Spring naar de content
bron: anp

En bedankt, Thijs Z.

Frank Heinen kijkt graag naar oude wielrenners en komt tot een stuitende ontdekking. ‘Zo jong, en dan al zo oud.’

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Ik kijk graag naar oude wielrenners. Verval boeit.

Hoe de strijd met de ander langzaam transformeert in een strijd met het eigen lichaam. Hoe ze in hun hoofd nog zijn wie ze ooit waren. Hoe ze vertwijfeld vertellen over hoe hun tests uitwijzen dat ze nog elk jaar beter worden, maar dat geldt kennelijk nog meer voor de tegenstand. De meeste oudere wielrenners voorzien hun betogen over hun eigen onverwoestbare lichaam van subtiele zinnetjes over angst, en spanning, en zorg. Oudere renners zeggen de sport elk jaar gevaarlijker te zien worden, al kan het ook zijn dat ze elk jaar beter zien hoe gevaarlijk de sport altijd al was.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

In het wielrennen bestaat er niet zoiets als ‘stoppen op je hoogtepunt’. Het fundament van de sport is het krankzinnige doorzettingsvermogen van de renners, een volharding die ze tot ver voorbij hun eigen realiteitszin voert. In de koers ga je door tot je niet meer kan, en dan ben je ongeveer op de helft van de race. En dus gaan alle grote renners door tot het niet meer gaat, tot ook de laatste incompetente teammanager er niet meer in gelooft, tot de kleinste wedstrijd een te grote opgave is geworden.

Als ik naar oude wielrenners kijk, fantaseer ik me even jaren jonger dan ik me meestal voel.

In de koers ga je door tot je niet meer kan, en dan ben je ongeveer op de helft van de race.

Sommige oudere renners gaan elegant achteruit. Dat is een genoegen om te zien. Philippe Gilbert gleed traag weg uit de aandacht, Vincenzo Nibali ook. Jakob Fuglsang rijdt nog tenminste twee jaar langer door, in de aftakelploeg van Israel – Premiertech, zonder dat iemand dat lijkt te kunnen schelen. Ik verheug me buitengewoon op Bauke Mollema, nu nog een toprenner op leeftijd. Mollema zal nog minstens vier jaar zal blijven fietsen en elk van die vier jaren zal hij een beetje taaier, een beetje taniger, een beetje gegroefder voor de dag komen, steeds ietsje minder vaak vooraan, steeds ietsje trager in de eerste aanzet, net zo lang tot je vergeet dat-ie meedoet. Voor wie houdt van hoekige worstelingen, is er het stoppen van Alejandro Valverde. Valverde verzet zich nog dagelijks tegen zijn zelfgekozen pensioen. Hij stopte aan het eind van 2022 maar dook vorige week bij de ploegpresentatie van zijn oude ploeg gewoon weer op, in tenue. Niemand van zijn oude maten durfde hem te vertellen dat hij niet welkom was. Hij oogde afgetraind, en het bericht dat hij weer begint met wedstrijden rijden, kan onmogelijk lang op zich laten wachten. En waarom zou Valverde er ook mee ophouden? Als Oscar Sevilla (46) nog een jaartje door kan gaan in Colombia – samen met Miguel Angel Lopez – en Francisco Mancebo (46) nog de ene ereplaats na de andere bij elkaar rijdt, waarom zou hij dan in hemelsnaam stoppen? Wat moet een wielrenner die niet meer wielrent?

Mancebo staat overigens pas op plek drie in de ProCyclingstats-lijst van Oldest Riders voor het seizoen 2023. Boven hem: twee renners van vijftig, allebei actief voor een Nieuw-Zeelandse ploeg. Dan Aponik. Derek Horton. Allebei afkomstig van het Micronesische eiland Guam. (Ook de nummer vier van de lijst, Peter Lombard, komt van Guam. Wat gebeurt daar, in Micronesië? Is daar een herintredersregeling ingesteld? Bereiken mensen daar pas rond hun vijftigste hun fysieke toppunt?

En dan krijg ik een hartverzakking 

11. Thijs Z.

Een teken van vorderende gekte: je leest een bericht dat niets met jou te maken heeft en je kunt het alleen maar op jezelf betrekken. Iets dergelijks overkwam me toen ik dit weekend las dat Thijs Z. weer wielrenner wordt. Hij gaat komend seizoen rijden voor Beat Cycling.

Thijs Z. is 42 jaar. Hij heeft kinderen. Hij schrijft talloze stukken, onder meer voor Bahamontes, hij reist stad en land af achter het peloton aan, schrijft boeken, zet zich in voor meer beweging voor jongeren, praat talloze podcasts vol en dregt in zijn vrije uurtjes nog wat oude dopingzaken op uit de muffe wielerpoel. Alleen zijn werk tot je nemen is al een parttime bezigheid. En nu gaat hij weer fietsen. Zijn profloopbaan, die zich zal toespitsen op het ‘gravelen’, doet-ie erbij.

Ik hoef niet voor de spiegel te gaan staan om vast te stellen dat ik vergeleken bij Thijs Z. een pudding ben, een pudding die nog geen contract bij een banketbakkerij zou afdwingen.

Alleen van het lezen van het bericht ben ik al buiten adem.

Zelf ben ik 37. Ik heb geen kinderen. Ik schrijf talloze stukken, onder meer voor Bahamontes, ik schrijf boeken, zet me in voor meer beweging voor mezelf, praat talloze podcasts vol en volg in mijn vrije uurtjes alles wat Thijs doet. Waarom heb ik er geen profloopbaan naast? Waarom neem ik genoegen met een zondagmiddagwandeling? Bij het nieuwsbericht over Thijs Z. en Beat staat een portret van de nieuwe aanwinst. Een smal gezicht, dunne armen. Geen gram te veel. Ik hoef niet voor de spiegel te gaan staan om vast te stellen dat ik vergeleken bij Thijs Z. een pudding ben, een pudding die nog geen contract bij een banketbakkerij zou afdwingen. Was me eerder niet zo opgevallen. Ik dacht: ik beweeg voldoende. Ik dacht: ik eet redelijk gezond. Ik dacht: ik doe genoeg. Zelfs een verhuizing naar Guam kan hier niets meer aan redden.

Ik kijk naar Thijs Z., en realiseer me wat ik ben. 

Een pudding. Een zoutzak. Een rolpoef.

Zo jong, en dan al zo oud.