Spring naar de content
bron: anp

Wilco Kelderman en de onvermijdelijke winst van een vermijdelijk verlies

Wilco Kelderman werd derde in de Giro d’Italia. Frank Heinen: “Dat hij niet won, lag uiteindelijk meer aan de kracht van de tegenstand dan aan de eigen tactiek. Toch had Wilco Kelderman de Giro van 2020 kunnen winnen.”

Gepubliceerd op: door Frank Heinen

Geen mens zo alleen als een wielrenner, tussen de vorige en de volgende berg, terwijl linksboven hem op het scherm de teller oploopt.

Weer een seconde, en weer één, en nog drie. Bomen die geen beschutting bieden, asfalt dat aan je wielen zuigt en nergens toeschouwers.

Donderdag 22 oktober 2020 won Wilco Kelderman de roze trui, maar verloor hij de Giro d’Italia. Het gebeurde niet in de beklimming van de Stelvio, maar in de afdaling. Op één heel specifiek moment. Iedereen zag het. De auto van de ploegleiding, de auto van waaruit hij bemoedigende woorden had verwacht trok op, liet hem achter in het heden en scheurde naar voren, waar de toekomst reed.

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Kies een abonnement

Wilco Kelderman hield het bij een eenvoudig wegwerpgebaar. Daarna kwam het tellertje linksboven pas goed op stoom. Achteraf was het misschien een ingreep van de Italiaanse regisseur, die alvast voorsorteerde op het onvermijdelijke: de instorting van Wilco Kelderman. 

Er viel niets meer aan te doen. Kelderman hees zichzelf naar de top, wrong zich uit en haalde roze. Twaalf seconden had hij nog over, op twee renners die duidelijk zijn meerdere waren geweest. Blij-beteuterd stond hij even later op het podium: hoe iets waar je zo lang over hebt gefantaseerd er in werkelijkheid zo totaal anders uitziet. Een zege met alle kenmerken van een dramatische nederlaag. 4-0 winnen, maar op doelsaldo tweede worden. Een boterham met oude kaas en appelstroop eten, en dat dan al je vingers kleverig worden.

Keldermans gelaat oogde nog net wat bleker onder dat obsceen roze roze. Het was de grauwige kleur van iemand die geen watt meer in zijn benen heeft, en die opziet tegen de avond als een VWO6’er tegen het feestelijke etentje ter ere van zijn achttiende verjaardag, denkend aan het Centraal Schriftelijk Wiskunde van morgen, waarvoor hij niets heeft geleerd. Het lijkt me verdraaid lastig proosten met iemand die van je wegrijdt.

Wilco Kelderman werd, voor een woord of zeshonderd, zoon van conceptueel kunstenares Wannapijn Kelderman – Grantholt en Hans-Joris Kelderman, vertegenwoordiger in schoensmeer en lange vingers

Ik ken Wilco Kelderman niet. Toen hij me voor het eerst opviel, in een Giro net na de Middeleeuwen, besloot ik dat ik iemand die ik niet kende iedere gewenste achtergrond kon geven. Zo werd Wilco Kelderman, voor een woord of zeshonderd, zoon van conceptueel kunstenares Wannapijn Kelderman – Grantholt en Hans-Joris Kelderman, vertegenwoordiger in schoensmeer en lange vingers. Diezelfde avond ontving ik een bericht van Bram Tankink, die destijds ook in die Giro reed. Het was een foto van Kelderman, aan het diner, vermoeid gezicht, haar in de war. Hij lachte. In zijn hand hield hij twee lange vingers.

Sindsdien gun ik Wilco Kelderman alles – en meer nog dan dat. Het is vreemd hoe dat werkt in je hoofd: zijn eeuwige pech lijkt onrechtvaardiger dankzij al het talent dat er met die pech verloren dreigt te gaan. Een renner met weinig talent wordt over het algemeen minder beklaagd als hij voor de zoveelste keer valt, terwijl: die heeft dubbel pech. Én vallen én geen talent dat maakt dat elke val een omissie van het lot lijkt, maar in plaats daarvan een soort verdiende loon voor aangeboren incompetentie. Met elke volgende Kelderman-schuiver schoof iedereen die van wielrennen houdt een beetje mee. Wilco Kelderman werd die vermeend geniale zanger uit een vriendengroep die op elke karaokeavond net zo lang wacht tot het juiste nummer voorbijkomt dat op een gegeven moment het licht aangaat.

Aan talent kun je niets doen. Je kunt er hoogstens niets mee doen. Maar dan nog héb je het. Je wordt ermee geboren, zoals met een moedervlek op je neus. Wie geboren wordt met talent om te fietsen en vervolgens gaat fietsen, fietst vaak net wat harder dan de rest. Dat is meegenomen. Vaak wordt vergeten dat op de bagagedrager van dat talent ook de verantwoordelijkheid zit om die aanleg tot de laatste druppel uit te persen. Soms kan het idee van die verantwoordelijkheid zwaarder wegen dan het talent je lichter doet trappen. En als het lot dan ook nog eens in het nadeel waait, kom je op een gegeven moment nauwelijks nog vooruit. Of het enorme talent dat bij Wilco Kelderman al van kinds af aan in dunne straaltjes van hem afliep hem vooruit hielp, of juist tegenwerkte, is lang onduidelijk gebleven.

Altijd als Wilco Kelderman voor de camera verscheen, moest er iets uitgelegd worden dat onmogelijk uit te leggen viel. Hoe kon hij, met zijn talent, zijn stijl, zijn zijn in hemelsnaam lossen/vallen/afhaken/knecht spelen? Altijd waren er achterstanden die moesten worden ingelopen, trajecten die langzaam moesten worden opgebouwd, verklaringen die dienden te worden gezocht. Een loopbaan als een gemeen oplopend tussenstuk tussen twee bergen, zonder hulp. Wat gebeurde er met al dat talent, dat dan wel in hem zat, maar dat in feite toch ons allemáál toebehoorde? Werd het wel nuttig besteed? Kon er geen valcursus worden ingericht, kon Emile Ratelband hem niet een middagje over hete kolen laten fietsen om zijn zelfvertrouwen te laten harden als vochtig cement in de zon? En met ieder interview, met iedere nieuwe val, met iedere breuk en revalidatie, met ieder nieuw verwachtingspatroon (dat leek op het vorige) werd de geestelijke weerstand van Wilco Kelderman een beetje verder uitgerekt, als een elastiek.

Op donderdag 22 oktober, in de afdaling van de Stelvio, was het moment dat dat elastiek terugschoot, precies op het moment waarop de ploegauto Wilco Kelderman achterliet. De ploeg die altijd zo gepreoccupeerd is met een prachtige toekomst leek even vergeten dat het heden minstens zo veel belofte in zich droeg.

Een renner met weinig talent wordt over het algemeen minder beklaagd als hij voor de zoveelste keer valt, terwijl: die heeft dubbel pech

Even leek Wilco Keldermans geestelastiek voorgoed gebroken, maar al gauw begon het rekken weer van voor af aan. Het deed me, qua veerkracht, denken aan Wile E. Coyote die in een ravijn lazert, tachtig meter naar beneden, in een ondiep plasje terecht komt, met zijn kop op de bodem terechtkomt en in één moeite door omhoog springt, tachtig meter de lucht in en zijn achtervolging op Roadrunner vervolgt. 

Het was onvoorstelbaar. Maar het was wel te laat.

Hoe je het ook wendt of keert: Wilco Kelderman was niet de beste renner in de Giro van 2020. Er was zelfs vermoedelijk geen enkele etappe waarin hij de beste was, al leek het een paar keer niet veel te schelen. Op de beslissende en meest zichtbare momenten was hij zelfs duidelijk minder sterk dan een ploeggenoot, wat problematisch is, maar niet fataal hoeft te zijn – de wielergeschiedenis zit vol met kopmannen-met-stiekem-sterkere-knechten. En dat hij niet won, lag uiteindelijk meer aan de kracht van de tegenstand dan aan de eigen tactiek. En tóch. Toch had Wilco Kelderman de Giro van 2020 kunnen winnen.

In tegenstelling tot wat veel mensen denken geeft het eindklassement van een grote ronde lang niet altijd de precieze verhoudingen van de krachten van de renners weer. Geloof, steun, strategisch aangewende gulheid, tactisch inzicht, doortastendheid, een heldere hiërarchie, flexibiliteit en geluk spelen allemaal een rol en kunnen stuk voor stuk doorslaggevend zijn. Ik geloof niet dat Kelderman met hulp van Hindley geen tijd had verloren. Ik geloof ook niet dat Hart harder had gereden als hij Hindley niet aan zijn wiel had gehad. Ik geloof wel dat je hard moet zijn in topsport, tot het moment aanbreekt dat zachtheid tot een beter resultaat leidt. De leer van de logica gaf Sunweb donderdag gelijk, de leer van de empathie kreeg het zondag. Moraal in het wielrennen bestaat niet, tot het je live op tv, tussen de vorige berg en de volgende, onherroepelijk in de schoenen zakt.

Ooit komt Wilco Kelderman nog eens vooraan in een grote ronde, daar ben ik sinds deze Giro volkomen van overtuigd. En ook dan zal hij op een zeker moment alleen komen te zitten. En dan zal hij het halen, omdat-ie nooit meer allener zal zijn dan hij was op donderdag 22 oktober 2020, ergens tussen de vorige en de volgende berg.