Spring naar de content
bron: ANP

De journalistiek als misleidingsindustrie

Columnist Max Pam breekt deze week een lans voor Midden-Oostenkenner Els van Diggele.

Gepubliceerd op: door Max Pam

Deze week kwam De misleidingsindustrie uit, een boekje van de historicus en Midden-Oostenkenner Els van Diggele. Afgaande op de titel zou je misschien verwachten dat het over de reclame gaat, of wellicht over de politiek, maar dat blijkt niet het geval. De misleidingsindustrie gaat over de Nederlandse journalistiek die zich bezighoudt met berichtgeving over het Midden-Oostenconflict.

Van Diggele meent dat de Nederlandse journalistiek – in het bijzonder die van de NOS en de kwaliteitskranten – een slecht geïnformeerd en eenzijdig beeld geeft van de strijd, die nu al zo lang voortduurt. Ooit was Israël dat kleine dappere landje dat het opnam tegen een vijandelijke omgeving, tegenwoordig is Israël de agressor die tekeergaat tegen die zielige Palestijnse slachtoffers. Beide beelden zitten er totaal naast, aldus Van Diggele. Maar intussen leent de Nederlandse journalistiek wel een gewillig oor aan al die gesubsidieerde lobbygroepen van Palestijnse kant.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Van Diggele spreekt van campagnejournalistiek en die wordt door haar verafschuwd. Zelf ziet zij zich vooral als een koele waarnemer, maar zij kan zeer emotioneel worden, wanneer zij beschrijft hoe zij ongewild bij NRC Handelsblad tot het middelpunt is uitgegroeid van een controverse tussen de chef boeken en de ombudsman.

Hieronder enige gedachten over haar boek: 

In 1966 reisde Renate Rubinstein, de oertante der moderne columnisten, naar Israël. Ze deed dat in het gezelschap van de tekenaar Peter van Straaten, met wie ze ongetwijfeld in alle opzichten een gezellige tijd heeft gehad. Ik weet dat toevallig, omdat mijn vader – die chef buitenland was van Het Parool – elke dag van Peter en Renate een ansichtkaart uit Israël kreeg.

Het waren geen gewone ansichtkaarten. Op elke kaart was een leger van marcherende soldaten afgebeeld, maar dat was in haar heerlijkheid nog niet alles. Die marcherende soldaten waren geen gewone soldaten, maar aantrekkelijke Joodse meiden in uniform, met een spuit op de schouder. Een spuit is een geweer, zeg ik erbij voor de pacifisten onder u.

In Israël bestaat, zoals u weet, ook voor vrouwen dienstplicht en via deze ansichtkaarten kwamen Ben-Goerion en zijn kolonisten daar graag voor uit. Met name Peter meende dat mijn vader dit soort kaarten wel kon waarderen, en dat gold zeker ook voor mij. Het was het laatste jaar dat ik nog bij mijn ouders woonde, dus elke ochtend rende ik opgewonden naar de brievenbus om te kijken wat Peter en Renate ons nou weer hadden opgestuurd. Door die stroom kaarten, heeft bij mij toen het idee postgevat – vermoedelijk een misvatting – dat het aantal Israëlische jonge-meidenregimenten eindeloos moet zijn geweest.

Over hun reis heeft Renate ten slotte twee deeltjes geschreven: Jood in Arabië, Goi in Israël. Die stukken, onder de naam Tamar geschreven, baarde toen veel opzien. Voor eerst zei iemand iets ten gunste van de Palestijnen, overigens toch nog vaak arabieren genoemd. Degene die dat zei was nota bene zelf een Jodin.

