Spring naar de content
bron: ANP/Erik van 't Woud

Joodse huizen en de paradox van de multiculturele samenleving

Vorige week verscheen deel vier van Joodse Huizen, een serie boeken over de huizen waarin Joden tot het begin van de Tweede Wereldoorlog hebben gewoond, en na de oorlog niet meer.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Max Pam

In de synagoge van de Joods Liberale Gemeente hield Max Pam een inleiding, waarin hij uitlegde waarom hij in de Christiaan de Wetstraat in Amsterdam-Oost is geboren. Na afloop kwamen, tot zijn verbazing, verschillende generatiegenoten naar mij toe om te vertellen dat ook zij in de Christiaan de Wetstraat waren geboren of hadden gewoond, schrijft hij.

Joodse HuizenToen Frits Rijksbaron, een van de samenstellers van Joodse Huizen, mij de serie Joodse Huizen overhandigde en ik de inleiding las bij het eerste deel, was er meteen een schok van herkenning. Daarin wordt verteld dat Frits bij de koop van zijn huis in 1980 niet alleen de eigendomsbewijzen mocht ontvangen – teruggaand tot 1886 toen het huis werd gebouwd – maar dat hij ook in het bezit was gekomen van een akte van rechtsherstel.

Na enig onderzoek ontdekte hij dat zijn zojuist verworven pand behoorde tot de 21.661 Amsterdamse huizen die nog in het begin van de Tweede Wereldoorlog bewoond waren door Joden en hun families.

Daarmee was het idee geboren om de verhalen en geschiedenissen te boekstaven van de vroegere bewoners dezer huizen. Voor zo ver dat mogelijk was natuurlijk, want 62.000 Joodse Amsterdammers zijn niet meer teruggekomen.

Wat in de inleiding onvermeld blijft, maar wat ik toch even moet vertellen, is dat Frits het huis heeft kunnen kopen, omdat hij destijds honderdduizend euro had gewonnen in de loterij. Sommige mensen hebben nu eenmaal al het geluk van de wereld. Ik moet dit vertellen, omdat ik twintig jaar later – maar nu door hard werken, ik zeg het er even bij – een soortgelijk huis heb kunnen kopen, niet ver van dat van Frits, in het verlengde van zijn straat.

Ook ik kreeg bij de koop, behalve de originele blauwdrukken, een overzicht van de vorige eigenaren. Mijn huis, gebouwd in 1905, is in het totaal van zijn geschiedenis zo’n tien keer verkocht en telkens werd het ietsje duurder, met uitzondering van de koop in 1941, toen het werd bewoond door een huisarts met een Joodse naam. Ineens was de prijs gehalveerd, zo zag ik in de stukken.

Het kostte me niet veel moeite me voor te stellen wat er was gebeurd, maar uitgezocht heb ik het nooit. De koop van dit huis behoorde tot mijn persoonlijke wederopbouw en om naar het verleden te kijken, had toen niet mijn prioriteit, zoals dat heet. Die levenshouding had ik van mijn vader geleerd.

Dat veranderde enigszins toen ik ontdekte dat ik niet alleen in een zogenaamd Joods Huis woonde, maar dat ik ook in Joods Huis was geboren. Ik ben ter wereld gekomen in de Christiaan de Wetstraat. Die ligt in Amsterdam-Oost en maakt deel uit van de Transvaalbuurt, een deel van de stad dat door mijn vader – toen wij eenmaal verhuisd waren naar De Pijp – werd omschreven als ‘een gribusbuurt’.

Kun je nagaan.

Christiaan de Wet, was een selfmade generaal, een houwdegen die in de Tweede Boerenoorlog had gevochten en voor wie in 1921 op de Veluwse zandvlakte van het Kröller-Müller Museum een monument is neergezet, ontworpen door de beeldhouwer Joseph Mendes da Costa.

