Spring naar de content
bron: HP/De Tijd & desbetreffende uitgeverijen

De 100 beste boeken die u nooit heeft gelezen (7)

Wat is het beste boek dat niemand heeft gelezen? Net als voorgaande jaren vraagt HP/De Tijd aan in totaal honderd literatoren welk boek zij willen toevoegen aan deze bescheiden canon van het vergeten boek.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Nick Muller

52. Negen levens (2005)
Robert Anker (1946 – 2017)

K. Schippers: Negen levens (2005) hoort om de overvloed bij Het Evangelie van O. Dapper Dapper (1973) en Het Boek Ik (1952). Hermans’ evangelie is een surrealistische tekenfilm, Schierbeeks ik-taal overstroomt het land, de levens van Robert Anker blazen een onderwerp buiten zijn omheining.
Hij speelt als Dexter Gordon, Wardell Gray, zo’n naar alle kanten uitwaaierende tenor-saxofonist, voor wie de melodie er allang niet meer toe doet. Rob Anker zat bij de fanfare.
In het voorwoord heeft Anker het over de fles van zijn jeugd waarin alle kleuren, smaken, kleuren, geluiden, moet je ‘m schudden en dan krijg je dit in het Westfriese Oostwoud, twaalf kilometer van Hoorn. Wat?
De zintuigindruk die maar kort geloof hecht aan zijn eigen vondsten, ongeveer wat je vergeet, omdat het er toch niet doet. Hier blijft het bewaard. Sla het maar open, hindert niet waar, je ruikt het, blz. 32, nootmuskaat en peper, kaneel wekt een soort heimwee, kruidnagel wild, ‘het beeldloos visioen van een verte.’

53. Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken (1928)
Felix Timmermans (1886 – 1947)

Boudewijn van Houten: Zeg in literair gezelschap in Vlaanderen nooit dat u waardering voor Felix Timmermans hebt: u wordt in de Schelde gegooid. Zeg liever dat u een hoge dunk hebt van Louis Paul Boon en u wordt op handen gedragen. Toch kon Timmermans schrijven. En tekenen. Net als Jan Wolkers begon hij als beeldend kunstenaar.
Na een depressie en een gevaarlijke operatie kiest hij voor levensvreugde, wat het unieke Pallieter oplevert, dat een wereldsucces wordt.
Daarna schrijft hij veel, mogelijk te veel. Er is genoeg flauws bij om Timmermans af te kraken. Dan wordt hij na afloop van de Tweede Wereldoorlog ook nog van ‘culturele collaboratie’ beschuldigd en flink vernederd, doordat hij in Duitsland, waar hij graag vertoefde en voordrachten hield, ook nog een prijs in ontvangst had genomen (een maand nadat deze zaak geseponeerd is, zal hij sterven).
Tot overmaat van ramp raakt hij bovendien bevriend met Anton Pieck die hij nota bene zijn werk laat illustreren. Ja, ik geef het u te doen Timmermans te verdedigen. Maar hij tekende even poëtisch als Pieck het kitscherig deed.
En daarom kies ik graag zijn roman Pieter Bruegel, zoo heb ik u uit uwe werken gerooken als een ten onrechte vergeten boek. Het gaat over een schilder en bovendien illustreerde Timmermans het met een massa plaatjes die een Vallotton-achtige eenvoud en charme hebben. ‘Het sneeuwde nog altijd dun en fijn, alsof de grijzen hemel wierd afgevijld.’ Zulke taal. Tragisch is dan weer dat de Nederlandse uitgever Van Kampen veel van Timmermans prachtige Vlaamse idioom onderdrukte en dat de oorspronkelijke manuscripten verloren gingen.

54. Zonder trommels en trompetten (1973)
Jeroen Brouwers (1940)

Auke Hulst: Jeroen Brouwers zelf is verre van vergeten – sterker, hij publiceert nog met veel succes en ouder werk verschijnt nog steeds in nieuwe jasjes – maar over deze novelle wordt te weinig gesproken. Terwijl deze ‘markante anekdote uit het leven van Jeroen Brouwers, door hemzelf verteld’, zoals de ondertitel luidt, de samengebalde essentie van Brouwers’ werk bevat: herinnering, de dood, een fascinatie voor zelfmoord en voor de literatuur, die voor Brouwers onlosmakelijk met het leven verweven is. Natuurlijk verteld door een man alleen die in deerniswekkende omstandigheden jenevertranen plengt, het nodige te (wee)klagen heeft, maar dat doet in een flonkerende stijl, die tegelijk barok is en geen woord vermorst, en ook – niet onbelangrijk! – de nodige lucht en humor bevat. In dit geval treffen we Brouwers aan in een krakend en lekkend boshuisje. We nemen kennis van de dood van zijn kat Carrabas, een verlies dat de deur opent naar herinneringen aan de zelfmoord van een goede vriend, en naar een verlangen naar een meisje ‘dat zo mooi is als de dood’. En dat alles gebracht vanuit een geestgesteldheid die de grens tussen hallucinatie en werkelijkheid poreus maakt. Een foutloos, tijdloos en onmisbaar boekje.