Wij spreken hier over de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Inmiddels is de situatie radicaal veranderd. Zeg maar dat de situatie 180 graden is gedraaid. Wie tegenwoordig nog iets ten gunste van Israël zegt, loopt een gerede kans een paria te worden. Joden hebben het tegenwoordig moeilijk in Nederland, ook dat is 180 graden en toen nog eens 180 graden gedraaid. Soms krijgen Joden zo’n christenhond als Gert-Jan Segers op bezoek, die komt vertellen dat hij alles wil doen tegen het antisemitisme. Mooi, maar tegelijkertijd is daar terreurdeskundige Beatrice de Graaf – ook lid van de Gristen-Unie – die er flink van langs krijgt in het boek van Els.

Dat kan ik u al vast vertellen.

Els van Diggele is in de voetstappen getreden van Renate Rubinstein. Net als tante Renate is Els altijd haar eigen gang gegaan en heeft zij zich niets van de publieke opinie heeft aangetrokken. Zulke journalisten zijn zeldzaam, maar hun leven verloopt niet altijd even gemakkelijk. Ze krijgen snel het etiket opgedrukt een querulant te zijn. 

De eigenzinnigheid van Els van Diggele begint aan de basis. Er is een tijd geweest waarin werd gezegd dat je ergens niet geweest hoefde te zijn om er toch over te kunnen oordelen. Dat ergens was dan meestal Zuid-Afrika en er werd mee bedoeld dat je de apartheid als systeem kon afwijzen, zonder dat je ooit een voet op Zuid-Afrikaanse bodem had gezet. In zekere zin was die houding wel te billijken, want de situatie in Zuid-Afrika was tamelijk overzichtelijk.

Aan de ene kant had je de blanken – witten, moet je tegenwoordig zeggen – die eeuwen lang een politiek van onderdrukking voerden en aan de andere kant had je de zwarten die al sinds eeuwen werden onderdrukt. Daar moest politiek en moreel wel een einde aan komen. En dat is ook gebeurd, in elk geval officieel.

Maar dat je ergens niet geweest hoeft te zijn om erover te oordelen, werd op een gegeven een onzinnig dogma. Iedere journalist die over Chili wil schrijven doet er verstandig aan eerst een kijkje te nemen in Chili. Daarna kun je nog altijd dat foldertje van Pax Christi lezen, of naar een praatje luisteren van Dries van Agt – ach, was die man maar bij zijn 49 stoeltjes in de pornobioscoop gebleven! 

Wat overigens geldt voor schrijven over Chili, geldt ook voor schrijven over Zimbabwe, Birma, IJsland of Kalmukkië. En in het bijzonder geldt dat voor wie over Israël schrijft en over de andere landen in het Midden-Oosten. Els van Diggele ging erheen, ging er wonen, ging er rondkijken, als een goj tussen de Joden, als een Jood tussen de arabieren, als een  Palestijn tussen de Palestijnen, als een christen tussen de Joden, als een arabier tussen de christenen. Enzovoort, enzovoort, enzovoort. En wat ze ontdekte was dat het in Israël toch wat anders ligt dan destijds in Zuid-Afrika. Dat al die honderden groepen en volkeren in het Midden-Oosten allemaal ruzie met elkaar hebben, elkaar haten en elkaar onderling haten. Met het oog van de historicus ging zij ter plekke op zoek naar het waarom van de dingen en of misschien ergens toch nog een grassprietje van de hoop groeit.

Die missie was en is niet zonder gevaar en we stuiten hier op misschien wel de belangrijkste karaktereigenschap van degene over wie het hier vanmiddag gaat. Ik bewonder Els haar om haar moed. En niet alleen omdat zij haar werk doet in een van de onrustigste gebieden ter wereld, maar ook omdat zij op het ingeslapen thuisfront de confrontatie niet uit de weg gaat. Haar manier van schrijven zal haar in Nederland niet altijd even populair maken. 

De misleidingsindustrie is daar een uitstekend voorbeeld van. In dit boek gaat zij niet alleen de strijd aan met allerlei anti-Israël-lobbygroepen, maar ook met wat zij noemt de campagnejournalistiek. Die leent zich voor doelen, die worden gezien als goede doelen. Of dat inderdaad goede doelen zijn, is weer wat anders. In elk geval zijn veel goede doelen, doelen die vaak erg in de mode zijn. Maar een journalist moet berichten, zo objectief mogelijk, en niet de wereld willen verbeteren. Daar zijn weer anderen voor.

De standaard van Nederland in het buitenland is in dit opzicht Floortje Dessing, die voor de publieke omroep op reis gaat en tegelijkertijd de grootste propagandist blijkt te zijn van minister Sigrid Kaag. Bij elke nieuwe aflevering waarin Floortje een Nederlandse ambassade mocht bezoeken, ging de vlag uit op Buitenlandse Zaken. Het zou mij niet verbazen als ze daar bij BuZa niet op de een of andere manier flink hebben meebetaald aan die programma’s. Maar misschien is Floortje geen journalist, moet je haar zien als een entertainer, ongeveer zoals Erica Terpstra dat ook was.

Nederlandse televisie, goeie genade.

Maar Floortje en Erica zijn tamelijk onschuldig. Els van Diggele is dat niet. Zij is serieus, vasthoudend en principieel. Journalistiek heeft naast alle positieve eigenschappen ook een aureool van heiligheid, zelfs als het gaat om campagne- of actiejournalistiek. Wie daar vraagtekens bij zet, begeeft zich op gevaarlijk terrein en kan heftige reacties tegemoet zien. Grote kranten hebben een ombudsman die in dit soort zaken als scheidsrechter moet fungeren. Maar de ombudsman vertegenwoordigt ook weer allerlei belangen – van de krant, van de lezers, van de ingezondenbrievenschrijvers en van zijn eigen hoofdredacteur. Zo kwam Els onder vuur te liggen nadat zij een negatieve recensie had geschreven over een boek van weer zo’n gesubsidieerde hoogleraar, Peter Malcontent in dit geval. Die kwam in opstand, want dit had hij zijn wereld van het Palestijnse slachtoffer nog nooit meegemaakt!

Wat te doen? Ik zou zeggen: geef die man zijn ingezonden brief en dat is dat. Maar de ombudsman van de krant begon in een poging iedereen recht te doen ook te schipperen, wat er altijd onafwendbaar toe leidt dat iedereen een beetje gelijk krijgt en ook een beetje ongelijk. Met als absurd resultaat dat de chef van het NRC-boekenkatern, die Els had gevraagd vooral vaker te schrijven, na het ingrijpen van zijn ombudsman liet weten dat hij zich nu voelde alsof hij in zijn eigen portiek aan zijn eigen das was opgehangen. 

Au! Ineens hing de vuile was buiten, en nog wel in het portiek. 

Inmiddels – zo heb ik begrepen – is de zaak in der minne geschikt, maar ik ben toch benieuwd of Van Diggele bij NRC Handelsblad ooit nog eens een boek te bespreken krijgt. 

En hoe het zal aflopen met haar eigen boek?

De presentatie verliep niet helemaal vlekkeloos en maakte meteen duidelijk hoe noodzakelijk dit boek is. Moderator Oscar Garschagen kwam op het laatst niet opdagen. Hij vond het toch allemaal te ongemakkelijk. Vooral tegenover hemzelf, denk ik, want niet iedere journalist is nu eenmaal een held. Michel Krielaars, chef boeken van NRC Handelsblad hield daarentegen wel degelijk een eloquente toespraak, waar ik het overigens ook nog zeer mee eens was. Alleen had hij weer niet zijn naam op de uitnodiging gewild.

Tsja. 

John F. Kennedy heeft eens gezegd: “Journalisten zijn mijn grootste vrienden zijn, maar kranten zijn mijn grootste vijanden.” Het boek van Els van Diggele gaat nu besproken worden door journalisten en gaat afgedrukt worden door kranten.

Ik zal voor haar duimen.