Joodse Huizen
Raamposters op een woonhuis aan de Keizersgracht refereren aan de voormalige Joodse bewoners tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam. Beeld:

Tot na de oorlog vonden daar nog bedevaarten plaats, met als doel de sibbekundige verwantschap tussen Nederlander en Afrikaner te benadrukken. Heden ten dage kun je het daar maar beter niet meer over hebben, want voor je het weet gaat zo’n kunstwerk op de schop, net als het Van Heutz-monument.

In feite bestaat de Christiaan de Wetstraat uit een complex van 38 etagewoningen en twee winkels. Het werd in 1929 gebouwd door Harry Elte, een leerling van Berlage. Net als Mendes da Costa kwam Elte uit een orthodox joods gezin. Op de ambachtsschool toonde hij zijn talent voor tekenen en meubelmakerij, en hierdoor aangemoedigd deed hij auditie bij Berlage.

Door het grote aantal Joden dat toen in Amsterdam woonde, waren er ook flink wat Joodse architecten in de stad actief. Van hen was Elte de meest succesvolle. Hij zou twaalf synagogen ontwerpen, waarvan die aan de Jacob Obrechtstraat de bekendste is. In 1942 werd Elte weggevoerd naar Westerbork en aldaar is hij te werk gesteld bij de bouwtechnische dienst. Van Berlage tot Barakken, zo luidde kort gezegd zijn carrière. Bijna twee jaar later volgde deportatie naar Theresienstadt, waar hij stierf aan longontsteking.

Mijn vader had meer geluk dan Elte, al kwam hij berooid uit de oorlog. Hij bezat geen geld, geen huis en zelfs geen adres. De woning in de Rivierenbuurt, waar hij in de jaren dertig noodgedwongen met zijn ouders had gewoond – de Hunzestraat 35 II – werd na zijn terugkomst uit de onderduik opengedaan door een wildvreemde man in een sjamberloek die mijn vader als de zijne herkende. De man speelde onnozelheid en was beslist niet van plan plaats te maken.

De Hunzestraat 35, tweehoog, ik ben er onlangs nog langs gefietst. Potverdrie, vijf huizen verder, op de Hunzestraat 25 begane grond, wie woonde daar ook alweer? Was dat niet Miep Gies met haar man? En is Otto Frank na de bevrijding niet bij hun ingetrokken en heeft Otto daar niet voor het eerst het dagboek van zijn dochter gelezen? Gerrit van der Veen woonde trouwens om de hoek. Joodse huizen in Joodse buurt, maar toen na de dood van Miep Gies – wier meisjesnaam trouwens Hermine Santrouschitz luidde – werd voorgesteld om het naamloze parkje aan de Hunzestraat het ‘Miep Giesplantsoen’ te noemen, zei de verantwoordelijke ambtenaar: “Maar Miep Gies is toch geen rivier!”.

Tsja.

Joodse Huizen
Max Pams huis in de Christiaan de Wetstraat. Beeld:

Mijn ouders hebben elkaar ontmoet op de burelen van Het Parool, de verzetskrant die na bevrijding legaal werd. Mijn vader was journalist, mijn moeder stenotypiste, een beroep dat inmiddels is uitgestorven. En zo werd ik geboren niet in de Hunzestraat 25, tweehoog, maar in de Christiaan de Wetstraat 32, eenhoog. Mijn moeder kwam van het Noord-Hollandse platteland. Zij heette nota bene Hamstra.

“Jij bent de enige koosjere ham,” zou mijn vader later tegen mij zeggen.

Mijn ouders hadden die woning toegewezen, omdat opmerkelijk genoeg veel leeg stond in de Christiaan de Wetstraat. Ik herinner mij donkere kamertjes, een kerstboom die in brand vloog en de klassieke rijke oom uit Amerika, die met een opzienbarende slee op een zondagmiddag de straat kwam binnenrijden. Dat was de Guus Geluk van de familie, die Europa op tijd was ontvlucht. Ik herinner mij ook de kleuterjuffrouw van het schooltje om de hoek, die mij in haar warme armen nam en knuffelde.