55. Rood paleis (1936)
F. Bordewijk (1884 – 1965)

L.H. Wiener: De angst voor chaos en verval en de daarmee samenhangende noodzaak tucht en orde na te streven, vormt de complementaire tweedeling in de persoonlijkheid van de auteur F. Bordewijk, die deze gesteldheid voor het eerst vorm gaf in de levensvisie van schoolhoofd Bint uit de gelijknamige korte roman, waarvan de eerste druk verscheen in 1934, met de dreiging van het naziregime en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in het verschiet. Een dreiging overigens die een onterechte verdenking op het gedachtengoed van Bordewijk heeft geworpen.
Zeventien jaar later, in 1951, verhief Bordewijk dit thema opnieuw tot grote hoogte in Rood paleis, een bordeel aan de Passeerdersgracht te Amsterdam, waar de habitué Henri Leroy zijn nachtelijk heil zoekt. Leroy is de belichaming van de zichzelf complementerende persoonlijkheid, enerzijds de naar buiten tredende door en door fatsoenlijke en stijlvolle gentleman, cultureel geschoold en met een verfijnde smaak en anderzijds de romantisch-decadente hedonist voor wie het onbelemmerd bevredigen van ieder lustgevoel lokt als een levensvervulling. Hij doet in deze hoedanigheid denken aan Lord Henry uit Oscar Wildes The Picture of Dorian Gray en zijn naam zou weleens geen toevalligheid kunnen zijn.
De handeling in Rood paleis voltrekt zich aan het begin van de vorige eeuw met als filosofisch perspectief het verstikkende fin de siècle-gevoel: het geloof in een toekomst die door de ontwikkeling van wetenschap en techniek alleen maar beter worden kon en anderzijds de fascinatie voor verval, decadentie en dood. Een geestelijke gesteldheid waaraan Bordewijk zelf in hoge mate onderhevig was. In deze meesterlijke roman verschuiven metamorfosen voortdurend in groteske vormen over en door elkaar heen en maken zo de werkelijkheid onkenbaar. Het ‘rode paleis’ blijkt niet levensvatbaar en gaat uiteindelijk in vlammen op, waarbij het transformeert tot een dier ‘met rode ribben en een skelet’, terwijl Henri Leroy versteend achterblijft als een gebouw ‘met twee rode markiezen’.
In de vlammenzee die het gedoemde gebouw in de as legt, ‘een fuga van vuur’ in de woorden van Bordewijk, kondigt zich de wereldbrand van de Eerste Wereldoorlog aan, waarin het fin de siècle-gevoel haar definitieve voleinding vindt.
Rood paleis vormt naar mijn stellige overtuiging het literaire hoogtepunt in het oeuvre van F. Bordewijk.

56. Kind in de buurt (1972)
Willem Brakman (1922 – 2008)

Vincent Schmitz: Het is alweer tien jaar geleden dat Willem Brakman stierf, de tot zijn dood uiterst productieve schrijver van een uniek oeuvre, waarin hij zowel volstrekt eigen variaties op beroemde romans van Kafka en Flaubert presenteerde als tot mythische proporties opgeblazen jeugdherinneringen.
Zijn werk is een genot voor literaire puzzelaars, liefhebbers van ondoorgrondelijke en alle kanten uit meanderende dialogen en studenten Nederlandse letterkunde op zoek naar een scriptieonderwerp. Zelf studeerde ik in 1999 af op Brakmans door de Jack the Ripper-moorden geïnspireerde novelle Heer op kamer (1988), nadat ik in colleges over postmoderne literatuur had kennisgemaakt met zijn werk. Zonder die studie was ik daar vermoedelijk nooit mee in aanraking gekomen, en tegenwoordig wordt hij ongetwijfeld nóg minder gelezen dan twintig jaar geleden.
Een roman van Brakman kan een frustrerende leeservaring zijn: terwijl je geniet van zijn taalvondsten en wonderlijke gedachtesprongen, vraag je jezelf voortdurend af of je een paar bladzijden eerder iets over het hoofd hebt gezien.
Een van zijn vroegere boeken, Kind in de buurt (1972), gaat over de Haagse kunstenaar Jan Oud. Het verval is ingezet, zijn roem is tanende, hij wordt zwaarder en trager, en hij zit vast in een liefdeloos huwelijk. Hij lijkt pas weer op te leven als hij leest dat in de buurt een jong meisje is verdwenen.
De man bijt zich zodanig vast in de zaak – zo daagt hij de vader van het meisje uit voor een spelletje schaak en hangt hij rond op haar schoolplein – dat hij zichzelf langzaam maar zeker verdacht maakt. Zelfs de lezer begint zich af te vragen in hoeverre Oud te vertrouwen valt, en hoe het nu zit met de slordig dichtgegooide kuil in zijn tuin: ‘Hij keek ernaar maar geloofde het niet, steeds opnieuw dacht hij debielig: verdomd die is dicht, die is vol, die hebben ze volgegooid, nu en dan schichtig in het rond glurend alsof hij iemand hoopte te betrappen die op een afstandje de buik vasthield van het lachen.’

57. Het reizen vereist sterke zenuwen (2004)
Bob den Uyl (1930 – 1992)

Mensje van Keulen: Ik sla een verhalenbundel van Bob den Uyl (1930-1992) open en lees een eerste zin: ‘In het begin van dit jaar werd ik telefonisch door een meneer van de Belgische radio uitgenodigd in Brussel iets positiefs over zijn land te komen zeggen.’ Vooruit, nog een: ‘Een kennis van me, Alex Vreugdenberg geheten, had een nieuwe motorboot gekocht.’
In 2004 werd de Bob den Uylprijs in het leven geroepen, en sinds 2011 verscheen jaarlijks (tot 2015) in een kleine oplage het Bobschrift. Maar wie leest nog Bobs geestige, melancholieke, zwart-humoristische, hilarische verhalen over reizen, drank, zinloosheid, België, angst, Rotterdam, ergernissen, ja, wat niet al?
Zijn boeken zijn nog antiquarisch te verkrijgen. Wie nooit iets van hem heeft gelezen, kan rustig elk van zijn boeken aanschaffen. De titels spreken voor zich: Het menselijk kunnen staat voor niets, Gods wegen zijn duister en zelden aangenaam, Opkomst en ondergang van de zwarte trui. Lees Bob!

Lees verder:

Lees hier de editie van 2017:

Lees hier de editie van 2016: