reinbert zette zich achter het stuur. De schaker Donner probeerde op de passagiersstoel te gaan zitten, maar zijn lichaam was te omvangrijk en pas na veel moeite slaagde hij erin plaats te nemen, zij het dat hij zijn portier moest openlaten om zijn benen buiten op het trottoir te kunnen neerzetten.

Toen iedereen eindelijk was gezeten was en we wilden gaan kaarten, kwam de schilder Willem van Malsen langs, die met zijn dronken hoofd een verschrikkelijke smak maakte over het uitgestoken been van Donner. Gelukkig hoefde Reinbert alleen maar gas te geven om Van Malsen naar het ziekenhuis te brengen.

Dirigeren zat er vroeg in, maar werd pas later zijn grote passie.

Vorige maand zag ik Reinbert voor het laatst. We hebben altijd bij elkaar om de hoek gewoond en dit keer zag ik hem in zijn autootje langs de Jumbo rijden. Hij ergerde zich dat hij door de pontificaal geparkeerde vrachtwagen van de Jumbo werd opgehouden, want hij had haast. Ongetwijfeld lagen er thuis nog heel wat partituren op hem te wachten om doorwrocht bestudeerd te worden.  

Dirigeren zat er vroeg in, maar werd pas later zijn grote passie. Tegen mij zei hij in dat interview: “Tot nu toe is het niet mijn ambitie om de klassieke, romantische muziek te dirigeren, maar om zo oud te worden dat je op je tachtigste kwijlend en slijmend iets schitterends kunt laten ontstaan, daar zou ik voor tekenen”.

Reinbert de Leeuw is 81 jaar geworden.