Maar na een tijdje moesten wij weer verhuizen.

Waarom, vroeg ik mijn moeder.

Die antwoordde niet, maar ik merkte wel dat mijn vader zich op de een of andere manier niet thuis voelde in de Christiaan de Wetstraat. Het leek wel of de politie hem in die straat constant op de hielen zat. Bovendien wilden mijn ouders hoger op, naar een betere buurt, naar een huis met tenminste een douche. Ik, het onwetende kind, had daar geen behoefte aan. Ik voelde mij thuis in de Christiaan de Wetstraat als dorpskind in een dorp. De gang met mijn moeder naar het badhuis was mijn wekelijks uitje. In een cel met een granieten vloer kreeg je een regen van heet water over je uitgegoten. Dat was nog eens wat anders dan de houten tobbe in de keuken. Nog altijd kun je mij niet gelukkiger maken dan met een regenbui in de tropen.

We vertrokken toen ik zes was en nadien heb ik vele jaren niet meer aan de Christiaan de Wetstraat gedacht. Toch kon ik het niet laten af en toe een kijkje te nemen in mijn geboortestraat. In de loop der jaren is de straat even ingrijpend als onherstelbaar gerenoveerd. De huizen zijn goedkope koopwoningen geworden, voor zover huizen in Amsterdam nog goedkoop kunnen zijn. Van de verheffingsidealen die Harry Elte voor ogen stond – de arbeiders een goede huurwoning te bieden, is niet veel meer over.

De laatste keer dat ik door de straat reed, hadden de ramen kunststof kozijnen en waren er blauwe buitenpandige brievenbussen aangebracht. De nummering in de straat klopte ook niet meer. Toen ik een en ander in de archieven nazocht, begreep ik waarom mijn vader nooit in de straat heeft kunnen aarden. In de oorlogsjaren zijn heel wat Joden uit de Christiaan de Wetstraat weggehaald.

Het gezin van Mozes de Magtige bijvoorbeeld, op nummer 8. En het gezin Lehman Franschman op nummer 16. Ook verdwenen. Na de bevrijding mocht het toenmalige Bureau Huisvesting die vrijgekomen huizen verdelen onder degenen die het hadden overleefd. Nog levende Joden namen de plaats in van omgebrachte Joden, en dan hield je nog woonruimte over. Was dat niet handig?

Logisch, dat mijn vader daar weg wilde. Ik ben er ook niet meer geweest, toen ik dat eenmaal wist. Ja, toch, één keer. Voor de Amsterdamse zender AT5 bracht ik een keer met een televisieploeg een bezoek aan mijn geboortehuis. Onaangekondigd, want een budget om iets voor te bereiden was er niet. Ongeveer zoals in Man bijt Hond – mogen wij een vorkje met u mee prikken?

Ik hoopte op een gezellig gesprek met een toffe Amsterdamse huisvrouw, maar toen de cameraman vanaf de straat het raam van onze toenmalige huiskamer in het vizier nam, zwaaide de buitendeur plotseling open en renden twee Arabisch schreeuwende mannen naar buiten. Ik weet niet of het op dat moment tot mij doordrong dat het huis kennelijk werd bewoond door personen die geen pottenkijkers wensten, maar toen een van de mannen een mes trok, namen mijn cameraman en ik tegelijkertijd de beslissing om zo hard weg te hollen. Pas twee straten verderop kwamen wij hijgend te stilstand.

Met gemengde gevoelens kwam ik die middag thuis. De multiculturele samenleving blijft een probleem van paradoxen. Aan het oplossen daarvan kan deze serie Joodse Huizen misschien bijdragen. Hopelijk, laten wij dat hopen. We moeten wel.

In de boekenreeks Joodse Huizen proberen verschillende auteurs verhalen te verspreiden over het Joodse leven in Nederland zoals dat voor de Tweede Wereldoorlog bestond. Meer informatie vindt u hier