Spring naar de content

Een spaniel op een step

Typeringen verzinnen voor de VPRO kan leuk zijn, maar het probleem van de omroep los je er niet mee op.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Kuitenbrouwer

Het moet even slikken geweest zijn voor Irene Costera Meijer, de goeroe die de VPRO onder behandeling heeft, toen ze HP/De Tijd van twee weken geleden opsloeg. Behalve van mij krijgt ze in datzelfde nummer ook van Ron Kaal nog eens de wind van voren. Kaal besprak het werk van drie Nederlandse mediagoeroes: tijdschriftendokter Rob van Vuure, dagbladentrainer Leon de Wolff en Costera Meijer, momenteel actief als VPRO-therapeut. (Een van de vragen die zij VPRO’ers voorhoudt is: Stel, de VPRO was een huisdier (transportmiddel, weertype, et cetera), wat voor huisdier (et cetera) zou hij dan zijn? Dit wordt ook wel het Waarheidsspel genoemd, waarbij het de bedoeling is om aan de hand van de gegeven typeringen te bepalen over wie aan tafel het gaat. Dat kan leuk zijn. Wat er de zin van is om eerst vast te stellen waarover het gaat en dan de antwoorden erbij te geven, is mij nooit helemaal duidelijk geworden.
 “Oké! Dus jij zegt: ‘De VPRO is een spaniël op een step in de mist.’ Heel goed!”

Kaal zou Kaal niet zijn als hij het werk van deze drie mediagoeroes serieus nam. Als De Wolff een rekenfoutje maakt, heet het meteen dat hij ‘niet tot honderd kan tellen’. Nagevolgde ideeën heten meteen ‘gepikt’. ‘Eigentijdse regenmakers’, dat zijn het, meent Kaal. Zelf typeerde ik Costera Meijer als ‘linksdraaiende kwakzalver’, maar achteraf was ik niet helemaal gelukkig met die woordkeus, moet ik toegeven. ‘Kwakzalver’ heeft iets kwaadaardigs, en aan de goede bedoelingen van Costera Meijer lijkt mij geen twijfel, dus zoiets als ‘regenmaker’ is inderdaad beter. Maar om Van Vuure, De Wolff en Costera Meijer over één kam te scheren, zoals Kaal doet, dat lijkt me unfair. Met behulp van een aantal kunstgrepen, deels zelf bedacht, deels ‘gepikt’, heeft Rob van Vuure een aantal tijdschriften nieuw leven ingeblazen, dus als iemand recht van spreken heeft over hoe tijdschriften werken, dan is hij het. Leon de Wolff heeft jarenlang in de journalistiek gewerkt, bij de Haagse Post, bij NRC Handelsblad, en traint oud-collega’s in iets dat ze verleerd zijn of überhaupt nooit geleerd hebben: zich te verplaatsen in de lezer. Wat is daar mis mee?

Abboneer op een lidmaadschap

Flinke korting op een digitaal jaarabonnement

Sluit nu voordelig een abonnement af en maak kennis met de journalistieke kracht van HP/De Tijd. (Op elk moment opzegbaar.)

Word abonnee

Zoals Kaal zelf al opmerkt: het gaat hier om ambachtelijke technieken en principes die deels al heel oud zijn (‘denk aan den lezer’) en deels een antwoord proberen te geven op veranderingen in het medialandschap. Wat kan daar tegen zijn? Als Ron Kaal docent Journalistieke Vaardigheden was (zo heet dat op de School voor de Journalistiek), wat zou híj zijn studenten dan voorhouden: doe maar wat? Oudgedienden in de journalistiek hebben de neiging de vernieuwingsprojecten die her en der gaande zijn te zien als bijl aan de wortel van een kostbaar, onvervangbaar cultuurbezit, maar zij vergissen zich. Dat klassieke journalistieke ambacht, waar denken zij dat dat vandaan komt? Wat is dat anders dan het antwoord op de veranderende cultuur van tóen, al was het maar door de uitvinding van de drukpers, de stoommachine, de telegraaf, enzovoorts? En wat was, is en zal altijd de gouden regel van alle journalistiek zijn? Wees bondig en boeiend.

Cultuurpessimisten maken de denkfout dat de nieuwe technieken die nu ontwikkeld worden een vorm van dumbing down zijn, maar dat is onzin. Want Costera Meijer mag niet de papieren hebben om te doen wat bij de VPRO zou moeten gebeuren, en het zou de eer van die club misschien te na moeten zijn om zo iemand binnen te halen – zij doet wel onderzoek. En wat heeft zij onder andere ontdekt? Dat jongeren een programma als NOVA juist te oppervlakkig vinden, van te weinig niveau, te traag. Ze willen het best allemaal weten, maar dan wel een beetje vaardig en efficiënt verteld, alstublieft. Het probleem van de kwaliteitsjournalistiek is niet dat het allemaal te ingewikkeld is, zoals de doemdenkers beweren, maar dat de retorische kwaliteit onder de maat is. Door de overvloed aan hoogwaardige informatieoverdracht, of het nu soaps, sitcoms, videoclips, games, websites of chatrooms zijn (maar vergeet ook de kwaliteit van Harry Potter niet), zijn we verwend geraakt, en moet de stadsverslaggever van RTV Noord Holland concurreren met het schrijversteam van Friends, en die weten dat je niet eerst in een voice-over moet vertellen wat er gebeurd is, om de hele toedracht vervolgens nog eens opnieuw te laten opdreunen door een hakkelende wachtmeester van dienst, zodat in minuut drie nog steeds geen informatie is toegevoegd aan wat we in seconde twintig al wisten.

Dát is het probleem van de moderne journalistiek. En de publieke omroep die hier misschien nog wel de meeste last van heeft, is de VPRO. Bijna alles duurt drie keer te lang. Er lijkt een taboe te rusten op de voice-over. Gevolg: alle informatie moet uit het beeld komen. Duurt eindeloos. Nieuwsgierige, intelligente mensen kunnen daar niet tegen, terwijl die toch de doelgroep van de VPRO vormen. De oplossing van het probleem van de VPRO is niet dumbing down, maar juist smarting up. Dat ze dat kunnen leren van iemand zonder enige ervaring op het gebied van radio, televisie en journalistiek, lijkt me uitgesloten. Dan zijn ze met een Rob van Vuure of Leon de Wolff beter af.